Honderd jaar Paul Biegel: tijdloze sprookjes, virtuoze taal, eigenzinnige inhoud
Paul Biegel kwam honderd jaar geleden ter wereld en generaties groeiden op met zijn boeken. Zijn werk bereikte ook christelijk Nederland en werd soms met schroom bekeken.

Hordes kinderen groeiden op met ”De kleine kapitein”, over een jongen die met zijn zelfgebouwde schip Nooitlek oceanen doorkruist. Combineer een vleugje Odyssee met Pippi Langkous-achtige invloeden en je hebt de toon van de boekenserie aardig te pakken. Een held die wonderlijke avonturen beleeft, vergezeld door drie kinderen die het dek schrobben, pannenkoeken bakken en helemaal geen ouders nodig hebben.
Uit een bescheiden onderzoek van het onderwijsvakblad De Reformatorische School in 2005 bleek dat de verhalen over de doortastende kapitein tot de voorleesfavorieten van scholen uit de doelgroep behoorden. In 1997, bij een vergelijkbare steekproef, was dat nauwelijks anders. Het in 1970 uitgegeven boek bereikte dus ook christelijk Nederland, misschien niet meteen, maar toch. En in het kielzog van ”De kleine kapitein” ook andere verhalen van deze grootheid in de jeugdliteratuur.

Ze hebben iets tijdloos, de boeken van de veelbekroonde schrijver die op 25 maart 1925 ter wereld kwam, deze maand 100 jaar geleden. De klassieke verteltoon, de fantastische setting, zijn creatieve taal – samen zorgden ze ervoor dat boeken als ”Het sleutelkruid” (1964), ”De tuinen van Dorr” (1969), ”De kleine kapitein” (1970) en ”De rode prinses” (1987) vele herdrukken beleefden. Dat uitgeverij Gottmer Biegels boeken opnieuw uitgeeft, met nieuwe tekeningen van illustratoren zoals Charlotte Dematons en Linde Faas, zegt veel. Biegels debuut uit 1962, ”De gouden gitaar” –over een muzikaal muisje dat noodgedwongen op reis gaat–, verscheen woensdag in een fris jasje, rijk geïllustreerd door Ingrid en Dieter Schubert. Biegel kwam dan wel honderd jaar geleden ter wereld, zijn werk is nog springlevend.

Rooms-katholiek
De in Bussum geboren Biegel is een sprookjesverteller pur sang. „Fantasie gaat volgens Biegel zelf ten diepste ook over de werkelijkheid”, zei hoogleraar jeugdliteratuur Helma van Lierop-Debrauwer ooit.
In Biegels boeken en verhalenbundels leven rovers, dieren en prinsessen samen met dwergen, wonderdokters, tovenaars en heksen: figuren waarmee christenen niet altijd goed raad weten. Biegel is dan ook niet terug te vinden in de meest recente RD-boekentop 100 (2024) voor jongeren en kinderen, waar overigens andere fantasy wel een plek in wist te bemachtigen. Series van John Flanagan eindigden zelfs in de top 5 van jongerenboeken, maar ook ”Koning van Katoren” en ”De brief voor de koning” van generatiegenoten Jan Terlouw en Tonke Dragt haalden de top 10.
Biegel groeide op in een strikt rooms-katholiek gezin en in zijn werk proef je daar af en toe iets van
Dat niet alle boeken van Biegel een goede ontvangst kregen in christelijke kring bleek misschien wel het duidelijkst rond de verschijning van het Kinderboekenweekgeschenk in 1977, ”Wat je droomt ben je zelf”. „Dit sprookje bevat heel duidelijk de suggestie dat alle godsdienst slechts een projectie is, voortgekomen uit angst voor de dood”, meldde De Reformatorische School. Biegel groeide zelf op in een strikt rooms-katholiek gezin en zegde het geloof op latere leeftijd vaarwel. Daar proef je her en der iets van in zijn boeken, al is het maar in een personage als Jantine-met- de-zwarte-kousen in ”Het ijzeren tapijt” (1996). Volgens zijn dochter Leonie was het geloof overigens geen groot thema meer voor hem tijdens zijn schrijverscarrière.
Grootmeester

In latere kritieken vanuit christelijke hoek valt Paul Biegel ook erkenning als vakman ten deel. Recensent Hans van Holten roemt in 1997 in het RD de „typische Paul-Biegelstijl”. Hennie Walgemoed noemt hem in 2002 „de grootmeester van de perspectiefwisseling in jeugdboeken”, maar is twee jaar later kritisch op de soms ruwe taal in het Kinderboekenweekgeschenk ”Swing” (Biegel kreeg maar liefst vier keer de opdracht voor het schrijven van dit jaarlijkse cadeauboek). „Bij de sterk sprookjesachtige sfeer en het spreken over de dood (…) zal niet iedereen zich thuis voelen”, waarschuwt een andere recensent in 2015. Diezelfde recensie prijst Biegel om zijn „humor, de taalrijkdom en zelfverzonnen woorden, de kleine rebellie”.
Juist die virtuoze taal met fantasiewoorden, de tijdloze setting en de eigenzinnige inhoud maken dat Biegels boeken tot de verbeelding blijven spreken. Bovendien zet hij in zijn werk verhalen op een voetstuk. Als geen ander kent hij de kracht ervan. In ”Het sleutelkruid”, het boek dat Biegel zelf een van zijn beste boeken vond, hebben ze zelfs een sleutelrol. Elke dag klopt er een nieuw dier aan bij koning Mansolein om hem een verhaal te vertellen. Want alleen met elke dag een verhaal zal het hart van de koning blijven kloppen tot het medicijn dat hem beter kan maken is gevonden: het sleutelkruid.
”Biegeliaans” werd een veelgebruikt woord
Biegel gaf een eigen draai aan jeugdliteratuur – en was weleens teleurgesteld dat zijn werk altijd het stempel ”kinderboek” kreeg. Maar dat het woord ”biegeliaans” uitgroeide tot een veelgebruikt woord in literaire kringen én daarbuiten zegt genoeg over zijn impact.

De gouden gitaar, Paul Biegel; uitg. Gottmer; 64 blz.; € 15,99
Vanaf 25 maart, Paul Biegel Dag, is er bij geselecteerde boekhandels een gratis Paul Biegelkrant verkrijgbaar.