Wat je oogleden en ruitenwissers met elkaar te maken hebben
Het is bijna niet voor te stellen, maar de eerste auto’s en trams hadden geen ruitenwisser. Een regen- of sneeuwbui noopte de bestuurder al snel om stapvoets te gaan rijden of het helemaal op te geven.
Later kwamen er handbediende wissers en rond 1925 kwamen de automatische exemplaren op de markt. Deze hadden lange tijd maar één of twee snelheden. Tot op een dag een ontevreden uitvinder zich liet inspireren door het prachtige ontwerp van onze oogleden.
Ingenieur en uitvinder Robert Kearns (1927-2005) woonde in de buurt van Detroit, het centrum van de Amerikaanse auto-industrie. Toen Kearns op een regenachtige dag door de stad reed, kreeg hij er last van dat zijn ruitenwissers over zijn halfdroge voorruit knarsten. Het miezerde te hard om met uitgeschakelde ruitenwissers te rijden, maar te licht om ze aan te laten staan. Eenmaal thuis sleutelde Kearns aan de ruitenwissermotoren totdat ze met tussenpozen konden werken. Helaas leidde zijn inspanning tot een reeks juridische gevechten met grote autofabrikanten die later soortgelijke technieken ontwikkelden. Zijn rechtszaken wegens patentinbreuk bereikten het Amerikaanse hooggerechtshof en uiteindelijk won hij miljoenen dollars, maar dit ging helaas ten koste van zijn baan, zijn huwelijk en zijn geestelijke gezondheid.
Terug naar het knipperende oog. Een volwassen oog knippert zo’n vijftien tot twintig keer per minuut. Dat komt neer op ongeveer 15.000 knipperingen per dag. De uitdrukking ”in een oogwenk” komt niet uit de lucht vallen: een oogwenk duurt slechts één tot twee tienden van een seconde en is daarmee een van de snelste bewegingen die het menselijk lichaam voortbrengt. We hebben onze ogen toch wel een uurtje per dag dichtzitten als we al deze korte schoonmaakbeurtjes bij elkaar optellen.
Onze knipperfrequentie is echter niet constant. We knipperen meestal vaker dan nodig is voor onze ogen. Bij moeilijke taken of gesprekken kan de frequentie verdubbelen. Meestal knipperen we tijdens pauzes: wanneer we een zin hebben gelezen of aan het einde van een korte taak. Wetenschappers suggereren daarom dat knipperen kan zorgen voor een vorm van tijdelijke rust voor de hersenen, zodat ze een fractie van een seconde later weer klaar zijn voor de volgende inspanning. Bij vermoeidheid wordt de knipperfrequentie onregelmatig. En daar is weer een link naar de autotechniek, want de Attention Assist –een systeem dat waarschuwt als de bestuurder slaperig wordt– van bijvoorbeeld Mercedes meet continu de oogbewegingen van de bestuurder. Mochten deze vermoeidheid verraden, dan krijgt de bestuurder het advies om even pauze te nemen.
Behalve deze spontane knipperingen onderscheidt men ook nog de reflex- en de opzettelijke knippering. De reflex treedt op als er iets te dicht bij het hoornvlies komt, zoals een vliegje of de vingertjes van een klein kind op schoot. Bij de opzettelijke knippering denken we natuurlijk al snel aan de knipoog. In veel culturen is dit een teken van samenzweerderigheid of humor. Het zegt als het ware: We begrijpen elkaar zonder woorden. Gek genoeg kunnen we tegenwoordig ook knipogen als we elkaar niet zien, maar ik verklap niet hoe dat werkt ;-).
Zacharias Klaasse is docent wiskunde. Behalve van cijfers houdt hij van de natuur. Daarom schrijft hij maandelijks over de schepping.