Experts roepen politiek op tot het voeren van grondbeleid
Een nieuwe uitkoopregeling voor boeren moet gepaard gaan met grondbeleid, vinden experts. „Er is geen relatie tussen de huidige beëindigingsregelingen en wat voor de blijvers zou moeten blijven.”
![Experts en Tweede Kamerleden gingen woensdag in gesprek over het toekomstperspectief voor blijvers. beeld ANP, Rob Engelaar](https://images.rd.nl/fill/crop:2500:1563:sm/w:1020/plain/https%3A%2F%2Ferdee-prod-bucket-s3-001.ams3.cdn.digitaloceanspaces.com%2F235191_d5df5d37ad.jpeg)
Dat stelde melkveehouder en rentmeester en adviseur Albert van Burgsteden woensdag in de Tweede Kamer. „Met het verdwijnen van stenen van stallen en het vee van mijn buren heb ik als blijver nog geen toekomst, en ook geen perspectief. Ik constateer dat het dient te gaan over de grónd van die bedrijven die beëindigen.”
Kamerleden van de landbouwcommissie staken woensdag hun licht op bij experts over het thema ”Brede beëindigingsregeling met structuurbeleid om toekomstperspectief voor blijvers te realiseren”. De brede stoppersregeling is een aangekondigde uitkoopregeling in het kader van de mestproblematiek, maar dient ook andere doelen, zoals stikstofreductie. De nieuwe regeling, die nog niet klaar is, volgt op onder meer twee grote uitkoopregelingen waarvan de inschrijving vorig jaar sloot. Opkoop van grond is geen onderdeel van die regelingen.
Ook in vooraf aangeleverde schriftelijke bijdragen kwam het thema grond al veelvuldig aan de orde. Zo pleitten boerenorganisaties LTO en POV voor de komst van een brede verplaatsingsregeling, naast een breed toegankelijke stoppersregeling. „Vervolgens dienen er mogelijkheden te worden gecreëerd om met gronden te schuiven, zodat dit blijvers in een gebied helpt om hun bedrijf te kunnen versterken.”
Veel effectiever
Daan Boezeman van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) schreef dat een beëindigingsregeling „veel effectiever” zal zijn als die onderdeel is van „een ruimtelijke beleidsstrategie” waarin wordt toegewerkt naar ander grondgebruik op de juiste locaties. „Het (moeten) aanbieden van grond” is echter de belangrijkste reden om af te haken bij zulke regelingen, stelt hij.
Als een boer die meedoet aan een beëindigingsregeling zijn grond behoudt, dan zal hij het inzetten voor datgene wat het meeste geld oplevert, stelde landschapsarchitect Berno Strootman woensdag in de Kamer. „Dat zijn vaak intensieve teelten met veel bemesten en spuiten, zoals lelies, en anders wellicht zonnepanelen.” Dat is niet bevorderlijk voor het halen van de doelen in de Europese waterrichtlijn, voor de biodiversiteit en voor de kwaliteit van het agrarisch cultuurlandschap, stelde Strootman. „De overheid moet dus grip op de grond krijgen om goede voorwaarden te blijven scheppen voor blijvers.”
Ook Boezeman wijst er in zijn schriftelijke inbreng op dat het beeld bestaat dat boeren die meedoen aan een stoppersregeling hun grond mogelijk verpachten voor intensieve teelten, „met milieudruk tot gevolg”. Maar, zo brengt hij onder de aandacht, dat verpachten kan ook zonder beëindigingsregeling gebeuren. „Ook deze problematiek vraagt dus vooral flankerend grondbeleid.”
Grondbeleid gaat ook over grondpolitiek, stelde hoogleraar bestuurskunde Katrien Termeer, tevens lid van de Sociaal-Economische Raad. „Hoe kijken we nu naar grond? Vinden we dat grond en de verdeling daarvan aan de markt moet worden overgelaten? Of gaan we het toch als publiek goed zien en zo ook behandelen?”
Loodsen en hallen
Zowel landbouweconoom Petra Berkhout (Wageningen University & Research) als Strootman pleitten voor de bescherming van de beste landbouwgronden. BBB-Kamerlid Cor Pierik wilde weten om hoeveel oppervlak het ongeveer gaat. Strootman gaat uit van 40 procent van Nederland. De landschapsarchitect wees onder meer op de Wieringermeer, waar gemeenten „gewoon kunnen beslissen” om internationale softwarebedrijven „die hele polder” vol te laten zetten met grote loodsen en hallen. „Ik denk dat dat niet in het belang van Nederland is; zeker niet als het gaat over voedselzekerheid en exportpositie. Het is dus het weggooien van de kip met de gouden eieren.”
Kritische ondergrens
In reactie op een vraag van CU-Kamerlid Pieter Grinwis zei Berkhout dat krimp van de veestapel effecten zal hebben op slachterijen en toeleverende partijen. Berkhout denkt enerzijds dat de effecten wel meevallen als de afbouw van de veehouderijsector geleidelijk plaatsvindt, maar wees erop dat er wel „uiteraard een keer een kritische ondergrens” komt. Waar die ligt, is volgens haar alleen lastig te bepalen. Nu al halen slachterijen dieren uit het buitenland „om die slachthaken vol te krijgen”, aldus Berkhout.
CDA’er Eline Vedder wilde weten of de politiek er onbedoeld voor kan zorgen dat die ondergrens wordt overgegaan, met als mogelijk gevolg dat de innovatiekracht uit een sector wordt weggeslagen. „Met de huidige percentages die hebben ingetekend, verwacht ik dat niet”, zei Berkhout over de uitkoopregelingen. Maar als er nog eens 20 procent afgaat, „dan wordt het denk ik wel ingewikkelder”. Eerder in de middag noemde Berkhout dat 16 tot 18 procent van de intensieve veehouderijbedrijven zich heeft ingeschreven voor een van de twee gesloten grote opkoopregelingen.