Kerk & religieMeditatie

Meditatie: Geschokt, vanwege de toorn     

Augustinus
25 March 2025 06:35Leestijd 2 minuten

„Mijn oog is doorknaagd van verdriet, is veroud vanwege al mijn tegenpartijders.”
Psalm 6:8

_„_Mijn oog is geschokt vanwege de toorn.” Is die toorn van hemzelf of van God? De psalmist vraagt in ieder geval om niet in die toorn te worden aangeklaagd, of te worden aangepakt.

Maar als ”de toorn” (vertaling Augustinus, red.) de dag van het oordeel aanduidt, hoe kan die dan nu worden opgevat? Bedoelt de dichter soms dat die toorn hier reeds een aanvang heeft genomen? Bedoelt hij de mensen die smarten en verdriet lijden en, het meest nog, verlies van het waarheidsbegrip (zoals ik ook bij u reeds in herinnering geroepen heb), waarvan gezegd is: „God heeft hen aan hun verwerpelijk denken overgegeven” (Romeinen 1:28)? Want ten diepste is dat het geestelijke blind zijn. Wie daaraan overgegeven zal zijn, wordt uitgesloten van het inwendige licht van God, maar nog niet helemaal zolang hij in dit leven is. Er is immers ook een buitenste duisternis, die meer betrekking heeft op de oordeelsdag, zo legt men uit, in die zin dat ieder die zolang het (genade)tijd is zich niet wil verbeteren, geheel en al buiten God verkeert. En geheel en al buiten God verkeren, wat is dat anders dan in de grootste blindheid verkeren? Want God bewoont juist een ontoegankelijk licht en daarheen gaan degenen tegen wie gezegd wordt: „Ga in, in de vreugde uws Heeren.” Het begin van deze toorn is dus inderdaad die toorn die iedere zondaar in dit leven ervaart.

Augustinus, kerkvader te Hippo (”Psalm 6”, ca. 400)

Dit is de laatste van een serie meditaties van kerkvaders.

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer