Opinie

SGP

8 September 2005 11:56Gewijzigd op 14 November 2020 02:55

Een ’boete’ van 8 ton per jaar - daar moet toch een stevig misdrijf aan voorafgegaan zijn. Die indruk kan ontstaan na de uitspraak van de rechter, woensdag, in het proces dat het Clara Wichman Instituut aanspande tegen de staat. De rechter sprak uit dat de Staat der Nederlanden niet een politieke partij mag subsidiëren zolang die vrouwen uitsluit als volwaardig lid.Inmiddels is duidelijk dat vanaf volgend jaar de SGP geen subsidie meer ontvangt. Zeker is echter dat de financiële kant van deze uitspraak, hoe bedroevend ook, de minst gevoelige is. Het gaat om een fors bedrag, maar als de nood aan de man komt, mag een principiële opstelling geld kosten en dat moet bijeen te brengen te zijn.

Waar de SGP ook niet direct bang voor hoeft te zijn, is dat ze in het politieke en publieke debat wordt vergeten. Al decennialang zijn de partij en haar aanhangers mikpunt van spot geweest, tot en met de vertekende weergave in de media, deze week. Maar als dat het gevolg is van het opkomen voor de Naam en het Woord van God, dan moet het hun een eer zijn daarvoor smaad te mogen ondergaan. Een uitspraak als deze zou in principe kunnen leiden tot een verdergaande uitsluiting of marginalisering. De SGP-politici hebben echter niet de uitstraling van een Janmaat, waarbij kamerleden massaal wegliepen als hij aan het woord kwam. SGP’ers hoeven niet direct te vrezen dat ze voor commissies of andere belangrijke functies gemeden worden.

De meeste pijn van de uitspraak van de rechter zit in het fundamentele karakter ervan. In zijn vonnis zegt de rechter dat de Staat der Nederlanden in strijd handelt met het Vrouwenverdrag. Dat is een verdrag van de Verenigde Naties, dat onder andere bepaalt dat landen alle mogelijke maatregelen moeten nemen om vrouwen dezelfde politieke mogelijkheden te bieden als mannen. Daarbij hoort niet alleen het actief kiesrecht, het kunnen stemmen, maar ook het passief kiesrecht: het gekozen kunnen worden in politieke functies.

Het betreffende verdrag is in de jaren tachtig door Nederland geratificeerd en tijdens debatten over dit verdrag en de Algemene wet gelijke behandeling is ook steeds het vrouwenstandpunt van de SGP ter sprake geweest. Tot nu toe heeft het kabinet altijd het standpunt ingenomen dat het Vrouwenverdrag niet strijdt met de wetgeving en dat de SGP het recht heeft vrouwen als lid te weigeren. Vrouwen in ons land mogen immers stemmen en wie niet op de kieslijst van de SGP terecht kan komen, mag dat elders proberen. Verder wenste de regering geen rangorde aan te brengen tussen de verschillende grondrechten: het discriminatieverbod is niet dominant ten opzichte van de vrijheid van godsdienst of de vrijheid van vereniging.

De indruk zou kunnen ontstaan dat de rechter woensdag die afweging wel heeft gemaakt en tot de conclusie kwam dat aan het discriminatieverbod het meeste gewicht toegekend moet worden. Dan zou er inderdaad een wissel om zijn. Hoe verhoudt zich het discriminatieverbod dan tot de vrijheid van onderwijs? En mogen kerken vrouwen nog uitsluiten van kiesrecht of zeggen dat de homoseksuele praxis zonde is? Uit het vonnis blijkt echter dat de rechter aan die weging niet is toegekomen en vindt dat zo’n rangorde feitelijk al in het Vrouwenverdrag begrepen is. Dat vraagt om nadere toetsing, want er zijn ook andere internationale verdragen die juist aan de vrijheid van godsdienst een groot gewicht toekennen. Morrelen aan de gelijkheid van de grondrechten betekent schudden aan de fundamenten van onze rechtsstaat. Dat is een hachelijke zaak, zo bleek ook uit de discussie over de vrijheid van meningsuiting na de moord op Van Gogh. Een meer fundamentele afweging moet aan de orde komen als de staat in hoger beroep gaat tegen deze uitspraak.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer