Geschiedenis heeft geen gezag
Respect voor het verleden is belangrijk voor christenen, maar mag er niet toe leiden dat ze zich door de geschiedenis laten gijzelen, betoogt drs. Bart Wallet. De vraag is of zij werkelijk de keuzes maken waar het in de 21e eeuw op aankomt.
Wie kent ze niet: de domineesportretten in consistories en de predikantenborden in kerken. Je zou ze als de reformatorische variant kunnen zien van wat katholieken de apostolische successie noemen: de keten van predikers die de traditie aangeven waarin de huidige voorganger staat. Deze genealogieën van plaatselijke gemeentes geven aan hoe belangrijk het verleden is voor gereformeerde Nederlanders. Er wordt een link gelegd met het verleden, met de Reformatie of met de Afscheiding, en dat verleent legitimatie aan de eigen gemeente.Hoe belangrijk dat is, viel me afgelopen jaar op in de nasleep van de christelijke gereformeerde synode. In de media werd een discussie gevoerd over bepaalde besluiten, waarbij de een claimde dat zijn positie historisch de oudste papieren heeft in het kerkverband en dus onverminderd gehandhaafd diende te worden, terwijl de ander betoogde dat er vanouds meerdere visies naast elkaar bestonden en er daarom ook nu ruimte voor diversiteit moet zijn. Los van de precieze kwestie: beiden riepen het verleden als gezagsinstantie te hulp. De situatie in het kerkverband na 1834 werd kennelijk gezien als bepalend voor het heden.
Dit voorbeeld valt gemakkelijk te vermenigvuldigen. Ik las onlangs dat een hersteld hervormde gemeente eenzelfde bord met predikers tot de Reformatie ging maken als de hervormde gemeente even verderop in haar gebouw heeft hangen. Binnen de Gereformeerde Gemeenten zijn de preken van de eerste generatie predikanten inzet van het gesprek over de bandbreedte van de huidige prediking. Verontruste vrijgemaakten noemen de toenadering tot de Nederlands gereformeerden een verloochening van de kerkstrijd in de jaren zestig.
We kunnen ons echter afvragen of deze omgang met het verleden wel zo vruchtbaar is. De geschiedenis ontneemt ons immers op deze manier een stuk onbevangenheid en vrijheid om te handelen. Keuzes die onze voorouders hebben gemaakt, ontnemen ons de mogelijkheid om nu een andere afweging te maken. Daarnaast, en belangrijker, ligt er de vraag of het theologisch wel houdbaar is om het verleden zo veel gezag toe te kennen.
Het luistert nauw. Want enerzijds is de omgang met het verleden een sterk punt van de gereformeerde gezindte. Mensen die de geschiedenis van de kerk met een pennenstreek terzijde schuiven, zijn niet alleen naïef en gedoemd het verleden over te doen, maar ontkennen ook dat de Heilige Geest de kerk de eeuwen door heeft geleid. Zoals de kerk op dit moment is, is niet buiten de leiding van Gods Geest omgegaan.
Tegelijkertijd mag dit respect voor het verleden er niet toe leiden dat wij erdoor gegijzeld worden. Wij zijn niet geroepen om trouw te zijn aan de zeventiende of negentiende eeuw, aan de keuzes die onze voorouders destijds hebben gemaakt. Onze roeping is om nú kerk te zijn. In die zin staan wij voor de vraag of wij trouw zijn aan onze eigen tijd, of wij werkelijk de keuzes maken waar het op aankomt in de 21e eeuw.
Het verleden is voor de kerk daarom uiteindelijk geen gezagsinstantie. Dat is slechts het Woord van God, dat niet alleen onze eigen tijd, maar ook ons verleden onder kritiek plaatst. Dat Woord biedt echter naast oordeel ook belofte. Wij zijn geroepen het oordeel en de belofte voor onze eigen tijd op het spoor te komen en dat te verkondigen.
De lutherse ”vader van de geschiedeniswetenschap” Leopold von Ranke heeft dat goed gezien: ”Iedere tijd staat onmiddellijk voor God”, zei hij in een poging om aan het verleden áls verleden recht te doen, dat niet te beoordelen met kennis achteraf, maar van binnenuit te verstaan.
Eschaton
Wat Ranke voor het verleden zei, kunnen we ook voor het heden zeggen: ook onze tijd staat onmiddellijk voor God. Daarom zijn we geroepen onze tijd serieus te nemen en daarbinnen gehoorzaam te zijn in de navolging van Jezus.
De uiteindelijke identiteit van de kerk ligt niet in haar verleden, maar in de toekomst. Die is immers, zoals Paulus schrijft, verborgen met Christus in God. De kerk leeft niet van haar verleden, maar vanuit haar toekomst. Zij strekt zich uit om steeds meer te lijken op Christus, in de wetenschap dat pas in het eschaton haar identiteit ten volle geopenbaard zal worden. In het hier en nu leeft ze vanuit die hoop en wordt ze opgeroepen om steeds meer te worden wat ze is: lichaam van Christus, bestaande uit een grote verscheidenheid aan mensen - ook in historisch perspectief.
Ondertussen komt op die manier het verleden weer terug. Want de mensen uit het verleden zijn evenzeer onze broeders en zusters als zij die nu naast ons in de kerkbanken zitten. Zij bieden zich aan als gesprekspartners en kunnen ons inspireren. Zij zijn in zichzelf geen gezagsinstantie, maar kunnen door de manier waarop zij destijds antwoorden hebben gezocht op de vragen van hun tijd, ons tot een voorbeeld zijn. Zo kunnen we met de wind van het verleden in de rug, vol verwachting voor de toekomst, dienen in het Koninkrijk van God.
De auteur is historicus en verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en de Katholieke Universiteit Leuven. Dit is het vierde deel in een serie waarin scribenten een onderwerp bespreken dat volgens hen de laatste tijd onderbelicht bleef.