Zorgt Arabische achternaam voor lager schooladvies?
Kinderen met een Arabische naam krijgen gemiddeld een lager schooladvies dan even slimme kinderen met een Europese naam. Toch is er volgens onderzoeker Femke Hovinga geen sprake van bewuste discriminatie door leerkrachten.

Onderzoeksbureau SCALIQ, gericht op meer- en hoogbegaafde kinderen, testte het intelligentieniveau van 6409 middelbarescholieren en vergeleek dat met hun huidige schoolniveau. Daaruit bleek dat een op de vijf leerlingen een niveau lager doet dan hij of zij cognitief aankan. Onderzoeker Femke Hovinga: „Op het vwo zou zelfs een kwart van de leerlingen een hoger niveau kunnen doen, al bestaat dat natuurlijk niet. Heel veel potentieel blijft dus onbenut.”
Ook werd onderzocht in hoeverre er een verband is tussen de naam van kinderen en hun schoolniveau. Daaruit blijkt dat leerlingen met een Arabische naam gemiddeld een half schoolniveau lager zitten dan even slimme kinderen met een Europese naam. Hovinga: „We zien een duidelijk, significant effect. Maar we weten niet hoe dat ontstaat. Dat moeten we nog onderzoeken.”

Is er volgens u sprake van discriminatie bij het geven van schooladviezen?
„In ieder geval niet bewust. Het is dus niet zo dat leerkrachten denken: deze leerling heeft een migratieachtergrond, zij zal wel geen vwo kunnen. Uit eerder onderzoek van SCALIQ blijkt dat leerkrachten niet zo goed zijn in inschatten hoe slim hun leerlingen zijn. Ze laten in hun handelen vaak onbewust eigen patronen en oordelen los op een leerling. En dan schatten ze hem of haar dus te laag of juist te hoog in.
Dat geldt overigens voor alle leerlingen, niet alleen voor degenen met een Arabische naam. Maar eerdere studies laten wel zien dat sociaaleconomische status en migratieachtergrond samenhangen met schooladviezen.”
Bij schooladvies spelen veel meer factoren dan alleen intelligentie een rol. Neem bijvoorbeeld de taal die thuis wordt gesproken. Ligt daarin niet een verklaring voor de gevonden verschillen?
„In het algemeen is het zo dat hoe slimmer leerlingen zijn, hoe hoger hun schoolprestaties ook zullen zijn. Dat is niet voor iedere leerling altijd waar, maar over de hele groep gezien wel.
Natuurlijk zijn er belemmerende factoren om die intelligentie in praktijk te kunnen brengen, zoals een leerstoornis, taalachterstand of gebrek aan motivatie. Daardoor kan het voorkomen dat een leerkracht de potentie van een kind te laag inschat, waardoor het op een lager schoolniveau terechtkomt. Neem bijvoorbeeld een leerling die consequent spreekt over „dat tafel” en „dat stoel”. Vanwege zijn gebrekkige taalvaardigheid in het Nederlands krijgt hij een vmbo-advies. Maar thuis spreekt hij vloeiend Arabisch en Hongaars en qua denkniveau zou hij makkelijk vwo aankunnen.
Uit eerder onderzoek onder bijna 5500 basisschoolleerlingen blijkt dat nog niet eens de helft van de hoogbegaafde kinderen in beeld is bij leerkrachten. Zo moeilijk is het blijkbaar om in te schatten hoe intelligent leerlingen zijn. Met grote gevolgen, want het doet iets met het zelfbeeld en zelfvertrouwen van een kind als het keer op keer te laag wordt ingeschat.”
Wat zou er volgens u anders moeten?
„Ik pleit ervoor dat kinderen vroeg in het basisonderwijs, liefst al op het consultatiebureau, worden gescreend op een mogelijk hoge intelligentie. Nu wordt er wel gekeken naar achterstanden op een normale ontwikkeling, maar niet of een kind juist voorloopt op bepaalde gebieden.
Als je weet dat een leerling veel potentie heeft, maar het komt er niet uit, dan is er dus iets wat het talent in de weg zit. Door dit al vroeg te onderzoeken, kun je erachter komen waar de angel zit en het kind op de juiste manier ondersteunen.”
Is het hoogst haalbare niveau altijd het beste voor een kind?
„Intelligentie is een belangrijke voorspeller van schoolniveau, maar dat betekent niet dat iedere slimme leerling naar het gymnasium moet. Het gaat ons erom dat van ieder kind de potentie in beeld is, zodat het de juiste begeleiding krijgt. Als een leerling met vwo-denkniveau dan toch naar het vmbo of de havo gaat, is dat een vrije keuze, die in elk geval niet gebaseerd is op de onterechte overtuiging dat hij niet slim genoeg is.”