OpinieToegespitst

Onderwijs moet voorbereiden op wereld van morgen

De Wetenschappelijke Curriculumcommissie presenteerde afgelopen maandag haar eindadvies. Het is een gedegen advies, dat waardevolle suggesties bevat voor het op peil houden van ons Nederlandse schoolcurriculum.

prof. dr. Marc J. de Vries
3 February 2025 15:12
beeld RD
beeld RD

Gedurende vierenhalf jaar heeft deze door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) ingestelde commissie tussenadviezen uitgebracht over de nodige herzieningen van het Nederlandse schoolcurriculum. De aanbieding van het eindadvies aan staatssecretaris Mariëlle Paul in het Haagse perscentrum Nieuwpoort was het slotakkoord van haar werkzaamheden. De bal ligt nu bij de politiek.

Ik ga niet vooruitlopen op de politieke discussie. Wel wil ik wat opmerkingen maken over de bredere implicaties van  het advies, ook met het oog op het reformatorisch onderwijs.

Bescheidenheid

Mijn eerste reflectie betreft de naam en de aard van de commissie. Het is een wetenschappelijke commissie. Met haar instelling heeft de overheid aangegeven prijs te stellen op een wetenschappelijk onderbouwd advies. Dat wil niet zeggen dat andere stemmen niet gehoord worden, want de commissie heeft nadrukkelijk haar oor te luisteren gelegd bij een breed scala aan betrokkenen, onder wie leraren en leerlingen. Naar haar aard heeft de commissie alle stemmen gehoord en vervolgens op basis van wetenschappelijke uitkomsten gewogen wat in het advies opgenomen moet worden en wat niet.

Wetenschappelijk advies wordt op allerlei terreinen door de overheid gevraagd. Daarin zit voor wetenschappers een uitdaging. Hun werk is immers vooral beschrijvend. Zij zoeken uit hoe de werkelijkheid in elkaar zit. Tussen de beschrijving en een advies zitten ideeën over wat goed is en wat niet, en die zijn niet per se de uitkomsten van wetenschap. De ene wetenschappelijke discipline is zich daar meer van bewust dan de andere. Ik herinner mij dat ik eens op een van de jaarlijkse Onderwijs Research Dagen een hoofdspreker hoorde zeggen dat onderwijswetenschappers over het algemeen veel terughoudender zijn om de overheid eens te vertellen wat ze moet doen dan bijvoorbeeld economische wetenschappers. Onderwijswetenschappers houden altijd graag slagen om de arm wat betreft hun inzichten. Wat de spreker op die conferentie betreft, mocht het bij de onderwijswetenschappers wel een tandje meer wat ”adviesgretigheid” betreft.

Wetenschappelijke bescheidenheid mag ook klinken in de politieke discussie

De Wetenschappelijke Curriculumcommissie, onder aanvoering van voormalig CU-senator Roel Kuiper, neemt een middenpositie in: wel duidelijke adviezen, maar niet met de pretentie dat dit is wat de wetenschap voorschrijft. Het zou goed zijn als deze bescheidenheid van de kant van de wetenschap ook wordt meegenomen in de politieke discussie die zal volgen als de bewindslieden de adviezen gaan omzetten in wetsvoorstellen. „Wij moeten naar de deskundigen luisteren”, zei toenmalig premier Rutte aan het begin van de coronaperiode. Begrijpelijk in de paniek die toen heerste, maar niet zo gezond voor evenwichtig beleid.

„Nederland heeft een reputatie op het gebied van ad hoc op de schop gooien van het curriculum.” beeld ANP, Siese Veenstra

Wakker

Als het gaat over onderwijs zijn we vanuit het reformatorisch onderwijs natuurlijk op onze qui-vive ten aanzien van de vrijheid van onderwijs. Het is goed om te erkennen dat de overheid een verantwoordelijkheid heeft ten aanzien van het onderwijs. Het is een kwestie van publieke gerechtigheid dat alle leerlingen relevant en kwalitatief hoogstaand onderwijs ontvangen. De overheid heeft dat te faciliteren en erop toe te zien. Die verantwoordelijkheid is deels ook inhoudelijk en daarom worden bijvoorbeeld kerndoelen en examenprogramma’s door de overheid vastgesteld. Dat is op zich geen probleem, zolang scholen de ruimte hebben om hun eigen invulling te geven aan het onderwijs in die doelen.

Normatieve richtlijnen brengen staatsopvoeding heel dichtbij

In een advies dat de Curriculumcommissie in oktober 2024 uitbracht, worden twee nieuwe leergebieden voorgesteld, namelijk burgerschap en digitale geletterdheid. De noodzaak van de tweede lijkt evident gezien alle onrust over AI in het onderwijs en in de samenleving. Het is belangrijk dat ook reformatorische jongeren leren kritisch te kijken naar AI in hun eigen leven. Burgerschap doet al snel denken aan lhbti en dan zijn we erg terughoudend om de overheid zeggenschap te geven over hoe dat in het onderwijs moet. Toch behoort respect voor mensen die andersgeaard zijn ook tot naastenliefde en dit hoeft niet te betekenen dat je een levenswandel die op seksueel gebied niet naar Gods wil is niet zou mogen afwijzen. Zolang de overheid zich onthoudt van normatieve richtlijnen, is ook hier dus in principe ruimte voor overheidsbemoeienis met de inhoud van onderwijs. Wel moet dit zorgvuldig bewaakt worden, want de verleiding is groot om wel normen te gaan voorschrijven. Staatsopvoeding ligt hier altijd vlak om de hoek.

Ten slotte noem ik uit het advies de voorgestelde periodieke curriculumherziening. Nederland heeft een reputatie op het gebied van ad hoc op de schop gooien van het curriculum. Discussies over de Middenschool, Basisvorming, het Studiehuis en andere vernieuwingen blonken niet uit in zorgvuldige evaluatie van wat het probleem eigenlijk was waarvoor deze een oplossing moesten bieden. De inzet van docenten bij het opstellen van eindtermen in het Curriculum.nuproject van zo’n zeven jaar geleden was overmatig zwaar. Ze ging ook gepaard met het terugbrengen tot een secretarisrol voor Stichting Leerplan Ontwikkeling. Dat bleek wel recht te doen aan de professionaliteit van docenten als inhoudsdeskundigen maar niet aan die van de curriculumontwikkelaars. Het fiasco van deze exercitie was een belangrijke reden om de Wetenschappelijke Curriculumcommissie in te stellen.

Vernieuwing van het onderwijs is noodzakelijk omdat de wereld verandert

(On)veranderlijk

Onderwijsvernieuwing is geen nieuwlichterij, maar een noodzakelijk gevolg van het feit dat de wereld waarin onze jongeren opgroeien verandert. Ook voor het reformatorisch onderwijs is het van groot belang dat jongeren goed toegerust hun plaats in die wereld innemen. Reden genoeg om er steeds aan te werken dat ons onderwijs voorbereidt op het leven in de wereld van morgen en niet die van gisteren. En dat in het besef dat de waarden die wij voorstaan niet met de tijd mee veranderen.

De auteur is hoogleraar christelijke filosofie aan de Technische Universiteit Delft.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer