Waarschuw tegen doorgeslagen individualisme, maar ook tegen doorgeslagen groepsdenken
Wij tegen de rest van de wereld – dat is het motto van menigeen in de samenleving. Het wordt dus tijd om niet louter te waarschuwen tegen doorgeslagen individualisme, maar ook tegen doorgeslagen groepsdenken.
Aan het begin van dit jaar gingen de dossiers in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging open voor het publiek. Iedereen heeft erover kunnen lezen. Ineens ligt op straat dat opa of oudtante NSB’er was, dat die aardige buurman van vroeger fout was in de oorlog, en dat zelfs bewonderde predikanten niet vrij waren van smetten.
Wie maar wil, kan vanachter de eigen laptop met een paar muisklikken de namenlijsten bekijken. Voor de dossiers moet je meer moeite doen: die moet je aanvragen en dan in Den Haag gaan bekijken – wat de eerste maanden zeker niet zomaar lukt, gezien de enorme belangstelling. Wat gebeurt er dus? Iedereen gaat ijverig op namen zoeken. Zonder de nadrukkelijke waarschuwing te lezen die op de website van het archief staat: niet alle namen zijn van ‘foute’ Nederlanders. Er kunnen zelfs slachtoffers en getuigen tussen staan.
Nieuwsgierigen zoeken niet alleen namen uit de eigen familie, maar ook namen uit het dorp, uit de kerk, uit de politiek en uit de krant. En dan niet met het volstrekt achtenswaardige doel om een beter beeld van de geschiedenis te krijgen, maar om met modder te kunnen gooien. Zoals pastoor Van Peperstraten het verwoordde in zijn blog ”Open het Archief” (de moeite van het lezen waard): „[Ze] tonen juichend hun screenshots van de achternamen van de mensen door wie ze geobsedeerd zijn. Duk! Niemöller! Blommestijn! Zie je wel! Het zal wel familie wezen! NSB-genen!”
Daar wordt zichtbaar hoezeer mensen nog altijd gezien worden als product van hun afkomst en daarop afgerekend worden. Het zegt blijkbaar iets over iemand: wie zijn vader en moeder, opa’s of tantes of achterneven waren. En wat die voorouders en andere familieleden in hun leven gedaan hebben. Menigeen kan niet loskomen van het idee dat je de zonden van de vaderen ook aan de kinderen moet toerekenen.
Het is een voorbeeld van groepsdenken dat we allemaal kennen. Ook in reformatorische kringen kan het best een grote rol spelen: graag willen weten uit welk gezin, welk dorp en welke kerk iemand komt. En wie er familie van wie is. Met als achtergrond de gedachte dat iemands identiteit sterk bepaald wordt door de groep(en) waar hij of zij bij hoort, dat je een mens daar niet los van kunt zien. En dat is natuurlijk ook zo, in zekere zin.
Maar het risico van die manier van denken is dus: één stapje verder, en je gaat de ander moreel beoordelen op grond van zijn of haar achtergrond. Als iemand uit een ‘fout’ nest komt, kan hij niet goed zijn. Als iemand een Joodse achtergrond heeft, wordt hij verantwoordelijk gemaakt voor alles wat Israël doet. Als iemand moslim is, zijn alle islamitische aanslagen zijn schuld. Een autochtone Nederlander is automatisch een ”racist” en ”onderdrukker”. Als iemand zichtbaar van niet-Nederlandse herkomst is, zal hij wel een ”profiteur” zijn. En als iemand bij de ‘verkeerde’ kerk of politieke partij hoort, kan hij het nooit bij het rechte eind hebben.
Het heeft veel te maken met het steeds toonaangevender hedendaagse identiteitsdenken. Mensen worden niet allereerst als persoon gezien, maar als lid van een groep: mannen of vrouwen, zwarte of witte mensen, onderdrukkers of onderdrukten, moslims of christenen, Joden of Palestijnen, lhbti’ers of immigranten. In het algemeen geldt daarbij de regel: machthebbers zijn fout, machtelozen zijn goed. En natuurlijk: de eigen groep is goed, de anderen zijn fout.
Mensen worden bang om hun mening te geven als die van de mening van de eigen groep afwijkt
In de jaren zestig dachten de inwoners van Europa misschien dat ze zich van de diverse groepen waarbij ze hoorden, konden losmaken. Geen gehoorzaamheid meer, geen knellende grenzen van familie, kerk of overheid, geen angst meer voor wat de mensen ervan zullen zeggen, maar onafhankelijk je eigen koers kiezen. Maar niets blijkt vandaag minder waar.
We zitten nu weer in een tijd waarin juist het groepsdenken sterk opkomt, misschien ook wel als gevolg van de multiculturele samenleving. Een tijd waarin mensen bang worden om hun mening te geven als die van de mening van de eigen groep afwijkt. Soms lijkt het wel een vorm van ”tribaal denken”: je verdedigt je eigen mensen ten koste van alles. Ook als ze het mis hebben, of zelfs misdaden plegen. Het gaat niet om wat waar is, of wat rechtvaardig is, het gaat om de beeldvorming van de groep.
Daarom wordt het tijd om op school, in de kerk en in de politiek niet louter te waarschuwen tegen doorgeslagen individualisme, maar ook tegen doorgeslagen groepsdenken. In de christelijke traditie gaat het, als het goed is, niet over goede en foute groepen, maar over individuele zondaren die gered kunnen worden. Dat was toch ook de ontdekking van de Reformatie: ieder mens is als persoon verantwoordelijk voor God. Ieder mens heeft de plicht om de waarheid te zeggen, zelfs als die afwijkt van wat de groep wil. Er is niemand die van nature goed doet, zelfs niet één. En niemand heeft ook maar enige reden om zich boven de ander te verheffen.
Zo bekeken kan een gezond individualisme tegenwicht bieden tegen een ongezond groepsdenken dat slechts de polarisatie bevordert. Echte gemeenschapszin begint bij het kunnen zien van de ander als uniek mens, als individueel persoon.
De auteur is schrijver en journalist.