Rituele plek ontdekt in de buurt van de Tempelberg
Archeoloog Eli Shukron heeft een bouwwerk ontdekt in de Stad van David in Jeruzalem met acht uit een rots gehouwen kamers, een altaar, een gewijde steen, een olijfpers en een wijnpers.
De Israëlische Oudheidkundige Dienst leidt de opgravingen in de Stad van David. Dit is het oudste deel van Jeruzalem, dat koning David rond het jaar 997 voor Christus op de Jebusieten veroverde.
De Britse avonturier Montague Parker vond al een deel van het bouwwerk toen hij in 1909 op zoek was naar de Ark des Verbonds en andere tempelschatten. Shukron begon met de opgraving in 2010 en zette deze in verschillende seizoenen voort.
Shukron concludeert dat de plek vanaf de 8e eeuw voor Christus in onbruik raakte en met puin werd gevuld. „De staande steen die we opgroeven op de originele plek en de andere kamers, bleken daarom goed bewaard gebleven.”
Het bouwwerk had een oppervlakte van 220 vierkante meter. Een van de kamers bleek mysterieuze V-vormige tekens in de vloer te hebben. Volgens opgravingsdirecteur Shukron dienden deze mogelijk voor een driepotige installatie die de priesters nodig hadden voor hun rituele activiteiten.
In een uit een rots gehouwen ruimte troffen de onderzoekers artefacten aan: potten, kruiken met inscripties in oud-Hebreeuws, gewichten, scarabeeën (siervoorwerpen in de vorm van een mestkever), zegelstempels met decoraties en maalstenen om granen te malen.
De archeoloog stelt vast dat de bewoners van Juda het bouwwerk gebruikten voor rituele doeleinden. De gewijde plaats bevond zich op slechts honderden meters van de Eerste Tempel, die vanaf circa 957 tot 586 voor Christus in gebruik was.
Het was waarschijnlijk koning Hizkia (721-693 voor Christus) die de locatie sloot toen hij optrad tegen de afgodendienst. Een andere koning die poogde deze rituele plekken te verwijderen en de aanbidding van Israëls God te concentreren in de Eerste Tempel, was koning Josia (638-609 voor Christus).