„Zwerven in de geest is misschien wel de hoogste vorm van vakantiegeluk”
Wie schrijft, die blijft, zegt het spreekwoord. Ik heb dat altijd een bedenkelijke uitdrukking gevonden. Wie schrijft, blijft… wat? Wekenlang van menselijk gezelschap verstoken? Vaste klant bij de chiropractor? Voor altijd in dubio of het ”hij joeg” of ”hij jaagde” is?

Veel mensen beschouwen schrijven als een statisch beroep. In gedachten zien zij een gekromde gestalte star over zijn stabilo gebogen, zijn enige bewegingen het krassen van zijn pen op het papier en het flitsen van zijn blik over de regels. Maar wat de onwetende toeschouwer aan het bureau ziet leunen, is niet meer dan het exoskelet van de ziel. De schrijver is een geleedpotige; zijn geest is ongewerveld. Terwijl achter zijn rug de donkere dagen voorbijglijden, reist hij op het vloeien van de inkt naar onafzienbare verten: de wazige woestijnruïnes van de Levant, de zwartberoete stegen van een industriestad, een heuvelburcht, een koolzaadveld, een Zuid-Bretonse badplaats…
Schrijven is geen vierbaansweg aanleggen; het is trail blazing door een wereld die je zelf nog maar net hebt ontdekt.
Zwerven in de geest is misschien wel de hoogste vorm van vakantiegeluk. Wie schrijft, die drijft – dobberend op zijn eigen pennenstreken richting een horizon die zich met ieder woord verder verbreedt. Met elke zin schep je een nieuwe golf waarop je scheepje rustig voortrolt. Alle alinea’s dragen de belofte van een nieuwe wereld.
Maar juist als Kaap De Goede Hoop in zicht komt, doemt daar plotseling een zwarte schim aan de einder: een driemaster met klapperende zeilen, zonder vlag en met geen mens aan boord. Het is de denkbeeldige lezer, die stuurloos over de zeven zeeën zwalkt. Hij heeft geen naam of gezicht, is oud, jong, man en vrouw tegelijk. Hij haakt je aan – hij heeft jouw reis besproken.
De lezer is het schrikbeeld van de schrijver. Je kent hem niet, en toch is hij degene die je urenlang moet zien te naken, raken en vermaken. Zodra hij in beeld komt, is het uit met het kalmpjes ins Blaue hinein koersen. Je kunt de lezer nu eenmaal niet zomaar in een verhaal loslaten en duimen dat hij er zelf zijn weg wel in vindt. Zonder het juiste woord op de juiste plaats is hij als een dolend schaap in het berglandschap van het boek: nu eens hier, dan weer daarheen zwervend, zonder weet van waar het werkelijk om draait. Je bent geen bijrijder; je bent een baanbereider. Als je werkelijk wilt dat de lezer in jouw verhaal op pad gaat, zul je hem zelf de weg moeten wijzen.
Schrijven is geen vierbaansweg aanleggen; het is trail blazing door een wereld die je zelf nog maar net hebt ontdekt. Het enige wat je kunt doen om de lezer in je spoor te krijgen, is precies op de juiste plekken een piketpaaltje planten: daarheen alstublieft, let op het trapje, als u hier links kijkt… – ziet u rechts niets, maar dat zeg je niet, want wat zich daar, net buiten de randen van zijn zicht afspeelt, mag hij pas drie bochten later met een schrikschok ontdekken.
Sommige lezers raken halverwege hopeloos het padje kwijt. Anderen soppen op natte sokken door drasmoerassen waar jij droogvoets doorheen bent gehuppeld. De een huivert bij de afgronden waar je ze langs voert, de volgende kan er geen genoeg van krijgen. Er zijn lezers die vijf, zes wegwijzers missen, als door een wonder weer op de route terechtkomen en op hun détour nog wat fraais ontdekt hebben ook. Maar het mooiste is het als je ze eindelijk uit de bosrand ziet opduiken, met gloeiende wangen en schitterogen en maar één woord op de lippen: „Mag ik nóg een keer?”
En jij, leunend achter je lege bureau, knikt glimlachend: Vooruit maar, ga je gang. De route staat beschreven. De reis is al geboekt.
Sarah van der Maas (1995) studeerde algemene en sociale geschiedenis in Leiden en Groningen. Verhalen vertellen is haar passie: of die zich nu afspelen in een ver en vreemd verleden of om de hoek van de straat.