Het is niet in de laatste plaats aan de neocalvinisten Kuyper en Bavinck te danken dat Calvijns naam nu nog genoemd wordt, betoogde prof. dr. George Harinck donderdagmiddag in een lezing over ”Calvinisme als exportproduct” in het kader van de Nationale Calvijnweek aan de VU. Hij legt uit waarom hun theologie op dit moment zo populair is buiten Nederland. Een samenvatting.
Het calvinisme kwam omstreeks 1550 via Calvijns brieven en publicaties naar de Nederlanden. Daar was toen onder invloed van de moderne devotie en ook van doopsgezinden en lutheranen al een behoorlijke Reformatiebeweging werkzaam. Het calvinisme werd er, behalve vanuit Genève, ook gevoed vanuit vluchtelingengemeenten als in Londen en Emden.
Het calvinisme was dus een importproduct, maar wel de enige van de Reformatiebewegingen die hier te lande kerk en staat hervormde. Dat bleek een sterke combinatie. Al spoedig ging de in 1581 gevormde Republiek een belangrijke rol spelen in het internationale calvinisme, met als institutioneel hoogtepunt het gastheerschap van Dordrecht van de internationale synode van calvinistische kerken in 1618/1619.
Bloei en invloed ten spijt was toch nooit helemaal duidelijk wat calvinisme inhield. Dat begint al bij Calvijn zelf, die geen theologisch systeem bood, en gaat door bij de kerken die zich wel bonden aan confessies, maar niet aan Calvijn. De verdeeldheid in de gereformeerde kerk voorafgaand aan de synode van Dordrecht en de beweging van de Nadere Reformatie vormen een duidelijke illustratie van uiteenlopende interpretaties ten aanzien van wat Calvijn of het calvinisme voorstond.
Calvinisme kon zo gemakkelijk identiek worden aan twist, en geholpen door het slechte imago van Calvijn bij niet-calvinisten (die waren er in ruime mate in de Republiek) kwam het in een slechte reuk te staan en hield een beschaafd mens er afstand van.
Dat het calvinisme in het Nederland van de negentiende eeuw weer opdook in het publieke debat is in dit licht verrassend. Calvijn kreeg een herkansing met zijn befaamde (maar als het om Genève gaat ook beruchte) tandem van kerk en staat. Een reden voor de herkansing is de sterk op de bronnen gerichte theologiebeoefening van de negentiende eeuw; een andere is de behoefte aan een nieuwe kijk op de verhouding tussen kerk en staat na de scheiding van beide die de Franse Revolutie had gebracht.
Nieuwe interpretatie
Hier moeten de namen van Abraham Kuyper en Herman Bavinck genoemd worden. Zij waren aan de Leidse universiteit geschoold in een positieve kijk op Calvijn als theoloog van de vrijheid. Deze interpretatie had meer met de 19e-eeuwse kijk op de Reformatie te maken dan met Calvijn zelf. Maar voor Kuyper en Bavinck vormde het de impuls om Calvijn opnieuw te interpreteren. Twee begrippen staan bij hen centraal: het in Leiden geleerde begrip van vrijheid en het begrip cultuur.
In het hart van deze opvatting van Calvijn stond de soevereiniteit van God, die de overheersing van de een over de ander uitsloot. Vertaald naar hun eigen tijd betekende dit de vrijheid van de burger ten opzichte van de staat en een vrijheid van de ene maatschappelijke kring ten opzichte van de andere. Met de leus ”Een vrije kerk en een vrije school in een vrije staat” sloten zij aan bij een samenleving die zich bezig was te emanciperen van de staat en een bevolking die zichzelf wenste te ontplooien.
Dit ”christelijk liberalisme” werd gecombineerd met een optimistische visie op de cultuur. Bij Calvijn lazen Kuyper en Bavinck niet alleen dat de wereld onder het beslag van de zonde lag, maar ook dat God de wereld niet aan het verderf had overgegeven. Maar terwijl Calvijn deze goedgunstigheid benoemde als reden om zich tot God te keren en het menselijk bestaan als pelgrimage typeerde, legden Kuyper en Bavinck deze positieve notie uit als een opdracht om de cultuur niet links te laten liggen, maar in christelijke zin te beïnvloeden.
Vanuit deze notie moet de opmerkelijke Nederlandse traditie van christelijk onderwijs, christelijke politiek, christelijke pers en vakbondswezen verklaard worden. Niet de kerk -waarvan het lidmaatschap in navolging van Calvijn aan duidelijke criteria gebonden werd- maar de christelijke organisaties gingen het gelaat van de samenleving christelijk bijkleuren. Het was een treffend antwoord op de secularisatie van de samenleving die met de Franse Revolutie was ingezet.
Dit calvinisme in een nieuw jasje -neocalvinisme- trok de aandacht. Kuyper en Bavinck werden rond 1900 uitgenodigd om in de Verenigde Staten lezingen te houden. Emigranten in de 19e eeuw en na de Tweede Wereldoorlog namen het neocalvinisme mee in hun bagage.
Geen tegenstelling
Maar de export van het neocalvinisme naar niet-Nederlandse afnemers dateert van de laatste decennia. In landen als Zuid-Korea en de Verenigde Staten werd in eerste instantie de theologie van Kuyper en Bavinck ontdekt. Ze werd herkend als een toepassing van het calvinisme voor de moderne, geseculariseerde samenleving. Hun theologie voorkwam een terugtrekken van christenen uit de samenleving, maar moedigde hen aan juist in de moderne wereld te participeren. Moderniteit en orthodoxie vormen geen tegenstelling, leren Kuyper en Bavinck.
In recenter tijden is er buitenslands ook aandacht gekomen voor de samenlevingsvisie van Kuyper en Bavinck, met name in de Verenigde Staten. In zekere zin bevindt de Amerikaanse samenleving zich in de fase waarin de Nederlandse samenleving zich bevond ten tijde van Kuyper en Bavinck. De Amerikaanse samenleving was lange tijd christelijk, tot ze medio 20e eeuw seculariseerde. Christenen trachtten daarop de situatie terug te draaien, maar dat bleek een vruchteloos streven.
In deze omstandigheden viel de aandacht op het neocalvinisme, dat de secularisatie van de samenleving zonder morren had aanvaard, onder voorwaarde dat het publieke domein pluriform zou zijn: vrij toegankelijk voor iedere overtuiging. Dit klonk sommige Amerikaanse denkers die bemerkten dat het publieke domein gedomineerd werd door secularisten als muziek in de oren. Het onlangs geuite protest tegen het christelijke karakter van de plechtigheid rond de ambtsaanvaarding van de aankomende president Barack Obama en het streven om het gebed te verbannen uit openbare scholen, zijn er voorbeelden van.
Het failliet van deze samenlevingsstructuur werd geïllustreerd in de sociale zorg van Amerikaanse overheden. Die bereikte maar 10 procent van de behoeftigen. Hoewel allerlei levensbeschouwelijke organisaties veel beter functioneerden, konden deze geen aanspraak maken op overheidsgeld omdat ze niet neutraal waren. De presidenten Clinton en Bush hebben de deur opengezet voor een ander systeem, wat de laatste betreft onder meer gebaseerd op het gedachtegoed van het neocalvinisme.
De bedoeling is dat de overheid bij subsidieverstrekking niet langer let op het levensbeschouwelijke karakter van de zorgorganisatie, maar op de effectiviteit van de hulpverlening. In de staf van de regering-Bush werkten mensen die de publicaties van neocalvinisten onder handbereik hadden, en de president zelf heeft op de betekenis van het gedachtegoed van Kuyper gewezen.
Karl Barth
Een uitvloeisel van deze belangstelling is de oprichting in 2002 van het Abraham Kuyper Center aan Princeton Theological Seminary, een van de belangrijkste theologische opleidingsinstituten in het land. Daar bevindt zich ook een uitstekende bibliotheek inzake het neocalvinisme, met onder meer de meest complete collectie van Kuypers werken - vanuit Nederland geëxporteerd. Princeton reikt ook jaarlijks een Kuyper Prize uit - in 2004 aan Balkenende.
In Princeton bestond vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw een sterke belangstelling voor de theologie van Karl Barth. Maar in het licht van bovengenoemde samenlevingsproblematiek bood Barth te weinig soelaas. Zoals een docent te Princeton samenvatte: „Als je God wilt prijzen, kan Barth goede diensten bewijzen, als je iets wilt doen in deze wereld heb je Kuyper nodig.” Inmiddels werken in Amerika tientallen studenten aan een masterscriptie of proefschrift over het neocalvinisme.
Van recente datum is de export van een nieuw product van het neocalvinisme: de ”Gereformeerde dogmatiek” (1895-1901) van Bavinck. Het bekendste werk tot nu waren Kuypers in 1898 te Princeton gehouden lezingen over het calvinisme, die onmiddellijk in een Engelse vertaling verschenen en later in nog zes ander talen.
Het boek krijgt geduchte concurrentie van Bavincks ”Reformed Dogmatics” (2003-2008). Hoewel dit werk eerst een eeuw na verschijning in zijn geheel in het Engels op de markt is gebracht, is de belangstelling verbluffend. De evenwichtige behandeling van de gereformeerde dogmatiek, met veel aandacht voor de geschiedenis van de dogma’s, die in Nederland deze dogmatiek reeds boven andere in onze taal deed uitsteken, gooit hoge ogen bij Engelstalige lezers. Het boek is op vele seminaries verplichte lectuur.
Dankzij deze vertaling dringt Bavincks product ook elders ter wereld door. Opmerkelijk is dat dit boek het vooral goed doet in Zuid-Amerika. Daar maakt het protestantisme (met name de pinksterbeweging) een spectaculaire groei door en op de seminaries van dit jonge protestantisme voorziet Bavincks dogmatiek in een behoefte. Niet dat ze daar nu allemaal neocalvinist worden, maar Bavincks evenwichtige en orthodoxe dogmatiek biedt wel de theologische bagage die de eigen traditie (nog) niet in huis heeft.
De export van veel Nederlandse producten mag dan in deze tijden van crisis stagneren, het lijkt of die van het neocalvinisme pas goed op gang begint te komen. Calvijn hield niet van het woord calvinisme, maar het is niet in de laatste plaats aan de neocalvinisten Kuyper en Bavinck te danken dat zijn naam nog genoemd wordt in de 21e eeuw.
De auteur is hoogleraar geschiedenis en directeur van het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme aan de Vrije Universiteit.