Verwekking donorkind dient vooral belang wensouders
Het verdriet van kinderloosheid is intens. Het verlangen naar eigen kinderen is immers sterk én legitiem. Maar tegen welke prijs mag die wens in vervulling gaan?
Stel je voor… Je komt erachter dat je vader niet je biologische vader is. Wat zou dat met je doen? Patty van der Zee kreeg dit nieuws te horen toen ze 43 was. „Ik was in shock. Het voelde echt alsof de grond onder mijn voeten vandaan viel”, aldus Patty in een interview met het Reformatorisch Dagblad over haar boek ”Schepsel”, waarin ze haar ervaringen deelt.
Patty is niet het enige donorkind in Nederland. Voor zover bekend vond in 1948 de eerste kunstmatige inseminatie met donorzaad in Nederland plaats. Sindsdien zijn er naar schatting 60.000 donorkinderen geboren, waarvan bijna een derde na 2004. Precieze getallen van voor 2004 ontbreken: gegevens van donorkinderen en donoren werden tot die tijd niet systematisch bijgehouden.
Anonieme ouder
In de eerste tientallen jaren van deze praktijk –ook wel gameetdonatie genoemd– wordt geadviseerd om de donor anoniem te houden. Dit zou beter zijn voor de donor, die later niet geconfronteerd zou willen worden met een zoekend kind. Richting het kind wordt geheimhouding aanbevolen, zodat het de beleving zou hebben deel uit te maken van een gewoon gezin en niet onrustig zou worden. Daarnaast zou het ontvangende stel behoed worden voor ongemakkelijkheid en schaamte over de onvruchtbaarheid en de donatie.
Het doneren van zaad is echt iets anders dan het doneren van een orgaan
In de jaren 80 van de vorige eeuw komt er een debat op gang over de vraag of de anonimiteit van de donor wel zo goed is voor het kind. Het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK, 1989) vormt een belangrijke kentering. In dit verdrag staat dat een kind het recht heeft om, voor zover mogelijk, de eigen ouders te kennen en door hen te worden opgevoed (artikel 7), met behoud van de eigen identiteit, met inbegrip van naam en familiebetrekkingen (artikel 8). In 2004 komt er met de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting (Wdkb) een einde aan het anoniem doneren. Vanaf hun twaalfde levensjaar kunnen kinderen algemene informatie over de donor opvragen en vanaf hun zestiende ook de identiteit van de donor.
Ontbrekende ouder
Gameetdonatie dient vooral het belang van de wensouders. Het kind heeft een vanzelfsprekende verwachting dat zijn ouders ook zijn biologische ouders zijn en komt er op een gegeven moment achter dat dit niet het geval is. Dat doet iets met je identiteit: gameten (ei- en zaadcel) zijn sterk identiteitsgebonden. Het DNA –de erfelijke informatie– in de gameten is het fundament voor je identiteit. De helft ervan blijkt nu ineens afkomstig van een vreemde. Ook je biografie –”van wie ben ik er een”, je levensreis en -verhaal– blijkt anders te zijn dan je altijd hebt gedacht.
Bij donorkinderen komt de helft van de erfelijke informatie van een vreemde
Het doneren van zaad is echt iets anders dan het doneren van een nier of een ander orgaan. Vanuit het DNA in gameten wordt de ontwikkeling van ons lichaam aangestuurd; het bepaalt mede onze kenmerkende eigenschappen. We erven 50 procent van de erfelijke informatie van de moeder en 50 procent van de vader. Wanneer er gebruik wordt gemaakt van donorgameten worden de erfelijke eigenschappen van het kind dus voor de helft bepaald door een donorvader of -moeder. Deze ontbrekende ouder wil geen (volwaardige) gezinsband met het kind en ook geen verantwoordelijkheid voor het kind. Ondertussen heeft de start van de zoektocht van een donorkind naar zijn genetische ouder er vaak mee te maken dat het kind bij zichzelf uiterlijke kenmerken en eigenschappen ervaart die het niet kan plaatsen, omdat ze in de hem bekende familie niet voorkomen.
Onbekende familie
En hoe zit het dan met eventuele broertjes en zusjes: zijn zij volle broertjes en zusjes of halfbroers en halfzussen? Allerlei vragen gaan spelen voor het donorkind. Per 1 april 2025 treedt in Nederland een wetsaanvulling in werking die bepaalt dat het zaad van één donor hooguit voor twaalf moeders mag worden gebruikt. De vraag is of dit zal voorkomen dat donoren ook nog leveren aan buitenlandse (commerciële) spermabanken of via internet.
Uitwassen als die van Jos Beek –een gynaecoloog die zijn eigen zaad gebruikte– of van de massazaaddonor Jonathan Meijer (zeker 550 donorkinderen) zijn nooit uit te sluiten. Dat maakt het risico op relaties tussen halfbroers en halfzussen groot. Daarbij komt ook nog de vraag naar de gezondheid(srisico’s) voor de donorkinderen. Heeft de donor een (onbekende) genetische aandoening die hij doorgeeft aan (al) de donorkinderen en eventueel aan de kinderen van die kinderen, terwijl die aandoening binnen de familie niet voorkomt, maar extern wordt binnengebracht? Gynaecologen waarschuwen al langere tijd voor het risico van verwantschapsnetwerken, mede ook omdat buitenlandse commerciële spermabanken geen limiet hebben op het aantal kinderen per donor, omdat er geen internationale wetgeving is op dit punt en het ingaat tegen het verdienmodel van een spermabank.
Derde echtgenoot?
De wens om eigen kinderen te hebben is een sterk en legitiem verlangen. Geneeskundig is er veel mogelijk om onvruchtbaarheid te behandelen en vruchtbaarheid te bevorderen. Bij gameetdonatie wordt echter de onvruchtbaarheid niet behandeld, maar wordt een derde in het huwelijk of de relatie geïntroduceerd óf bij gebrek aan een relatie, daar waar geen man is, toch de wens naar een ‘eigen’ kind gerealiseerd. Er wordt immers een kind ‘gecreëerd’ met hulp van een andere man (of vrouw bij eiceldonatie). Het nastreven van een kinderwens wordt hier relatie-overstijgend of relatie-omzeilend en daarmee –ethisch gezien– grensoverschrijdend. De unieke eenheid tussen man en vrouw wordt verbroken.
Kinderen zijn een zegen, maar er zijn meer wegen naar een leven dat God eert en de naaste dient
Het verdriet van kinderloosheid kan groot zijn. Maar de strijd tegen kinderloosheid dreigt te veranderen in een strijd om het recht om een –alsnog deels– ‘eigen’ kind te hebben. Bij gameetdonatie wordt een kind gecreëerd met het voorbestemde plan om door (een van) de genetische ouders verlaten te worden. Dit gaat in tegen een gegeven structuur waarbinnen de biologische ouders óók de verantwoordelijkheid hebben om hun kind –waar mogelijk– op te voeden. Een houding van ontvangen ten aanzien van kinderen is hier meer op zijn plaats dan een houding van totale maakbaarheid. Uiteindelijk maken wij zelf geen kinderen, maar ontvangen wij die. Is er ruimte om te zoeken naar andere wegen om met het begrijpelijke verlangen naar eigen kinderen om te gaan? Kinderen zijn een zegen, maar er zijn meer wegen naar een leven dat God eert en de naaste dient.
De auteurs zijn respectievelijk directeur van en beleidsadviseur bij NPV – Zorg voor het leven.