Kruipen door de besneeuwde nacht
APELDOORN - Blauwe zwaailichten domineren het witbesneeuwde toneel. Duizenden automobilisten zijn vrijdagnacht gestrand. Sommigen liggen onder een deken in hun auto te slapen. Velen staren lusteloos voor zich uit. Een unieke nacht op de A50 bij Apeldoorn.
De maan schittert op de witte sneeuw, halftwee ’s nachts. Op de snelweg A1 richting Amersfoort sukkelt het verkeer inmiddels weer voort. Maar op de A50 van Apeldoorn naar Arnhem staan de auto’s en opvallend veel vrachtwagens bumper aan bumper. Het staat vast, muurvast.
Bij het benzinestation van Texacolangs de A50, vlak bij Beekbergen, was het niet eerder rond twee uur ’s nachts zo druk. Taxichauffeur Leo Duckers uit Maastricht komt met zijn Mercedes even bijtanken. Letterlijk en figuurlijk. Hij moest vrijdag met een passagier even op en neer naar Apeldoorn, maar dat heeft hij geweten.
„Dit heb ik nog nooit meegemaakt. In zeven uur tijd heb ik nu 30 kilometer gereden. Het is niet normaal. Gelukkig kregen we van mensen uit een Apeldoornse woonwijk koffie en een stroopwafel. Van hulpdiensten heb ik niets gezien. Gelukkig kunnen we het in de auto warm houden. Maar nu gaan we hier bij het benzinestation even wat drinken en eten halen.”
Brandweer
Tussen een schier eindeloze sliert van stilstaande personenauto’s en vrachtwagens lopen medewerkers van hulpdiensten ontspannen rond hun voertuigen. Een ploeg van de brandweer in Zwolle is hierheen gestuurd om waar nodig hulp te verlenen. Op een gegeven moment sloten ze op de A1 achter in de file aan. Dachten ze. „Na een poosje bleek dat er alleen maar zeven vrachtwagens stilstonden op de snelweg. De chauffeurs waren in slaap gevallen en hadden niet door dat het verkeer voor hen intussen weer was opgetrokken en al een heel eindje was doorgereden. De politie heeft de chauffeurs wakker gemaakt”, zegt een van de leden van het hulpteam.
Als er deze nacht in de file problemen ontstaan -onderkoelde reizigers, mensen met medische klachten of situaties van uit de hand gelopen spanning- zijn de hulpverleners paraat om de helpende hand te bieden. Van calamiteiten hebben ze om halftwee ’s nachts nog weinig gemerkt. Elders op de A1 zou een hoogzwangere vrouw om hulp hebben gevraagd, hebben ze vernomen. Van verdere bijzonderheden lijkt vooralsnog weinig sprake.
Aan een van hun andere taken zijn de hulpdiensten nog nauwelijks toegekomen. „We moesten koffie en dekens uitdelen, maar het is gewoon niet te doen. Er staan zo ontzettend veel mensen. Binnen de kortste keren waren we door de koffie heen”, zegt een jongeman van de brandweer. De auto’s voor hem trekken intussen langzaam op. Er komt even beweging in de nachtelijke file. De dames en heren hulpverleners springen in hun auto’s en sluiten aan in de rij. „We moeten verder.” Langzaam schuift de stroom blik iets op.
Rillend
De enorme file heeft één voordeel: het leed verbroedert, volgens Willem Lommen. „Wat dat betreft mag het vaker voorkomen.” Inmiddels heeft Lommen twee keer koffie gekregen. „Van buurtbewoners. Ze kwamen langs met thermoskannen heet water in een rugzak en zakjes oploskoffie.” Voedsel heeft de 52-jarige man niet nodig. „Ik heb nog een kilo drop aan boord.” Een brandweerman bonst op de ramen. Lommen kan een halve kilometer rijden, in de file.
In de kleine verkoopruimte van het Texacobenzinestation zoekt een Duits stel rond twee uur in de ochtend warmte en een snack. De keuze is beperkt; er liggen nog een paar kroketten en een kiphapje achter glas. De Duitsers zijn vrijdagochtend om tien uur uit Bremerhaven vertrokken om familie in Arnhem te bezoeken. Onderweg hebben ze naar schatting in totaal drie à vier uur stilgestaan. Verder was het grotendeels een kwestie van stapvoets rijden.
Op de parkeerplaats van het tankstation staat de donkerblauwe Opel Vectra van Herman van Goor. Zijn vrouw en kinderen, Patrick (11) en Kimberley (10), zitten in de auto te kleumen. Chelsey, een Golden Retriever, ligt voorin te hijgen. Het gezin uit Enschede is op weg naar het Brabantse Hapert. Van Goor: „We wilden een weekendje vakantie houden in een bungalow.”
Vanaf Enschede staan ze al in de file. Van Goor: „Vanmiddag om één uur zijn we vertrokken.” Hij stroopt zijn mouw op en kijkt op zijn horloge: „Het is nu halfdrie, we hebben al meer dan dertien uur gereden over 60 à 70 kilometer.”
Patrick loopt met zijn vader mee naar het tankstation om iets te eten en te drinken te halen. Hij is moe. „Ik heb een beetje geprobeerd te slapen. Maar dat lukt niet.” Zijn zusje ligt onder een felgele deken. „Gekregen van het Rode Kruis. Lekker warm.” Haar vader heeft nog geen idee wat ze doen met de deken na de reis. Van Goor: „In de auto laten liggen.” Lachend: „Voor een volgende keer.”
Voor taxichauffeur Leo Duckers duurde het nog wel even voor hij in Maastricht was. „Uiteindelijk was ik om halfzeven thuis”, meldt hij zaterdagavond. „In totaal heb ik zeven uur in de file gestaan. Op een gegeven moment ging het rijden, maar het was wel kruipen, kruipen en kruipen, met een gangetje van 10 kilometer per uur.”
Een groot knelpunt vormde de lichte glooiing in de snelweg bij Woeste Hoeve. „Daar liepen zware vrachtwagens vast. Zij moesten met bergingswagens over het heuveltje worden getrokken. Een eindje verder strandde ik in een berg sneeuw. Militairen hebben mij eruit geduwd. Uiteindelijk zijn we hortend en stotend verdergegaan. Gelukkig waren verderop de wegen wel goed gestrooid en konden we een beetje doorrijden”, zegt Duckers.
Nederland was slecht voorbereid op de enorme sneeuwval, vindt de taxichauffeur. „Het weer heeft blijkbaar iedereen overvallen.”