Brigith ging van mbo naar universiteit: „Met wilskracht kom je een heel eind”
Studenten die op het mbo beginnen en op de universiteit eindigen zijn geen uitzondering, al denken ze zelf van wel. Wat komen deze stapelaars tegen in hun schoolcarrière?
Ze begon met een mbo-opleiding in de gehandicaptenzorg, deed daarna sociaalpedagogische hulpverlening op het hbo, volgde vervolgens een premaster pedagogische wetenschappen en rondde daarna de onderzoeksmaster gedragswetenschappen af. Nu wil Michelle Baars promoveren op stapelaars, mensen die net als zij een hoger niveau bereikten door studie op studie te stapelen.
De docent aan de Radboud Universiteit in Nijmegen nam de stapelaar vorig jaar al voor haar onderzoeksmaster onder de loep. Vooraf betwijfelde ze of ze wel genoeg participanten zou vinden. Tot haar grote verbazing leverde een oproep binnen twee weken al 150 mails op van mensen die wilden meedoen. Sommigen van hen meldden zich aan omdat ze dachten dat de onderzoeker anders nooit genoeg deelnemers zou vinden.
Alleen dat al laat volgens Baars een „mismatch” zien. Wo-studenten met een mbo-achtergrond lijken een uitzondering, maar de groep blijkt aanzienlijk, ontdekte ze. Landelijk gezien behaalt 4,6 procent van de mbo’ers binnen tien jaar na het afstuderen een universitaire bachelor – bijna een op de twintig. „Veel stapelaars voelden zich alleen en dachten dat de universiteit te hoog gegrepen was. Ze hadden graag geweten dat ze niet de enige zijn. Dat zou hen zekerder hebben gemaakt over de haalbaarheid van hun studie.”
„ Veel stapelaars geven aan dat ze graag hadden geweten dat ze niet de enige zijn” - Michelle Baars, docent Radboud Universiteit
Het mbo lijkt geen logische route naar de universiteit. Er wordt dan ook nauwelijks rekening met deze groep gehouden. Baars signaleert onwetendheid over de opties voor stapelaars. „Ik heb zelf eerst m’n hbo-diploma gehaald, omdat ik niet wist dat ik met m’n propedeuse al naar de universiteit had gekund. Niemand had me daarover verteld.” Nu weet ze: doorstromen naar de universiteit kan zelfs met een toelatingstest direct vanaf het mbo.
Eerstegeneratiestudent
Veel deelnemers aan Baars’ onderzoek hadden vooraf geen idee dat de universiteit überhaupt een optie voor hen was. Stapelaars zijn volgens haar vaak zogeheten eerstegeneratiestudenten – hun ouders hebben niet gestudeerd. Ook andere studies laten zien dat kinderen uit gezinnen met een lagere sociaaleconomische status of een migratieachtergrond vaker een lager schooladvies krijgen. Op de middelbare school hebben ze bovendien een twee keer zo grote kans om te zakken.
„Die lage maatschappelijke verwachtingen zorgen ook voor lagere verwachtingen bij deze jongeren zelf”, legt Baars uit. Ze sprak studenten die aan het begin van de studie dachten: ik ga het in ieder geval proberen. „Als ze dan een 5 voor een tentamen haalden, was dat eigenlijk een bevestiging: ik kan het niet. Terwijl veel andere studenten zich dan voornemen hard te leren voor de herkansing.”
Mbo-stigma
De focus in Baars’ onderzoek lag op de ervaringen van stapelaars op de universiteit. Zo ontdekte ze dat deze studenten aanvankelijk vaak te horen krijgen dat de universiteit voor hen te hoog gegrepen is. Pas als ze voldoende hebben bewezen dat ze het niveau aankunnen, veranderen die reacties in extreme complimenten over hoe knap het wel niet is dat ze op de universiteit zijn beland. Baars: „De een ervaart dat als steuntje in de rug, terwijl een ander zo’n opmerking juist kleinerend en stereotyperend vindt. Alsof zij minder capaciteiten hebben.”
De onderzoeker noemt dat het mbo-stigma. „Stapelaars krijgen vanuit de maatschappij het idee alsof de universiteit beter is dan het mbo. Gedurende hun schoolcarrière verandert hun imago van „luie, onintelligente mbo’er” naar „keiharde werker en doorzetter”. Over dat beeld zijn veel stapelaars aan het eind van hun studie gefrustreerd. Ze halen goede cijfers voor hun master en vragen zich dan af: waarom had ik toen ik op de universiteit begon het gevoel dat dit te hoog gegrepen is? Waarom kreeg ik signalen dat ik het niet aankon?”
Het is volgens de onderzoeker niet zo dat mensen met een mbo-diploma harder moeten trekken aan een universitaire studie dan vwo’ers. „Natuurlijk, het vwo bereidt voor op wetenschappelijk onderwijs. Maar voordeel van het mbo is dat je zowel praktische als theoretische kennis hebt opgedaan.”
Stapelaars zijn zich bewust van alle labeltjes die ze opgeplakt krijgen. „Sommige stapelaars gebruiken het beeld van de doorzetter bewust in hun sollicitatiegesprek”, vertelt Baars. „Anderen zeggen: Ik krijg pas hulp van medestudenten als ik zeg dat ik van het mbo kom.”
Mensen van het mbo en de universiteit kunnen elkaar aanvullen, betoogt Baars. „Stapelaars geven aan dat het wetenschappelijk onderwijs versterkt zou worden door bijvoorbeeld niet alleen hoogleraren hoorcolleges te laten geven, maar ook mbo’ers uit het werkveld die al jaren in het vak zitten.”
Splitsing
De laatste tijd is er veel aandacht voor jongeren die een omgekeerde beweging maken: van havo of vwo naar mbo. Zo riep minister Robbert Dijkgraaf vorig jaar havisten en vwo’ers op ook eens een mbo-opleiding te overwegen. Hoger is niet per se beter, benadrukt Baars. „Het gaat erom welk niveau aansluit bij iemands wensen en kwaliteiten. Daarvoor moeten gezinssituatie, opleidingsniveau van ouders en de wijk waarin iemand woont een minder grote rol spelen.”
Om dat laatste te voorkomen is het de vraag of op twaalfjarige leeftijd al bepaald moet worden op welk niveau een kind terechtkomt, denkt Baars. De Onderwijsraad adviseerde eerder al die splitsing uit te stellen tot na de derde brugklas.