Opinie
CDA gegijzeld door integratiedebat

De Tweede Kamerfractie van het CDA miskent de problemen rond de integratie van moslims in de Nederlandse samenleving, stellen Harry van der Molen en Geert Meijering. Zij zien een schone taak voor de christendemocraten om hun traditie in het integratiedebat aan de man te brengen.

28 April 2008 09:10Gewijzigd op 14 November 2020 05:47
„Moslims zullen hun eigen cultuur kritisch tegen het licht moeten durven houden. Onze rechtsstaat moet ook het dak worden waaronder zij leven en dat ze ook van harte helpen ondersteunen. Alleen dan kunnen zij zich op een duurzame manier organiseren in sch
„Moslims zullen hun eigen cultuur kritisch tegen het licht moeten durven houden. Onze rechtsstaat moet ook het dak worden waaronder zij leven en dat ze ook van harte helpen ondersteunen. Alleen dan kunnen zij zich op een duurzame manier organiseren in sch
Het politieke debat rond integratie is gegijzeld. Niet alleen de toon en de voorstellen komen vrijwel exclusief uit de koker van de populisten. Ook hele partijen laten het onderwerp links liggen. De CDA-Tweede Kamerfractie is een van de gegijzelden in het populistische integratiedebat en doet er het zwijgen toe. Dat zou electoraal handig kunnen zijn, omdat het dan als vanzelf ánderen zijn die hun vingers eraan moeten branden. Of het zou kunnen zijn dat het CDA gewoonweg het antwoord schuldig moet blijven op de vragen die op hen afkomen. Beide mogelijke redenen zijn even teleurstellend als zorgwekkend.

Vooralsnog bewierookt de fractie vooral de besluiten van het vorige kabinet zoals de verplichte inburgering en het boerkaverbod. Als christendemocraten heb je echter de plicht én de bagage om het integratiedebat op een fundamenteler niveau te voeren. Er is genoeg bagage aanwezig binnen het huidige CDA om aan dat heldere standpunt richting te geven. De fractie zou allereerst lering kunnen trekken uit de standpunten van haar eigen politiek leider, Jan Peter Balkenende.

In zijn boek ”Anders en Beter” in 2002 breekt Balkenende een lans voor het debat dat op dit moment wordt gevoerd: „Dit debat moet gaan over (…) de vraag of we door een eenzijdige nadruk op openheid en tolerantie niet de grondbeginselen van onze samenleving op het spel zetten.” Een dergelijke uitspraak staat haaks op het mantra dat er vooral gesproken moet worden over de gemeenschappelijkheden tussen de verschillende bevolkingsgroepen.

Balkenende schetst het nog scherper: „Ook de problemen rond de integratie van allochtonen (…) duiden op spanningen in de samenleving en de cultuur. Deze kunnen niet afgedaan worden met de positieve verwachting dat het binnen enkele generaties zich wel zal oplossen.” Het lijkt er dus op dat de Kamerfractie zich met haar mantra ”respect” blindstaart op Wilders en daarmee het debat vernauwt tot de toon die wordt aangeslagen. Daarmee laat ze zich gijzelen en dwaalt ze bovendien af van de politieke lijn zoals Balkenende die zag.

Paulus
Waar moeten we het dan over hebben? Balkenende was net een paar maanden premier toen hij in Middelburg een toespraak hield. Als opmaat naar een interessant punt dat hij daar maakte, gebruikte Balkenende het Bijbelgedeelte Handelingen 17, waarin de apostel Paulus tot de inwoners van Athene spreekt over hun polytheïstische samenleving. Balkenende noemt Paulus in zijn toespraak een „lichtend voorbeeld” wat betreft de benadering van het gesprek tussen mensen met een verschillende religieuze en culturele achtergrond: „Respect voor anderen gecombineerd met zekerheid over je eigen identiteit is de beste manier om met anderen het gesprek aan te gaan.”

De Kamerfractie lijkt te blijven steken bij de eerste drie woorden. De nadruk die de premier legt op de zekerheid over je eigen wortels is ver te zoeken. Vooral de combinatie van twee uitgangspunten kan christendemocraten helpen het integratiedebat te benaderen.

Allereerst is er het gegeven dat onze rechtsstaat verankerd is in een joods-christelijke traditie. In die rechtsstaat is onder meer de scheiding van kerk en staat fundamenteel. Dit is geen product van de verlichting alleen, maar het idee is terug te voeren op Luther en Augustinus en: „Geeft den keizer wat des keizers is en Gode wat Gods is.”

Een tweede punt is dat christendemocraten religieuze diversiteit moeten erkennen. Deze erkenning moet meer zijn dan een oppervlakkige constatering, maar komt voort uit het besef dat religies verschillen. Die wetenschap moet christendemocraten behoeden voor de naïeve gedachte dat een succesvolle integratie van de islam in onze cultuur probleemloos zal verlopen door alleen maar te kijken naar de overeenkomsten. Christendemocraten moeten zich bewust zijn van de verschillen, het maatschappelijk debat hierover aanjagen en daarmee de waarde van de verschillen bepalen.

Tegelijkertijd mogen zij hierin, in tegenstelling tot de populisten, nooit blijven hangen. Zeker christendemocraten hebben de plicht om te zoeken naar een consensus. Hoe wij het immers ook wenden of keren, we dienen alles te doen om onze samenleving zo leefbaar mogelijk te houden. Daarom zullen de verschillen tussen de joods-christelijke en islamitische traditie altijd getoetst moeten worden aan de basisprincipes van de scheiding tussen kerk en staat en het erkennen van religieuze diversiteit.

Dak
In de afgelopen eeuwen hebben diverse geloven en tradities vreedzaam in ons land geleefd met boven hun hoofd het dak van onze rechtsstaat. Doen alsof de meer recente confrontatie met de militante islam niet uniek is, is een miskenning van de situatie. De laatste jaren is regelmatig gebleken dat de scheiding van kerk en staat en het erkennen van religieuze diversiteit deze islam van huis uit vreemd zijn. Christendemocraten wacht een schone taak om hun traditie aan de man te brengen.

Tegelijkertijd zullen moslims hun eigen cultuur kritisch tegen het licht moeten durven houden. Onze rechtsstaat moet ook het dak worden waaronder zij leven en dat ze ook van harte helpen ondersteunen. Alleen dan kunnen zij zich op een duurzame manier organiseren in scholen, verenigingen en moskeeën. Dat zijn de grenzen waarin een open en weerbare multiculturele samenleving van de grond kan komen.

Over een multiculturele samenleving zonder die inbedding sprak Balkenende in 2002 heldere woorden: „In die zin is de multiculturele samenleving dus niet iets om naar te streven. Er zal weer inhoud gegeven moeten worden aan Nederlandse normen en waarden en cultuur. Dat is een opdracht voor nieuwkomers, maar nadrukkelijk ook voor onszelf.” Misschien zou het CDA vooral moeten luisteren naar die laatste drie woorden die zijn leider in 2002 uitsprak.

De auteurs zijn respectievelijk voorzitter en vicevoorzitter van het CDJA, de jongerenorganisatie van het CDA.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer