In de afgelopen twintig jaar is het takenpakket van wethouders verviervoudigd. beeld ANP, Koen van Weel
Ze hebben de „mooiste hondenbaan die er is”. Toch hebben wethouders het steeds moeilijker. Volgens het ambtenarenvakblad Binnenlands Bestuur gooiden in het afgelopen jaar 225 wethouders het bijltje erbij neer. Sinds het begin van het jaarlijkse wethoudersonderzoek van het blad in 2002 was dat aantal niet zo hoog.
Volgens Binnenlands Bestuur zijn er verschillende oorzaken aan te wijzen voor deze ontwikkeling. Soms stapt een wethouder om politieke redenen op, maar dat is inherent aan zijn functie. Steeds vaker echter spelen ook persoonlijke zaken een rol. Wethouders haken af omdat ze meer tijd voor hun gezin, familie en privéleven willen of omdat ze voor een andere baan kiezen. Daarnaast kampt een substantieel deel van de wethouders met ziekte, oververmoeidheid, een gebrek aan energie en te zware fysieke en mentale belasting. Daarbij komt dat bijna de helft van alle lokale politici in het afgelopen jaar te maken heeft gehad met agressie en intimidatie.
Dit alles hangt voor een belangrijk deel samen met het feit dat wethouders steeds meer taken krijgen toegeschoven. Zo hebben gemeenten veel meer zorgtaken op hun bord gekregen en moeten ze complexe werkzaamheden op het gebied van ruimtelijke ordening en woningbouw zien uit te voeren. Bovendien hebben lokale bestuurders steeds vaker te maken met wijzigingen in het beleid van de Rijksoverheid.
In de afgelopen twintig jaar is het takenpakket van wethouders verviervoudigd, verklaarde Jeroen van Gool van de Wethoudersvereniging woensdag op de radio, terwijl het totaal aantal wethouders in die tijd is afgenomen. Omdat ook het budget lang niet altijd meegroeit, hebben wethouders vaak het gevoel dat ze voor een onuitvoerbare klus staan. Ze maken werkweken van 60 tot 70 uur.
Het wethouderschap is er al met al niet aantrekkelijker op geworden en dat is een zorgelijke ontwikkeling. Als het lokale bestuur niet goed functioneert, leidt dat tot betonrot in de democratie. Er is een groot probleem als gekwalificeerde mensen afhaken en geen verantwoordelijkheid meer willen nemen voor bestuurlijke taken in een gemeente. En het vertrouwen van de burger wordt ondermijnd als zijn belangen niet goed worden behartigd.
Allereerst zal er daarom iets gedaan moeten worden aan taakverlichting. Hiervoor is voldoende budget nodig, onder meer voor betere verlofregelingen en het benoemen van meer wethouders. Nu is het nog zo dat het aantal wethouders aan een wettelijk maximum is gebonden, afhankelijk van de grootte van de gemeente. Gelet op het huidige takenpakket is dat niet langer werkbaar. Laten gemeenten zelf de omvang van de colleges bepalen.
Daarnaast is het van belang dat wethouders beter worden toegerust voor en ondersteund bij hun taak. Dat kan door het aanbieden van cursussen, maar ook door het toewijzen van coaches zoals dat bij bestuurders van grote ondernemingen gebruikelijk is. Vaak onderschatten kandidaat-wethouders het werk dat ze moeten gaan doen. Voor de stabiliteit van het lokale bestuur is het belangrijk dat ze zonder al te grote problemen de volle termijn van vier jaar kunnen volmaken. Dat komt de gemeente, de individuele burger én de wethouder ten goede.
Hoofdredactie
Het commentaar vertolkt de mening van het Reformatorisch Dagblad en is geschreven door leden van de hoofdredactie en senior redacteuren.
Ze hebben de „mooiste hondenbaan die er is”. Toch hebben wethouders het steeds moeilijker. Volgens het ambtenarenvakblad Binnenlands Bestuur gooiden in het afgelopen jaar 225 wethouders het bijltje erbij neer. Sinds het begin van het jaarlijkse wethoudersonderzoek van het blad in 2002 was dat aantal niet zo hoog.
Volgens Binnenlands Bestuur zijn er verschillende oorzaken aan te wijzen voor deze ontwikkeling. Soms stapt een wethouder om politieke redenen op, maar dat is inherent aan zijn functie. Steeds vaker echter spelen ook persoonlijke zaken een rol. Wethouders haken af omdat ze meer tijd voor hun gezin, familie en privéleven willen of omdat ze voor een andere baan kiezen. Daarnaast kampt een substantieel deel van de wethouders met ziekte, oververmoeidheid, een gebrek aan energie en te zware fysieke en mentale belasting. Daarbij komt dat bijna de helft van alle lokale politici in het afgelopen jaar te maken heeft gehad met agressie en intimidatie.
Dit alles hangt voor een belangrijk deel samen met het feit dat wethouders steeds meer taken krijgen toegeschoven. Zo hebben gemeenten veel meer zorgtaken op hun bord gekregen en moeten ze complexe werkzaamheden op het gebied van ruimtelijke ordening en woningbouw zien uit te voeren. Bovendien hebben lokale bestuurders steeds vaker te maken met wijzigingen in het beleid van de Rijksoverheid.
In de afgelopen twintig jaar is het takenpakket van wethouders verviervoudigd, verklaarde Jeroen van Gool van de Wethoudersvereniging woensdag op de radio, terwijl het totaal aantal wethouders in die tijd is afgenomen. Omdat ook het budget lang niet altijd meegroeit, hebben wethouders vaak het gevoel dat ze voor een onuitvoerbare klus staan. Ze maken werkweken van 60 tot 70 uur.
Het wethouderschap is er al met al niet aantrekkelijker op geworden en dat is een zorgelijke ontwikkeling. Als het lokale bestuur niet goed functioneert, leidt dat tot betonrot in de democratie. Er is een groot probleem als gekwalificeerde mensen afhaken en geen verantwoordelijkheid meer willen nemen voor bestuurlijke taken in een gemeente. En het vertrouwen van de burger wordt ondermijnd als zijn belangen niet goed worden behartigd.
Allereerst zal er daarom iets gedaan moeten worden aan taakverlichting. Hiervoor is voldoende budget nodig, onder meer voor betere verlofregelingen en het benoemen van meer wethouders. Nu is het nog zo dat het aantal wethouders aan een wettelijk maximum is gebonden, afhankelijk van de grootte van de gemeente. Gelet op het huidige takenpakket is dat niet langer werkbaar. Laten gemeenten zelf de omvang van de colleges bepalen.
Daarnaast is het van belang dat wethouders beter worden toegerust voor en ondersteund bij hun taak. Dat kan door het aanbieden van cursussen, maar ook door het toewijzen van coaches zoals dat bij bestuurders van grote ondernemingen gebruikelijk is. Vaak onderschatten kandidaat-wethouders het werk dat ze moeten gaan doen. Voor de stabiliteit van het lokale bestuur is het belangrijk dat ze zonder al te grote problemen de volle termijn van vier jaar kunnen volmaken. Dat komt de gemeente, de individuele burger én de wethouder ten goede.
Hoofdredactie