Leider Voice of the Martyrs leert al 25 jaar van christen in Noord-Korea
Al zo’n 25 jaar stuurt ds. Eric Foley Bijbels naar Noord-Korea, waar het bezit ervan en het openlijk belijden van het christelijk geloof streng worden vervolgd. Dit maakt hem niet pessimistisch. Integendeel. „Meer Noord-Koreanen dan ooit lezen een Bijbel”, zegt hij opgetogen.
Pastor Foley ontvangt in een fraai pand in de wijk Seongbuk in de Zuid-Koreaanse hoofdstad Seoul, even ten zuiden van het lommerrijke Bukhansan National Park. Wandelweer is het echter niet deze woensdagmiddag, waarop het vriest met dubbele cijfers. Glibberend over de stoep bereikt de verslaggever de ingang van Voice of the Martyrs Korea (VOMK), de organisatie van Foley.
Foley geeft geen commentaar op lopende operaties, maar laat weten dat jaarlijks zo’n 40.000 Bijbels naar Noord-Korea worden gestuurd, „over land, over zee en door de lucht. We verspreiden het Woord ook via Koreaanstalige radio-uitzendingen. In twee derde van Noord-Korea is het effectiever om de Bijbel van hand tot hand te laten verspreiden.” VOMK richt zich ook op Chinese en Russische christenen.
Als jongeman was de tegenwoordige voorzitter van Voice of the Martyrs Korea (VOMK) helemaal niet van plan om naar Zuid-Korea te gaan en van daaruit het Woord van God te verspreiden naar Noord-Korea, dat al meer dan twintig jaar de koppositie inneemt op de Ranglijst Christenvervolging van Open Doors (met uitzondering van één jaar –2022– toen Afghanistan die plek bezette na de machtsovername van de Taliban). Dat hij hier nu toch zit, komt door een ongelukkig getimed bezoek, toen hij eind vorige eeuw nog in de Amerikaanse metropool Los Angeles woonde.
„Ik werkte toen voor een christelijke daklozenopvang, waarbij we ons ook richtten op een langetermijnprogramma om mensen weer te laten terugkeren in de samenleving”, legt Foley uit. Om veiligheidsredenen deelt hij zijn leeftijd niet. „Mijn specialiteit destijds was het organiseren van grootschalige evenementen voor christelijke organisaties.”

Een van die evenementen was een Thanksgivingdiner voor tienduizend daklozen – slechts een klein deel van de totale populatie van 80.000 mensen zonder woning in Los Angeles. Foley kreeg een telefoontje van het Zuid-Koreaanse consulaat met de vraag of een Zuid-Koreaanse bezoeker kon komen kijken hoe hij dat als non-gouvernementele organsiatie (ngo) oganiseerde, een organisatievorm die destijds nog goeddeels onbekend was in Zuid-Korea. „De timing kon onmogelijk slechter, met al het werk dat we op zo’n dag moesten doen”, lacht Foley. „Maar natuurlijk zei ik ja.”
Deze Park Won-soon keek mee en speelde met de gedachte om een soortgelijke organisatie voor daklozen op te zetten in zijn land. Foley vond een momentje om met hem om tafel te gaan zitten en schreef op een servetje hoe hij zo’n organisatie zou opbouwen en volgens welke structuur. „Hij nam het servetje mee naar huis en zette in Zuid-Korea de ”Beautiful Foundation” op, inmiddels de grootste organisatie die werkt met daklozen en mensen met lage inkomens”, zegt Foley. „Hij stuurde me zijn boek op, met een heel hoofdstuk over mij erin. Hij noemde me zijn mentor, terwijl ik hem maar één keer had ontmoet!”
Deze eerste Zuid-Koreaan die Foley ontmoette, zou van 2011 tot 2020 burgemeester van Seoul zijn. De tweede die hij trof, was zijn latere echtgenote Hyun-sook. „Ik wilde graag met haar trouwen en we waren allebei christen en ook heel geïnteresseerd in pastoraal werk”, zei Foley. „Alleen trouwden Koreanen toen zelden met niet-Koreanen. Toen ze het boek van Park zag, beloofde ik haar dat ze met mij nooit minder Koreaans zou worden.”
Waanzinnig idee
Een van de christelijke organisaties waarmee Foley destijds samenwerkte, was Voice of the Martyrs (VOM). Deze organisatie werd in 1967 opgericht door de Roemeense lutherse predikant Richard Wurmbrand (1909 – 2001), die in het destijds communistische Roemenië veertien jaar in gevangenschap zat vanwege zijn christelijke geloof. Met Voice of the Martyrs wilde Wurmbrand opkomen voor het recht van vervolgde christenen wereldwijd om hun geloof te belijden. Anno 2025 is de organisatie actief in zo’n zeventig landen, waaronder China, Rusland en Noord-Korea.
Tijdens een onderhoud met de toenmalige voorzitter van de Amerikaanse tak van VOM, kwam Foleys vrouw thee brengen. De voorzitter keek haar aan en vroeg of ze Koreaans was. „Jullie zouden ons werk voor Noord-Korea moeten gaan leiden”, zei hij spontaan. „Ik vond dat toen een waanzinnig idee, ik wist helemaal niets van Noord-Korea”, aldus Foley. Toch vertrokken ze naar Seoul en zetten ze een eigen, onafhankelijk opererende tak van VOM op, die inmiddels al een kwarteeuw Bijbels en preken naar Noord-Korea stuurt. Iedere afdeling opereert onafhankelijk. Stichting De Ondergrondse Kerk (SDOK) is de Nederlandse tak van Voice of the Martyrs.
Dat gebrek aan kennis van Korea verschafte Foley ook een zekere openheid en ontvankelijkheid, die uiteindelijk resulteerde in een succesvolle samenwerking. „Begin deze eeuw hadden we in China onze eerste ontmoeting met Noord-Koreaanse christenen, om simpelweg te vragen wat zij nodig hadden”, vertelt Foley, die nog maar eens benadrukt hoe weinig hij van Noord-Korea wist. „Ik vroeg hoe we voor hen konden bidden.” Toen de Noord-Koreaan antwoordde dat hij juist voor hem bad, was Foley in de war. „Ik kwam uit het land van rijke christenen en kon van alles voor hem regelen.”

Dat zei hij niet hardop, maar de Noord-Koreaan raadde zijn gedachten. „Dat is juist het probleem met Zuid-Koreaanse en Amerikaanse christenen. Jullie hebben zo veel geld en vrijheid dat jullie daar je vertrouwen in stellen”, aldus de Noord-Koreaan. „Wij daarentegen hebben geen geld en geen vrijheid, we hebben enkel Christus. En wat we hebben ervaren, is dat Christus voldoende is.”
Foley valt even stil. „Ik denk dat de meeste mensen een moment als dit maar één keer in hun leven krijgen – een ogenblik waarop alles wat je dacht te begrijpen, op zijn kop wordt gezet. Dit was dat moment voor mij.” Hij vervolgt: „Ik dacht dat de Heere mij en mijn vrouw had geroepen om onze talenten in te zetten om die arme, zielige Noord-Koreaanse christenen te helpen. Ik kwam er al snel achter dat de Heere ons juist wilde laten zien dat Noord-Koreaanse christenen zaken wisten die de rest van de wereld duidelijk vergeten zijn. Dat is eigenlijk het belangrijkste wat we de afgelopen 25 jaar hebben geleerd.”
Evengoed vroeg Foley wat de Noord-Koreanen nodig hadden en zij waren daar eenduidig over. „Zij willen de Bijbel en ander christelijk materiaal, verder niets. Dus dat geven we ze”, legt hij uit. „Daarnaast hebben wij zelf vanuit de Bijbel de plicht van God gekregen om Zijn Woord te verspreiden.”
Terug naar die lessen. „Wij in het Westen en ook in Zuid-Korea hebben een duidelijk idee van wat een kerk moet zijn. Het gebouw moet er ongeveer zo uit zien; een dienst ziet er zo uit en begint om die en die tijd. Het moet al die functies hebben, aan die eisen voldoen”, vertelt Foley. „Noord-Koreaanse christenen denken helemaal niet zo. Zij gaan er gewoon van uit dat de Heere hen elke dag mogelijkheden en uitdagingen biedt waarbij Hij enkel hun volledige vertrouwen op Hem verwacht. Zij hebben genoeg aan de Heere en Zijn Woord.”
„Mensen hebben een beeld van Zuid-Korea als van een zeer christelijk land en we zijn zeker gezegend”, vertelt Foley. „Het laatste jaar waarin het geloof in Zuid-Korea groeide, was echter 1989 – nu 36 jaar geleden. Dat is dus 36 jaar afname voor een christelijke gemeenschap, die gezegend is met ongelooflijk veel middelen.” Volgens hem toont dit aan dat Zuid-Koreaanse kerken op dit moment één ding moeten doen: luisteren, leren en lessen trekken – of, in goed Nederlands, herbronnen.

En het Noorden? „Dat heeft niet zulke middelen, maar is gezegend met een enorm groot vertrouwen in de Heere. Daar groeit de kerk wel, net als op andere plaatsen waar christenen vervolgd worden”, zegt Foley. „Christenen daar kijken niet naar een bepaalde vorm of strategie, maar passen zich aan de situatie waarin zij zich bevinden, wetende dat God daarin aan het werk is.”
Zelfs in coronatijd, toen veel kerken het moeilijk hadden, verdubbelde voor Foley ieder jaar het aantal Bijbels dat door Noord-Koreanen werd gevraagd. „Voor Noord-Koreaanse christenen staan het geloof en de Bijbel centraal en dat is iets waarvan christenen elders ter wereld kunnen leren.”
Foley benadrukt dat hij geen zendeling is, maar werkt voor een partnerorganisatie. „Wij vragen enkel wat onze christelijke, Noord-Koreaanse broeders en zusters nodig hebben en proberen dat zo goed mogelijk naar ze toe te brengen.” VOMK richt zich niet enkel op burgers in Noord-Korea, maar ook op Noord-Koreanen die (vaak als dwangarbeider) naar het buitenland zijn uitgezonden. „Onze organisatie groeide juist zo snel, omdat we niets van Noord-Korea wisten”, stelt Foley. Volgens hem worden andere organisaties vanuit een bepaalde strategie of overtuiging opgezet. „Onze enige roeping was dienen waar de Heere wil dat we Hem dienen, meer niet.”
In 2020 kwamen VOMK en Foley persoonlijk in aanvaring met de Zuid-Koreaanse justitie. Toenmalig president Moon Jae-in had de jaren daarvoor toenadering gezocht tot Noord-Korea en dictator Kim Jong-un. Om laatstgenoemde zo min mogelijk te grieven, kregen mensenrechtenorganisaties te maken met druk om hun activiteiten terug te schroeven. In 2020 werd een wet van kracht die verbood om welk materiaal dan ook naar Noord-Korea te sturen. VOMK ging echter door met het sturen van Bijbels zonder daar een geheim van te maken.
„Wij zijn altijd open over onze werkzaamheden en volgen daarin altijd de wet”, zegt Foley. „Maar we geloven ook dat, zoals geschreven staat, het Woord Gods niet gebonden is – en we zullen alles doen wat we kunnen om ondergrondse christenen in Noord-Korea te blijven helpen.” Foley werd ondervraagd door Interpol en aanvankelijk aangeklaagd, maar de aanklacht werd ingetrokken. Wel kan die opnieuw ingediend worden als Foley in de toekomst de wet in Zuid-Korea zou overtreden. De wet uit 2020 werd later door het Constitutioneel Hof ongrondwettelijk verklaard.
Uitsluitend Bijbels
Een Noord-Koreaan die op een door VOMK gestuurde Bijbel stuit, kan die meteen als zodanig herkennen. „We zorgen ervoor dat het volledig duidelijk is wat ze ontvangen en proberen hen niet te verleiden tot iets wat ze niet willen”, zegt Foley. Dit heeft natuurlijk met de veiligheid van de ontvanger te maken.
VOMK stuurt twee Bijbelvertalingen: degene die de Noord-Koreaanse overheid zelf heeft gemaakt, zodat het geen buitenlands product is. En daarnaast de vertaling van de Schotse zendeling John Ross (1842-1915), die in de 19e eeuw de allereerste Koreaanse Bijbelvertaling maakte. Die laatste vertaling staat dichter bij het huidige Noord-Koreaanse dialect. Deze inzichten gebruikt Foley ook wanneer hij via de radio preken naar Noord-Korea stuurt. „Als we preken van hedendaagse Zuid-Koreaanse predikanten sturen, snappen Noord-Koreanen daar niets van”, zegt Foley. „Daarom sturen we preken van de vroegste Koreaanse christenen, dat werkt wel.”
Foley maakt er al jaren een punt van dat zijn organisatie uitsluitend Bijbels naar Noord-Korea stuurt – en niets anders. Andere activisten die goederen de grens over sturen, zenden vaak geld, medicijnen, voedsel en buitenlandse media, zoals Zuid-Koreaanse popmuziek en films. „Stel je voor dat je sokken stuurt, met daarin een USB-stick waarop de Bijbel staat”, legt Foley uit. „Dan raapt een Noord-Koreaan die sokken op, want die wil hij. Maar hij wordt gestraft voor het oprapen van de Bijbel, die hij misschien helemaal niet wilde. Wij maken volstrekt duidelijk wat we zenden en willen dat mensen dit alleen maar oprapen, omdat ze de Bijbel willen lezen.”
Dat maakt het dus een veiligheidskwestie, niet alleen voor de Noord-Koreanen die de Bijbel ontvangen, maar ook voor andere hulporganisaties. „Christelijke activisten worden door de Noord-Koreaanse staat omschreven als terroristen”, stelt Foley. „Het zou dus gevaarlijk zijn als mensen die daar voedsel of medische hulp komen brengen, met ons samen zouden werken.” En dus houdt hij het bij één zending naar het Noorden: de Bijbel en niets anders – en laat hij de rest aan anderen over, al zijn er nog altijd geen buitenlandse humanitaire medewerkers welkom in Noord-Korea.

De dominee is kritisch op het sturen van buitenlandse films en series. „Je hebt een morele verantwoordelijkheid voor wat je zendt en veel groepen willen Noord-Korea bombarderen met buitenlandse informatie”, aldus Foley. „Maar informatie zonder context is slechts ruis.” Volgens hem proberen veel organisaties die dit sturen, Noord-Koreanen naar Zuid-Korea te laten vluchten, waar ze vrij kunnen zijn. „Maar kijk naar de cijfers: Zuid-Korea kent al een van de hoogste zelfmoordcijfers ter wereld, maar het percentage suïcides onder Noord-Koreaanse vluchtelingen ligt nog vele malen hoger”, vertelt Foley. „Dus de gevaarlijkste plek voor Noord-Koreanen is niet Noord-Korea, maar hier, in deze stad. Geloof me, ik ben naar meer uitvaarten geweest dan een persoon zou moeten bezoeken.”
Foley schat het aantal Noord-Koreaanse christenen momenteel op zo’n 60.000 tot 100.000, van wie circa 30.000 in strafkampen verblijven
De Bijbel biedt Noord-Koreanen dan ook alles wat zij nodig hebben, legt Foley uit. „De Bijbel biedt een ander model van menselijke waardigheid, ook aan hen die niet christelijk worden. Vanaf de eerste bladzijde stelt de Bijbel dat ik als mens waardevol ben, omdat God mij geschapen heeft. Dat is dus niet omdat ik loyaal aan of nuttig voor de overheid ben, zoals het Noord-Koreaanse regime stelt. Maar ook niet omdat ik geld heb of aantrekkelijk ben, zoals veel van de naar Noord-Korea gestuurde Zuid-Koreaanse tv-series uitdragen. Hoe kan dat laatste beter zijn dan de Noord-Koreaanse ideologie?”
‘Nepchristenen’
Dat die boodschap aanslaat bij Noord-Koreaanse christenen, blijkt wel uit hun favoriete Bijbelpassages. „Dat is nooit Johannes 3:16, maar eigenlijk altijd Genesis”, vertelt Foley. „Het leert ze hoe de Heere werkt en wat hun plek in de schepping is. We vinden het hartstikke goed dat er voedsel wordt gestuurd naar plekken in Noord-Korea waar dat nodig is. Maar weten wat je intrinsieke waarde als mens is, is iets waar geen enkele hoeveelheid eten tegenop kan.”
Foley schat het aantal Noord-Koreaanse christenen momenteel op zo’n 60.000 tot 100.000, van wie circa 30.000 in strafkampen verblijven. Er circuleren weleens hogere schattingen, maar die zijn volgens Foley het resultaat van de inzet van ‘nepchristenen’ door de Noord-Koreaanse staatsveiligheidsdienst, bedoeld om echte christenen op te sporen in Noord-Korea en in China. „De christenen die in kampen verblijven, worden vervolgd om hun geloof, maar op papier worden ze schuldig bevonden aan zaken als opruiing, spionage of misdaden tegen de staat.” Formeel ontkent Noord-Korea christenen te vervolgen; de Noord-Koreaanse grondwet garandeert geloofsvrijheid.
Zelfs deze verhalen en de plek die Noord-Korea inneemt op de Ranglijst Christenvervolging kan Foleys optimisme niet temperen. Bij een groot gebedsevenement in Seoul kwamen mensen naar hem toe om te zeggen dat ze elke dag bidden dat het Evangelie de Noord-Koreaanse burgers bereikt. „Dan zeg ik altijd: geprezen zij de Heere, want Hij verhoort jullie gebeden”, zegt Foley, die vervolgens doorgaans een verwarde reactie krijgt. „Ik vertel dan dat, toen we ons werk rond 2000 begonnen, de North Korea Human Rights Database (NKDB) schatte dat bijna 0 procent van de Noord-Koreanen een Bijbel had gezien. Het meest recente onderzoek toont aan dat dit tot zo’n 8 procent is gestegen – dat zijn 1,65 miljoen mensen! Meer Noord-Koreanen dan op welk moment in de geschiedenis ooit lezen nu een Bijbel .”