Weilanden, wind en water. En te midden van de weidsheid een heuvel met een bakstenen kerkje van bijna acht eeuwen oud. Dit is Marsum, een Noord-Groningse buurtschap van in totaal zeven boerderijen en een burgerhuis.
In Appingedam weet niemand te vertellen waar het naburige vlek ligt. Maar buiten het stadje wijst een goedlachse puber met een licht Gronings accent de weg. Het is maar 2 kilometer sturen naar ”Maarzm”, zoals de Groningers het noemen.
Na wat gekronkel door de weilanden duiken een paar boerderijen op. Een bordje wijst de weg naar de kerk, die aan een doodlopend pad blijkt te liggen. Langzaam klapwiekt een reiger voorbij. Die heeft alle tijd, dat zie je zo. Een koppeltje scholeksters scharrelt wat tussen het gras. En een kievit loopt verderop in het veld eigenwijs te wezen. Hier is rust.
”De kerkdeur is open” staat in witte letters op een plankje geschilderd. Hier kan dat nog. Kom daar in het westen van het land eens om. Een ijzeren hek geeft toegang tot de wierde, de heuvel waarop de kerk staat gebouwd. Een licht stijgend klinkerpaadje overbrugt het hoogteverschil van ongeveer 3 meter. Op de wierde -Friezen noemen zoiets een terp- staat een stevige wind. Hier waait het altijd, zeggen de omwonenden. Hoe kan het ook anders met een Dollard op nog geen 2,5 kilometer afstand. In de verte is de dijk te zien die het zeewater op veilige afstand houdt.
Het kerkje is van een ongekende eenvoud. Een kleine toren, romaanse ramen. Afmetingen van slechts 8 bij 21 meter. Om de kerk ligt een kleine, goed onderhouden begraafplaats die nog steeds in gebruik is. Alleen wie in de buurtschap woont, komt in aanmerking om er een graf te kopen.
Kloosterlingen uit het naburige Holwierda hebben het bedehuis in de tweede helft van de 12e eeuw gebouwd. Als locatie kozen ze heel bewust voor een wierde. Zo’n kunstmatig opgeworpen heuvel zorgde ervoor dat de kerkgangers ook bij hoogwater droge voeten hielden. De monniken wijdden hun bouwsel aan de heilige Mauritius.
De kerk is helemaal uit rode baksteen opgetrokken. Dat is bijzonder. In de provincie Groningen is dat bij maar drie kerken het geval. Het Marsumse kerkje is eenbeukig en heeft een inspringend halfrond gesloten koor. Het dak van dat koor is nog gedekt met holle en bolle pannen, de zogenaamde ”monniken” en ”nonnen”. Deze zijn zo zeldzaam dat bij een restauratie in 1950 de aannemer ze zelfs niet van hun plaats durfde te halen. De toren met het typisch Groningse zadeldak stamt uit dezelfde tijd als de kerk.
In een van de nabijgelegen Marsumse boerderijen woont Jan Dijkema. Vanuit zijn keuken heeft hij een prachtig uitzicht op de kerk. De veehouder in ruste vertelt op gemoedelijke toon alle bijzonderheden ervan. Door de jaren heen is hij verknocht geraakt aan zijn kerkje. Als klein ventje al liep hij eromheen te struinen. Samen met zijn vrouw Aaltje zit hij in de plaatselijke commissie van stichting Oude Groninger Kerken, die sinds 1981 eigenaar is van de kerk.
Kerkdiensten worden er niet meer belegd, daar in Marsum. Dijkema, die ouderling is van de protestantse gemeente in Appingedam, vindt dat jammer. „Voor de oorlog zat het kerkje vol. Maar ze zijn hier niet meer zo kerks. Wel is er vier keer per jaar een interkerkelijke evangelisatiedienst.”
De kerk vervult in ieder geval eenmaal per jaar een belangrijke sociale functie. „Dat is met oud en nieuw. Dan luiden we om twaalf uur de klok. Bijna alle buurtbewoners zie je dan de wierde op klimmen om bij de kerk te komen.”
Glimlachend: „En er is altijd wel iemand die een fles Beerenburg meeneemt. Da’s gezellig, ja.”
Dit is het derde deel in een serie artikelen over kerken en hun omgeving. In deze serie acht portretten van kerkgebouwen die gelegen zijn op bijzondere plaatsen. Volgende week donderdag deel 4.