Varkentje geloven of zelf kijken
Kinderboeken zijn er in honderden soorten en maten, kleuren en smaken. De één nog spannender dan de ander. Maar zijn ze ook geschikt om waarden en normen aan kinderen over te dragen? En zo ja, op welke manier kan een auteur dat het beste doen? Een gesprek met kenner van het genre, dr. Piet Mooren uit Tilburg. „Wees niet betweterig, maar laat kinderen morele dilemma’s zien.”
Er ligt een dood vogeltje op het gras. Als je het ziet, wat doe je er dan mee? Geef je er achteloos een schop tegen, of ga je het begraven? Met zo’n geval, beschreven in een verhaal van Max Velthuijs, kunnen kinderen tijdens het spelen te maken krijgen. Morele dilemma’s, noemt dr. Piet Mooren een situatie waarin ze dan een keus tussen goed en kwaad moeten maken. Een keus die appelleert aan hun gevoel voor rechtvaardigheid.Op een stoel in zijn Tilburgse werkkamer staat een plastic tas, gevuld met prentenboeken over de Tweede Wereldoorlog. In die tas komen twee belangrijke thema’s van Moorens onderzoek bij elkaar. Hij publiceerde diverse studies over Tilburg en Noord-Brabant tijdens de oorlog. Zijn proefschrift gaat over de rol van prentenboeken bij leesbevordering van jonge kinderen.
Als docent aan een pabo kwam Mooren destijds intensief met jeugdliteratuur in aanraking. Hij ontdekte het belang van goede prentenboeken. „Bij kinderen loopt het technisch leesniveau niet altijd parallel met het levensbeschouwelijk niveau. Ze hebben soms al met de dood te maken terwijl boeken daarover pas later komen. Prentenboeken kunnen in zo’n geval een belangrijke rol vervullen. Die bieden de mogelijkheid om grote thema’s -geboorte, dood, liefde, lijden- al op heel jonge leeftijd aan de orde te stellen.”
Smerige vreemdeling
Een „buitengewoon aardig voorbeeld” van waarden en normen in kinderboeken ziet Mooren in het werk van Max Velthuijs. „Velthuijs werkte in de Tweede Wereldoorlog aan de tekenacademie in Arnhem. Op de radio hoort hij Hitler over de Joden spreken. Hitler heeft het over ”ratten”. Daartegen komt Velthuijs in verzet. Met de Jodenhaat wil hij niets van doen hebben, en ratten vindt hij juist zulke leuke beestjes, met hun staartje en kraaloogjes. Hij tekent graag ratten. Zijn boek ”Kikker en de vreemdeling” is op deze ervaring gebaseerd. Als varkentje met het oog op rat tegen de andere dieren zegt: „Er zit daar een vieze, smerige vreemdeling”, roept dat de vraag op: wat doen de anderen? Geloven ze varkentje, of gaan ze eerst zelf poolshoogte nemen, voordat ze zich een mening over rat vormen?”
Volgens de docent aan de Tilburgse universiteit gaat het in kinderboeken om dit soort dilemma’s. „Ik heb Velthuijs een vernieuwer van de fabel genoemd”, zegt Mooren, die onderzocht hoe kinderen van verschillende culturele achtergrond op Velthuijs’ verhalen reageren. „Velthuijs heeft het opgeheven vingertje vervangen door het dilemma, waarmee hij kinderen meteen confronteert.”
Zelf schreef Velthuijs ooit over zijn manier van werken: „Wat je niet moet doen, vooral niet, is denken: ”nu ga ik iets voor kleine kinderen maken” en dan je niveau enige toeren terug draaien, op je knieën gaan liggen om het gelijke niveau van kinderen te hebben. Dat is nergens voor nodig. Integendeel, het is slecht en het is vals ook. Bovendien zien kinderen het als je niet eerlijk bent. Kinderen zijn mensen. Ze zijn wat kleiner dan wij maar ze zitten precies hetzelfde in elkaar. Ze hebben dezelfde problemen als wij: verdriet, pijn, maar ook vreugde en lol. Dus waarom zullen we nou moeilijk doen en iets voor kinderen bedenken? Kinderen zijn we zelf.”
Volgens Mooren geven de fabels van Velthuijs volop ruimte aan het ontluikende morele besef bij jonge kinderen. „Het gaat bij hem in feite om de werken van barmhartigheid die we kennen uit de joods-christelijke traditie. Dat bleek tijdens een expositie bij het 150-jarig bestaan van de Fraters van Tilburg in 1995. Naast de panelen van de Meester van Alkmaar hingen evenzovele prenten uit het werk van Max Velthuijs die dezelfde deugden van naastenliefde illustreerden: hongerigen te eten geven, dorstigen laven, vreemdelingen herbergen, naakten kleden, zieken bezoeken, gevangenen bevrijden en doden begraven. De morele verbeelding van de moderne meester Velthuijs bleek nauw verwant aan die van de klassieke Meester van Alkmaar. „Tjoh, jullie zijn die deugden met de paplepel ingegoten”, zei Velthuijs tegen de Fraters. „Ik heb dat als agnost allemaal zelf uit moeten vinden.””
Bidden
Hetzelfde ”liefdesgebod” vindt Mooren ook bij de kinderboekenschrijver Guus Kuijer terug. „In het getij waarin we leven, vind ik het bijzonder hoe Kuijer zijn eigen godsdienstige opvoeding verwerkt”, stelt de Tilburgse onderzoeker. „Kuijer wil van de calvinistische God van de angst af, omdat hij gezien heeft dat z’n vader gestorven is in angst of het wel goed zou gaan met hem in die andere wereld. Daarvoor in de plaats treedt bij Kuijer de God van de liefde. In zijn boek ”Ik ben Polleke hoor!” gaat Polleke samen met een vriendinnetje aardappels poten op het graf van opa als leeftocht. Polleke spreekt daar ook een eigen gebed uit. Voor sommige mensen is zo’n gebed tegen het zere been, maar ik zou zeggen: Kuijer heeft de ongelovige afvallige kinderen van Nederland weer op hun manier leren bidden. Hij heeft ingezien dat bidden bevrijdend kan zijn.”
In ”Het boek van alle dingen”, in 2005 bekroond met de Gouden Griffel, beschrijft Kuijer hoe de 9-jarige Thomas opgroeit in een protestants milieu in de jaren vijftig. Met behulp van een buurvrouw weet hij de angst voor zijn tirannieke vader te overwinnen. Thomas stuurt de plagen van Egypte op zijn vader af, om hem respect te leren krijgen voor vrouwen, kinderen en zwarten. Is het niet begrijpelijk dat veel gelovigen moeite hebben met dit soort taferelen? Mooren, relativerend: „Wat kun je nu beter hebben dan dat mensen moeite hebben met je boeken? Juist verhalen waar weerhaken in zitten, zetten mensen aan het denken. Ik vind Kuijers boeken buitengewoon knap, in de manier waarop hij godsdienst verwerkt. Alles wat met straf, eeuwig vuur en dergelijke te maken heeft, moet eruit worden gehamerd. Het spoort niet met de vrijheid van de mens, maar is een vorm van geestelijke terreur.”
Dat de gebeden van Kuijers personages oneerbiedig zijn, kan Mooren niet beamen. „Mensen die dat vinden, zouden eens op cursus moeten. Kinderen spelen dingen na die met het geloof te maken hebben, daarin zijn ze authentiek. Is dat oneerbiedig? In de verhalen van Annie M. G. Schmidt trouwen Jip en Janneke op een gegeven moment met elkaar. Ze huren de beer in om hun huwelijk in te zegenen. Fiep Westendorp tekent dan een beer op een trappetje, met een slabber als toga aan. Even later komt moeder een krentenbroodje brengen. Nee, orthodox is het niet. Het zijn voorbeelden van geseculariseerde sacraliteit.”
Naastenliefde
Mooren, die zelf het rooms-katholieke milieu van zijn jeugd achter zich liet, kent de orthodox-protestantse wereld van nu slechts zijdelings. „Ik was ooit op een beurs met alleen maar christelijke uitgevers. Ik heb me zitten verbazen hoeveel christelijke uitgevers je nog hebt, het aantal vond ik ongelooflijk. Diverse oud-studenten van mij werken bij van huis uit rooms-katholieke uitgevers. Je ziet een opmerkelijke revival van christelijke kinderboekjes. De sfeer is steeds een beetje hetzelfde: er worden Bijbelverhalen voorgelezen, aan tafel wordt gebeden, en vloeken is taboe. Het is een eigen wereldje.”
Desondanks heeft Mooren de indruk dat in christelijke kring „vitaal gediscussieerd wordt door mensen die het staatsrecht en hun Bijbel goed kennen.” Wel vindt hij het belangrijk dat men in staat is de eigen nestgeur te overstijgen. „Je moet ook proberen God te vinden op plaatsen waar Hij officieel niet wordt waargenomen. Kijk, als het gaat over waarden en normen, is naastenliefde een heel belangrijk gebod. Maar hoe kun je over naastenliefde praten, als je je alleen in eigen kring blijft opstellen? Hoe gaan christelijke auteurs met andere levensbeschouwingen om? Komen er bijvoorbeeld ook moslimkinderen in de christelijke boekjes voor? Het gaat er maar om dat je je eigen missionaire gelijk op een goede manier afweegt tegen andere waarheidsclaims, en dat je je niet bij voorbaat opsluit in eigen kring.”
Naam: Piet Mooren
Leeftijd: 64 jaar
Woonplaats: Tilburg
Functie: universitair docent aan de faculteit der letteren, Universiteit Tilburg
Belangrijke titels:
”Oorlog onderweg. Tilburg in de Tweede Wereldoorlog” (Tilburg 1994).
”Langs de lange Lindelaan. Opstellen over jeugdliteratuur en leesonderwijs” (Den Haag, 1998).
”Het prentenboek als springplank. Cultuurspreiding en leesbevordering door prentenboeken” (Dissertatie Nijmegen, 2000).
”Moeilijk lezen Makkelijk Maken. De veelzijdige zwakke lezer” (redactie samen met Jeanne Kurvers, Leidschendam, 2002).
”De Tweede Wereldoorlog als moreel ijkpunt” (redactie samen met Helma van Lierop-Debrauwer, Leidschendam, 2005).