Evangelist Van Drunen neemt afscheid van Emmen: „Een stem, meer niet”
„Er is er maar Een Die de eer toekomt.” Met die woorden nam evangelist C. van Drunen zaterdagmiddag afscheid in Emmen.

Van Drunen werkte ruim 31 jaar op de evangelisatiepost van de Gereformeerde Gemeenten in de Drentse stad. „Gods goedertierenheden zijn zo oneindig groot”, zei de evangelist in zijn dankwoord. „Hij roept een gevallen mensenkind en maakt hem bekwaam. Hij heeft al die jaren doorgedragen. Wat een grote zegen dat er niets van de mens bij hoeft. Het gaat om de verheerlijking van Zijn Naam.”
Ds. M. Joosse (Barendrecht), voorzitter van het deputaatschap voor de evangelisatie, stond in zijn openingswoord stil bij Openbaring 2:12-17, Johannes’ brief aan Pergamum. In die stad vol afgoderij en goddeloosheid kampte een kleine gemeente met strijd van binnen en van buiten. „Ze had Christus’ Naam echter niet verloochend. Dat kan alleen in Hem; Hij geeft Zijn volk de zegen.”
Er zijn perioden geweest dat Van Drunen niet wist hoe het verder moest, zei ds. Joosse. „Wat groot als de Heere dan wegen baant. Hij geeft de moeden kracht. Wie door Gods kracht overwint, zal een witte keursteen ontvangen, terwijl je op grond van persoonlijke, huiselijke en ambtelijke schuld alleen maar een zwarte steen kunt verwachten.”

Kermisdirecteur
„Evangeliseren is niets anders dan dat de ene bedelaar tegen de andere zegt waar het brood te vinden is”, citeerde coördinator G. Baan (Rijssen) een poster die in de keuken van de kringloopwinkel op de evangelisatiepost hangt. „Je mocht het werk doen. De Landman zal voor de vrucht zorgen.”
Baan wees op de grote plaats die Van Drunens vrouw in het werk had en op hun samenwerking met de 115 vrijwilligers uit de classis Rijssen die zich op de post inzetten.
Van Drunens eerste toespraak in Emmen ging over de hoofdman over honderd, zei T. Boonstra, die een gedicht voorlas namens de bezoekers van de samenkomsten. Ze wees op de plaatsen waar de evangelist zijn werk deed: „Koffiedrinken bij de kermisdirecteur, een bezoekje in de gevangenis. Veel bijzondere mensen zijn deze post gepasseerd. Maar we zijn allemaal van dezelfde lap gescheurd.”
Getuigen
G. Geijtenbeek (Goes), algemeen secretaris van het deputaatschap, citeerde uit aantekeningen van Van Drunens sollicitatiegesprek in maart 1993 dat de nood van de onkerkelijke medemens hem aangreep. „Dank voor 32 jaar inzet op je eigen markante manier.”

Evangelist H.J. van den Boogaart (Tilburg) wees op Johannes 1: een mens, van God gezonden. „Het is onbevattelijk dat God een mens dienstbaar stelt in Zijn Koninkrijk, om van het Licht te getuigen. Dat kunnen we nooit groot genoeg doen. Het gaat samen met kleinspreken van onszelf. Johannes was een vriend van de Bruidegom. Hij noemde zichzelf een stem, meer niet. Maar door die stem werd Gods Woord gehoord. Doden zullen horen, en ze zullen leven.”
Van den Boogaart en zijn vrouw overhandigden cadeaus namens de evangelisten. „Dank voor de gezelligheid, het luisterend oor, de humor.”
„Ik heb geen rangen en standen”, zei Van Drunen over de verschillende doelgroepen die hij in zijn werk benaderde. Terugblikkend: „Ik zou ernstig tekortschieten als ik niet zou wijzen op Gods trouw. Een kruimel van Zijn liefde door Zijn Geest in het hart doet een zondaar bukken en buigen voor Zijn aangezicht.”
„Je werk stopt, je roeping gaat door”, zei ds. S.W. Janse in zijn slotwoord namens Rijssen-Zuid, de moedergemeente van de evangelisatiepost. „Christus’ opdracht was: „Geeft gij hun te eten.” Er zijn nog twaalf manden vol. Leef bij het overige.”