Het Licht doorgeven aan jonge mensen
Het Licht met een hoofdletter. Dat wil de 80-jarige schrijfster Rina Hoogerwerf-Holleman doorgeven in haar boeken. „Ik hoop dat jonge mensen jaloers worden op het geloofsleven van personen in mijn boeken. Vol gebrek doe ik mijn werk, maar met een biddend hart.”
Op een tafel in haar appartement in het centrum van Driebergen-Rijsenburg staat een stapel boeken. Ruim een halve meter hoog. In totaal veertig banden. ”Het hoge huis van Sion” ligt op ”Abdoel Pamuk wint!”. Ergens in het midden steekt de bruine kaft van ”Het verachte en onedele” naar buiten, nét onder ”Het kerstfeest van Arendje en Barendje”. De naam van Hoogerwerf-Holleman staat op alle ruggen, een mix van jeugdboeken en werken over het gezelschapsleven.Voorlopig is de schrijfster, die onlangs haar tachtigste verjaardag vierde, nog niet uitgeschreven. „Zolang de Heere mij nog de krachten ervoor geeft. Ik ben bezig met een boek dat aansluit op ”Stillen in den lande”. Daar doe ik momenteel onderzoek voor, want het speelt zich af in de tijd van de Afscheiding in de 19e eeuw.”
Herinneringen
Het was 26 jaar geleden haar jongste zoon Wouter die Hoogerwerf-Holleman aan het schrijven zette. „Hij was tien jaar en wilde graag dat ik steeds opnieuw verhalen over de Tweede Wereldoorlog vertelde. In die bange tijd, de hongerwinter, heb ik bij een familie in Rijssen gewoond. In Rotterdam, waar ik destijds woonde, was te weinig voedsel. Ik vertelde hem over mijn belevenissen. Op den duur begon het me te vervelen dat ik ze steeds weer moest vertellen. Ik heb het verhaal uitgewerkt en ingesproken op een cassettebandje.”
Hoogerwerf liet de uitgewerkte versie aan haar man zien. „Hij zei: „Dat moet je naar een uitgever sturen.” Dat deed ik. Zes weken later lag de eerste druk van ”Oorlogsherinneringen” in de winkel, iets wat ik nooit had verwacht.”
Na het eerste boek volgde het verzoek van de GezinsGids om een vervolgverhaal te schrijven. Tientallen boeken volgden.
Veel gegevens put de auteur uit haar herinneringen. „Jarenlang was ik geen prater. Ik luisterde vooral naar de verhalen van anderen. Ik pakte bij wijze van spreken de informatie in. Tijdens het schrijven pak ik ze uit.” Ze wijst naar een boek: ”Meer dan ene zegen”. „Dat gaat over een oud-tante van mij. Zij was een kind van God. Van mijn vader hoorde ik veel verhalen over haar. Lange tijd deed ik niets met die informatie. Totdat ik een foto van haar zag. Alles kwam weer naar boven en ik schreef er een boek over. Vooraf doe ik veel onderzoek. De feiten in mijn werk moeten kloppen. Door die feiten heen weef ik een fictief gedeelte, maar dan wel zo dat het in die tijd gebeurd had kunnen zijn.”
Ze illustreert het onderzoek met haar laatste pennenvrucht: ”Het hoge huis van Sion”. „De hoofdpersonen, het gezin Polderman, hebben een mosselkotter en redden drenkelingen na de watersnoodramp van ’53. Vooraf heb ik gecontroleerd waar ze voeren. De directeur van het Watersnoodmuseum controleerde alle gegevens. Hij leende ook veel foto’s uit die ik in het boek heb geplaatst.”
Hoogerwerf leerde zichzelf het schrijven aan. „Door het inlezen van verhalen voor blinden kreeg ik in de gaten hoe een verhaal moet worden opgebouwd: langzaam toewerken naar een climax.”
Dagelijks leven
Hoogerwerf probeert haar boodschap op een natuurlijke manier aan jongeren mee te geven. „Het zijn geen geestelijke boeken, ik streef er niet naar die te schrijven. Maar het gaat over het leven van alledag.” Stellig: „De hoofdpersonen staan gewóón in de maatschappij. De boodschap laat ik dan bijvoorbeeld door een opa of oma meegeven. Het moet niet belerend overkomen. Lezers moeten kunnen meeleven met de personen in het boek. Kinderen begrijpen het gewone leven.”
Wat die boodschap is? „Ik hoop dat jonge mensen jaloers worden op het geloofsleven van personen in mijn boeken. Vaak zegt een predikant: Ga naar een kind van God. Dan vragen die kinderen: „Waar kan ik zo iemand vinden?” Zelfs een predikant moet dan soms het antwoord nog schuldig blijven. Ik heb nog meegemaakt dat er gezelschappen waren waarin mensen in alle gebrek en eenvoud iets konden vertellen over het werk dat de Heere God aan hun harten had gedaan.”
Hoogerwerf wil haar lezers ook nog een andere boodschap meegeven. „Gezag. Het draait in deze tijd om: ik vind en dat is het. Vroeger bepaalde de maatschappij de norm. Jongeren luísterden naar ouders, naar leerkrachten op school en naar de overheid. De meester en de juf hadden veel te vertellen. Nu neemt de jeugd een loopje met hen als ze niet uitkijken.”
Ook het thema zelfoverwinning speelt een centrale rol in haar boeken, aldus de schrijfster. „Een mens wil niet. Maar het gaat erom dat-ie buigt. Voor z’n naaste en uiteindelijk voor God. Het gaat er niet om: wat ík wil. Maar wat Gij wilt. M’n moeder zei altijd: „Als je het nou verliest, dan heb je het juist gewonnen.” Het staat zelfs in Gods Woord: „Die zichzelven overwint is sterker dan hij, die een stad inneemt.” We moeten de ander geen klap teruggeven, maar leren hem te vergeven.”
Hoogste doel van het schrijven is jonge mensen het Licht met een hoofdletter te laten zien. „Uiteindelijk draait het om de verheerlijking van Gods naam. Ik hoop dat mijn boeken tot zegen mogen zijn voor de naaste.”
Uitgeput
Als een brandend vuur in haar binnenste, zo omschrijft Hoogerwerf het schrijven. „Soms put mij dat vreselijk uit. Ik heb meegemaakt dat het verhaal eruit móést. Soms zat ik een dag zo te werken dat ik de drie erop volgende dagen niet kon werken.” Lachend: „Ik heb wel eens gekscherend gezegd dat het verhaal over de weduwe van Putten mij werkelijk heeft uitgeput.”
Ondanks de energie die het haar kost, ervaart Hoogerwerf het schrijven als een zegen. „Vroeger was ik de kleinste, de minst gezondste. De Heere geeft mij een gezegende oude dag. Veel van mijn generatiegenoten zijn weggevallen en ik mag nog redelijk gezond zijn voor mijn leeftijd. Elke keer geeft de Heere opnieuw kracht om te schrijven. Soms denk ik: „Nu ben ik uitgeschreven, dan bid ik: Heere mag ik nog één boekje schrijven? Elke keer word ik niet beschaamd.”
Dit is het tweede deel in een serie over normen en waarden in de jeugdliteratuur. Woensdag deel drie.
Naam: Rina Hoogerwerf-Holleman
Leeftijd: 80 jaar
Woonplaats: Driebergen-Rijsenburg
Belangrijkste titels:
”Oorlogsherinneringen” (1982)
”Stillen in den lande” (1985).
”Het gestolen jadje” (1998).
”Abdoel Pamuk wint!” (2001).
”Het hoge huis van Sion” (2008)
Genre: Historische jeugdboeken. In de meeste boeken van Hoogerwerf-Holleman speelt het gezelschapsleven uit de eerste helft van de vorige eeuw een belangrijke rol. Kinderen spelen in lang niet alle boeken de hoofdrol. Een aantal boeken heeft een tijdloos hoofdthema, bijvoorbeeld racisme en diefstal.
„Huib, wij bevaren allen de levenszee, die ons naar de eeuwigheid voert”, begint hij. „Alle dingen in dit leven zijn bij God bekend. Vele stormen gaan soms over ons hoofd. En dat kan alle kanten heen slaan, dat weet je. Vanmiddag sloeg ons schip ook vervaarlijk naar een kant. We gingen bijna overstag. En jouw levensscheepje, Huib, dreigt ook te verzinken. Je jongensdromen vergaan en het schijnt of er voor jou geen toekomst meer is. Wij hebben een Loods nodig, die ons voorgaat en geleidt. Ook jij, Huib, zoek het bij die God. Met hem aan boord varen we altijd veilig.”
Huib luistert beschaamd. Zijn gedachten zijn zo heel anders. Hij had juist gedacht om God vaarwel te zeggen. God en Zijn dienst. En als hij Jane kwijt is, dan kan het hem allemaal niet meer schelen. Huib, hij vaart door de wind. Geestelijk door de barre wind!”