Politiek
Juristen kraken advies over SGP

De staat moet linksom of rechtsom de SGP zo ver zien te krijgen dat ze vrouwen op kieslijsten accepteert. Zo luidt kortweg het advies van de advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Juristen van naam kraken deze zienswijze.

Voogt: Eenheid in rechtspraak wenselijk
Voogt: Eenheid in rechtspraak wenselijk
De SGP ligt al jaren onder vuur van feministen die vinden dat de partij vrouwen discrimineert. Het Proefprocessenfonds Clara Wichmann heeft bij de rechtbank en bij het gerechtshof met succes een verklaring afgedwongen waarin staat dat de staat onrechtmatig handelt door de SGP ruimte te laten geen vrouwen op kieslijsten te plaatsen. Volgens de procederende vrouwen en de rechterlijke macht is dat in strijd met het VN-Vrouwen­verdrag.

De staat en de feministen zijn tegen de uitspraak in beroep gegaan bij de Hoge Raad. De eerste omdat de uitspraak te ver gaat: de rijksoverheid wil zich niet met de interne gang van zaken van politieke partijen bemoeien. De feministen gingen in cassatie omdat ze de uitspraak niet ver genoeg vonden gaan. Ze eisen concrete maatregelen om de SGP aan te pakken.

De uitspraak van de Hoge Raad staat op de rol voor 26 februari. Drie weken geleden kwam een advies van de procureur-generaal naar buiten. Hij adviseert de Hoge Raad het oordeel van het gerechtshof grotendeels te volgen. Of het hoogste rechtsorgaan van ons land dat ook zal doen, daarover is niets te zeggen. Ongeveer in driekwart van de uitspraken volgt de raad zijn redeneringen, in de overige gevallen niet.

Op het advies van de procureur-generaal –dat is opgesteld door een advocaat-generaal die onder hem staat– valt op essentiële onder­delen af te dingen. Vijf juristen van naam fileren het advies op het punt van de ontvankelijkheid, de betekenis van het VN-Vrouwenverdrag, de reikwijdte van het begrip godsdienstvrijheid, de uitholling van het tolerantiebegrip en de strijdigheid met een uitspraak van de Raad van State.


„Eenheid in rechtspraak wenselijk”

„Onbevredigend en onwenselijk.” Mr. drs. S. O. Voogt, advocaat te Rotterdam, zou er moeite mee hebben als de Hoge Raad over de SGP-vrouwenkwestie tot een heel andere conclusie zou komen dan de af­deling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

De SGP heeft de afgelopen jaren twee verschillende rechtsgangen doorlopen (zie stroomdiagram). Uiteindelijk kwam de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in december 2007 tot de conclusie dat de SGP wél subsidie van het Rijk moet ontvangen. Een van de afwegingen daarbij was dat er geen sprake was van een inbreuk op het VN-Vrouwenverdrag, omdat de SGP zich kon beroepen op onder meer de godsdienstvrijheid. Het beschermen van pluriformiteit woog daarbij voor de Raad van State zwaar.

Volgens Voogt, die de SGP ver­dedigde bij de bestuursrechter en de civiele rechter, is het onbevredigend dat enkele weken na de uitspraak van de Raad van State het gerechtshof in Den Haag een heel andere afweging maakte. Door geen passende maatregelen tegen de SGP te nemen, zou de staat in strijd handelen met het VN-Vrouwenverdrag, aldus het hof.

„Als de Hoge Raad de redenering van het gerechtshof en van de advocaat-generaal volgt, ontstaat de wonderlijke situatie dat de hoogste civiele rechter een heel andere afweging van grondrechten maakt dan de hoogste bestuursrechter in vrijwel dezelfde zaak. Vanuit de eenheid in de rechtspraak is dat onwenselijk.”

De Hoge Raad staat volgens Voogt voor een heldere keuze, „namelijk het uitgangspunt te nemen in het beginsel van de non-discriminatie en dit als voorwaarde te noemen om als politieke partij te kunnen functioneren – zoals het hof en de advocaat-generaal doen. De Hoge Raad kan er ook voor kiezen om de klassieke vrijheden, mede in het belang van de pluriformiteit, zwaarder te laten wegen – zoals de Raad van State heeft gedaan.”

Dat de advocaat-generaal concludeert dat het gerechtshof geen verkeerde uitspraak heeft gedaan, zegt volgens Voogt nog niet alles over de uiteindelijke uitspraak. „In principiële zaken wijkt de Hoge Raad nogal eens af van het advies. Ik neem aan dat de Hoge Raad bij de uitspraak de eenheid in rechtspraak zwaar zal laten wegen.”


„Godsdienst­vrijheid inperken on-Nederlands”

„Dit is voor u, zonder u en over u.” Mr. dr. M. de Blois, hoofddocent rechtstheorie en rechtsfilosofie aan de Universiteit Utrecht vindt dat de procureur-generaal te ver ingrijpt in de vrijheid van godsdienst.

Na ampele overwegingen neemt de adviseur van de Hoge Raad de redenering van het gerechtshof over dat het vrouwenstandpunt van de SGP niet behoort tot de kern, maar tot de buitenste schil van de godsdienstvrijheid en dat het in bijzondere gevallen geoorloofd is dat de overheid ingrijpt in die buitenste schil.

De Blois, die zelf geen lid is van een politieke partij en niet tegen participatie van vrouwen in de politiek is, vindt dit on-Nederlands. „Dergelijke inbreuken passen niet in de Nederlandse traditie van de rechtspraak: de rechter wordt hier scheidsrechter in godsdienstige zaken. De grote terughoudendheid die Nederlandse rechters hebben als het gaat om religie, wordt hier losgelaten.”

SGP-voorzitter Kolijn ervoer de uitspraak van het gerechtshof destijds als gewetensdwang. Immers de rechter gaat voor een politieke partij uitmaken wat wel en wat niet tot de kern van haar visie op godsdienst­vrijheid behoort.

De Blois kan daar wel inkomen: „Het ligt buiten de bevoegdheid van de rechter om uit te maken of de in de praktijk gebrachte visie op de rolverdeling tussen man en vrouw tot de kern dan wel tot de periferie van de op de Bijbel gebaseerde geloofsovertuiging behoort.”

Volgens de Utrechtse rechtsgeleerde is het advies van de procureur-generaal in zijn kern ook politiek-ideologisch geladen. Volgens hem moeten rechters daar verre van blijven.

„Merkwaardig”, noemt De Blois de redenering van de procureur dat de overheid de SGP linksom of rechtsom ertoe moet brengen om vrouwen op lijsten te plaatsen en dat de SGP zelf alle vrijheid behoudt om in volksvertegenwoordigende organen en daarbuiten te zeggen dat ze tegen deelname van vrouwen in de politiek zijn. Citaat: „Is het niet vreemd om van een partij te vragen zelf niet te leven naar de norm die men publiekelijk uitdraagt?”

De Blois voelt zich veel meer thuis bij de afweging die de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State maakte toen zij in het najaar van 2007 moest beslissen over de vraag of het terecht was dat de staat de subsidie van de SGP had ingetrokken. „De Raad overwoog toen –net als de staat tot dan steeds deed– dat er evenwicht gevonden moet worden tussen de eisen van het VN-Vrouwenverdrag, dat vraagt om participatie van vrouwen in de politiek, en de klassieke vrijheidsrechten van godsdienst en van vereniging.”

Volgens de rechtsdocent zou het zomaar kunnen dat de Hoge Raad de redenering van de procureur-generaal naast zich neerlegt en kiest voor dezelfde benadering als de Raad van State. „Ik werd in 2007 verrast door de wijze redenering van de Raad, dus wie weet.”


„Pluriformiteit bedreigd”

„Dit is de wereld op z’n kop.” Mr. dr. H. M. Th. D. ten Napel, docent staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden, zou het principieel onjuist vinden als de Hoge Raad de staat de opdracht geeft om effectieve maatregelen te nemen tegen de SGP.

Ten Napel legt uit dat grondrechten oorspronkelijk zijn bedoeld als bescherming voor individuen en groepen tegen ingrepen door de overheid. „Wat nu dreigt is dat de staat effectieve maatregelen moet gaan nemen tegen een vereniging, zijnde de SGP. Dat is nogal een inbreuk. Voor een dergelijke beknotting zijn grond­rechten niet bedoeld.”

De universitair docent voegt eraan toe dat de grondwettelijke vrijheden niet onbeperkt zijn, maar inperking van de pluriformiteit in het staats­bestel wil hij tot het uiterste beperken. „Als ik door die bril kijk, kan ik heel goed begrijpen dat de staat tot nu toe heeft afgezien van ingrijpen bij de SGP. Het VN-Vrouwenverdrag vraagt om het tegengaan van vrouwen­discriminatie, maar de overheid heeft ook te rekenen met andere belangen, zoals de vrijheid van vereniging en van godsdienst.”

De jurist erkent dat er sprake is van een spanningsveld tussen grondrechten, maar hij denkt dat er per saldo geen reden is voor ingrijpen. „Als je wat afstand neemt, denk ik dat er vanuit het oogpunt van non-discriminatie geen probleem is. Vrouwen kunnen terecht bij andere partijen en kunnen zelf partijen oprichten.”

De rechter moet zich naar het oordeel van Ten Napel in veel bochten wringen om tot een negatieve uitspraak voor de SGP te komen. „Bij veel overwegingen zijn kanttekeningen te plaatsen. En in gevallen waar veel twijfel bestaat, dient een rechter zich bescheiden op te stellen. De SGP is niet te vergelijken met de taliban en vormt geen bedreiging voor de rechtsstaat.”


„Verklaar feministen niet-ontvankelijk”

„Te zot voor woorden.” Prof. mr. J. M. H. F. Teunissen, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Open Universiteit Nederland te Heerlen, vindt het onbegrijpelijk dat de rechterlijke macht het Proefprocessenfonds Clara Wichmann ontvankelijk verklaart in de SGP-vrouwenkwestie.

De feministen zeggen op te komen voor het algemeen belang en voor de democratische rechtstaat, maar volgens Teunissen is dat helemaal niet het geval. „Het eigenbelang van de private organisatie wordt verklaard tot algemeen belang en dat vervolgens tot het belang van iedere burger. Het is in ieder geval niet mijn belang waarvoor ze opkomen en ook niet dat van de SGP-vrouwen.”

Teunissen vindt het „onaanvaardbaar dat volwassen SGP-vrouwen worden behandeld als onmondige kinderen of als bezitters van –wat Marx ooit noemde– een verkeerd bewustzijn. De feministen willen deze vrouwen –met dwang– van iets bevrijden dat ze zelf niet als beknellend ervaren.”

Wat Teunissen, die het SGP-standpunt over vrouwen zelf niet deelt, steekt, is dat de procureur-generaal het onderscheid tussen privaat en publiek recht niet zwaarder laat wegen in zijn advies. „Het verdwijnen van het onderscheid tussen beide vormen van recht is hét kenmerk van totalitaire staten.”

Teunissen wijst verder op een uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 oktober 2008. Die bepaalde dat organisaties die niet meer dan „procedeerclubs” zijn niet langer ontvankelijk worden verklaard. Daaronder viel bijvoorbeeld ook de club waartoe de moordenaar van Pim Fortuyn behoorde, de Vereniging Milieu-Offensief. „De organisatie kijkt alleen of boeren en veehouders de vereiste vergunningen hebben en spant vervolgens procedures aan.” Omdat het Proefprocessenfonds Clara Wichman een organisatie is die vooral actievoert tegen de SGP zou het volgens Teunissen in de rede liggen dat de Hoge Raad dezelfde redenering gaat volgen.

Als dat niet gebeurt, ontstaat volgens de hoogleraar de ongewenste situatie dat procedeerclubs niet meer bij de bestuursrechter terechtkunnen, maar wel bij de civiele rechter. „Alleen diegenen die rechtstreeks in hun belang zijn geschaad, zouden een beroep mogen indienen. Ik zou het echt te zot voor woorden vinden als de Hoge Raad het proefprocessenfonds ontvankelijk verklaart.”


„VN-verdrag bijt SGP niet”

„De SGP discrimineert geen vrouwen.” Prof. mr. C. A. J. M. Kortmann, emeritus hoogleraar staatsrecht en bestuursrecht aan de Radboud Universiteit Nijmegen, is snel klaar met het verwijt van de feministen dat de SGP vrouwen achterstelt omdat ze geen plaats kunnen krijgen op een kieslijst.

Volgens artikel 7 van het VN-Vrouwenverdrag moet de staat passende maatregelen nemen om discriminatie van vrouwen in het politieke leven uit te bannen. „Je kunt daartegenover zetten dat de overheid ook andere belangen moet beschermen, zoals de vrijheid van godsdienst en vereniging. Dat deed de Raad van State. Maar stel nu dat iemand die redenering niet overneemt en vindt dat artikel 7 onverkort toegepast moet worden. Wat betekent dat dan voor de SGP?”

„Niets”, zo antwoordt Kortmann op zijn eigen vraag, want „de SGP discrimineert geen vrouwen. Dit VN-verdrag bijt de SGP niet.” De redenering is eenvoudig: „Vrouwen die zich aanmelden als lid van de SGP doen dat op vrijwillige basis. Als ze dat doen worden ze niet gediscrimineerd; omdat ze lid worden van de partij zijn ze bereid zich te houden aan de regels die de partij heeft over de plaats van vrouwen. Niemand dwingt vrouwen om lid te worden van de partij. Zouden ze zich echt gediscrimineerd voelen, dan zouden ze zich aansluiten bij een andere partij of een proces tegen de partij starten. Tot nu toe is er geen SGP-vrouw te vinden die dat doet. De SGP-vrouwen ervaren dus geen discriminatie.”

Het zou volgens de emeritus hoogleraar anders liggen als de partij een monopoliepositie zou bezitten en er voor vrouwen geen andere mogelijkheid zou zijn dan om zich aan te sluiten bij de partij. Maar dat is bij de SGP niet het geval.

Om zijn stelling dat de SGP niet discrimineert te onderbouwen, noemt Kortmann het voorbeeld van een gemeentelijk zwembad waar normaal gesproken mannen en vrouwen samen gebruikmaken van het bad. „Stel nu dat er wordt besloten op een bepaald tijdstip alleen mannen en op een ander tijdstip alleen vrouwen toestemming te geven om te zwemmen, worden dan vrouwen gediscrimineerd als er alleen mannen zwemmen en omgekeerd? Ik dacht van niet. Op andere tijdstippen zijn er volop mogelijk­heden om gemengd te zwemmen. Zo is het ook in de politiek.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer