„Hij dacht dat hij zou sterven”
AMSTERDAM - Geschreeuw, rook en vuur. De Algerijn Mohammed, opgesloten in het cellencomplex op Schiphol, keek donderdagnacht de dood in ogen. Nu is hij in shock.
„Mohammed en zijn celgenoot hoorden gisterennacht een stuk of vijf harde knallen. Luidere knallen dan het geluid van een ontploffende aansteker. Vijf minuten later stond de boel in lichterlaaie”, vertelt de Amsterdamse advocaat mr. Freek van der Brugge. Hij is de raadsman van Mohammed, die op elk moment kon worden uitgezet naar Algerije. De advocaat hoorde donderdagmiddag zelf het verhaal van Mohammed en zijn celgenoot, die nu vastzitten op de bajesboot in Rotterdam.
In het gevangeniscomplex brak na de knallen paniek uit. „In de cellen begonnen mensen te schreeuwen en tegen de deur te schoppen. Het was verschrikkelijk, buitengewoon emotioneel. In de cel van Mohammed kwam rook naar binnen. Hij dacht dat hij zou sterven. Hij moest denken aan zijn partner en kindje hier in Nederland.”
Toen de Algerijn en zijn celgenoot werden bevrijd, zagen ze vreselijke taferelen. Van der Brugge: „Mensen liepen krijsend rond. Zwart, verbrand. Mohammed en zijn maat dachten een Surinamer tegen te komen. Later kwamen ze erachter dat het een blanke man was die zwart was geworden door de wonden.”
Mohammed en zijn celgenoot vertelden dat bewakers verschillend reageerden op het eerste onraad. Van der Brugge: „De bewakers leken niet eenduidig te reageren. Zo dacht een mannelijke bewaker dat de situatie niet zo ernstig was. Daarentegen vond een vrouwelijke bewaker dat de toestand wel gevaarlijk was. Zij zei: Geen gezeur, open die deuren. Mij is verteld dat die vrouw heldhaftig is opgetreden. Ze haalde met gevaar voor eigen leven mensen uit brandende cellen en is zelf ook gewond geraakt.”
Pijn
De celbewoners werden na hun bevrijding „opgejaagd” naar een nabijgelegen afdeling, vertelt de advocaat. „Net als schapen die naar een weiland worden gedreven. Dat ging in de sfeer van: Haal het niet in je hoofd om te ontsnappen. Ik bedoel dat niet per definitie negatief.”
Mohammed raakte bij de hevige brand gewond. Zijn celgenoot moest hem naar buiten slepen. „Mohammed zegt zelf dat zijn celgenoot zijn leven heeft gered”, zegt advocaat Van der Brugge. De Algerijn moest voor onderzoek naar het ziekenhuis en heeft nu een verband om zijn hoofd. Zijn kleren zijn door de vlammen aangetast.
In de visie van Mohammed en zijn redder is de brand niet aangestoken. Van der Brugge: „Toen ik die mogelijkheid tegenover hen opperde, zeiden ze: Absoluut niet.”
Van de kaart
Mohammed verkeert in een shocktoestand. Van der Brugge: „Toen ik hem gisteren bezocht op de bajesboot in Rotterdam, zei iemand van beveiligingsbedrijf Securicor: Kom maar naar binnen, want uw cliënt is niet in staat te lopen. In zijn cel lag Mohammed maar een beetje te knikken. Ik ken hem al jaren. Hij is uitgeput. Totaal van de kaart. Moet je je voorstellen: Je zit opgesloten, je ziet het gevaar aankomen en je kunt niet vluchten. Iets ergers kun je je toch niet indenken? De beelden van de brand staan de betrokkenen in hun geheugen gegrift. Typerend vond ik een uitspraak van Mohammeds celgenoot: De pijn van de mensen zit in mijn hart.”
Het is de Amsterdamse raadsman een doorn in het oog dat Mohammed en zijn celgenoot nu op de bajesboot beland zijn. „Ze vinden die boot vreselijk. Ze hebben het gevoel dat ze bekneld zitten. De sfeer is erg gespannen. Je leeft met vier man op een kamertje van ongeveer 6 bij 3 meter. Tussen de cellen loopt een smalle gang. En via een loopplank zul je de boot afmoeten. Als hier brand uitbreekt, vrees ik dat mensen in paniek elkaar onder de voet lopen.”
Over de deugdelijkheid van het cellencomplex op Schiphol heeft raadsman Van der Brugge zo zijn twijfels. „Optisch, zo aan de buitenkant, ziet het er keurig uit. Maar het is een soort bouwkeet, een prefabgebouw, een semipermanent gebeuren. Als je een deur dichttrekt, trilt het halve gebouw.” Ook voor de vakbekwaamheid van de medewerkers steekt de raadsman zijn hand niet in het vuur. „Ik klaag niet over de vriendelijkheid van het personeel, maar ik vraag me af of iedereen wel voldoende is opgeleid. Mijn indruk is dat er een groot verloop is. Er wordt veel met uitzendkrachten gewerkt.”