Pastor Ramesh dacht te sterven bij aanval door radicale hindoes: „Ik blijf het Evangelie delen”
Pastor Ramesh werd zo ongenadig hard door hindoeradicalen in elkaar geslagen, dat hij voor zijn leven vreesde. Toch wil de Indiase voorganger van geen wijken weten. „Juist zij hebben het Evangelie nodig.”
Het gerinkel van brekend glas tegen de kerkmuur doet pastor Ramesh opschrikken. Als hij naar buiten gaat om poolshoogte te nemen, ziet hij een tiental mannen bierflesjes naar zijn kerk gooien. Het groepje is duidelijk uit op ruzie en begint de Indiase predikant uit te schelden. Ramesh probeert de situatie tot bedaren te brengen. Tevergeefs. Binnen een mum van tijd slaat de situatie om.
De tien mannen sleuren de predikant de kerk in en slaan hem bruut in elkaar. „Het bloed stroomde uit mijn neus en ogen. Mijn gezicht raakte verdoofd door de herhaalde klappen”, vertelt Ramesh. „Ze sloegen me heel deze ruimte door. Je kunt het bloed daar nog zien zitten”, wijst hij naar een wand van de kerkzaal. Op de okergele muur zit een rode vlek ter grootte van een hand, als stille herinnering aan het geweld, dat in augustus plaatsvond.
Hoe ik mijn man na de aanval aantrof, zal ik nooit vergeten - Saritha, vrouw van pastor Ramesh
De aanval is zo genadeloos, dat Ramesh meent dat zijn laatste uur geslagen heeft. Toch roept hij de andere aanwezigen toe om niet terug te vechten. „Terwijl ik in elkaar werd geslagen, gingen mijn gedachten naar het lijden van de Heere Jezus Christus. Ik voelde dat ik deze pijn moest doorstaan, in navolging van Christus, Die het kruis wilde dragen,” vertelt hij. De muren achter hem spreken stilzwijgend van diezelfde boodschap. In sierlijke, gekrulde letters staan er in het Telugu –de officiële taal van de Indiase deelstaten Andhra Pradesh en Telangana– Bijbelteksten geschreven, waaronder Romeinen 5:8: „Maar God bevestigt Zijn liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wij nog zondaars waren.”
Gebroken oogkas
De kleine kerk van pastor Ramesh staat aan een doodlopende zandweg in een hindoewijk van de miljoenenstad Hyderabad, in de deelstaat Andhra Pradesh in het zuiden van India. Op de smalle voordeur prijkt een rood kruis. Buiten wapperen paarse jurken aan de lijn; de kerk is tevens de woning van Ramesh (38) en zijn vrouw Saritha (37). De ruimte is eenvoudig: een gordijn scheidt de keuken van de kerkzaal, terwijl achter in het gebouw twee bescheiden slaapkamers liggen.
Saritha luistert stil naar het verhaal van haar man, die zijn verhaal ogenschijnlijk rustig vertelt. Maar bij zijn vrouw vullen de ogen zich met tranen, terwijl de herinneringen haar overweldigen. „Ik was niet thuis toen het gebeurde”, vertelt ze zacht. „Toen ik hoorde wat er aan de hand was, haastte ik mij naar huis. Hoe ik mijn man aantrof, zal ik nooit vergeten. Ik kan die beelden niet uit mijn hoofd krijgen.” Ze veegt een traan weg en vervolgt: „Zijn gezicht was onherkenbaar, zijn lichaam gehavend. Hij had plastische chirurgie nodig om te herstellen.”
Ramesh pakt zijn telefoon en laat foto’s zien van kort na de aanval. Zijn hoofd en complete bovenlijf zijn besmeurd met bloed. Zijn T-shirt, dat half van het lijf is gescheurd, zit vol met rode vlekken. Zijn linkeroog zit dichtgeplakt van het geronnen bloed uit zijn gebroken oogkas, die vier maanden nodig heeft om te herstellen. „Ik kon met dat oog nauwelijks wat zien.” ‘s Nachts houdt de pijn hem nog altijd wakker en direct licht kan de pastor niet verdragen.
Ondanks de fysieke en emotionele littekens willen Ramesh en zijn vrouw Saritha niet van wijken weten. Ze willen blijven waar ze zich door God geroepen voelen.
Grijns
Het verschil tussen Ramesh als jongeman en de man die hij nu is, is enorm. Geboren en opgegroeid in een hindoefamilie, verloor hij al snel zijn geloof en werd hij uiteindelijk atheïst, met een diepe afkeer van het christendom. Maar alles zou veranderen door zijn huwelijk met Saritha, afkomstig uit een christelijke familie.
Zoals zo vaak in India werd hun huwelijk gearrangeerd, een verhaal dat Saritha met een grijns vertelt. „Een familielid stelde Ramesh voor aan mijn ouders”, weet ze nog. „Ze zeiden: „Hij is een aardige jongen. Hij heeft geen slechte gewoonten, drinkt niet, rookt niet en is een fatsoenlijk persoon.”” Ramesh stemde er zelfs mee in om bij haar familie te wonen, wat ongewoon is in de Indiase cultuur.
Dat Ramesh geen christen is, weerhoudt haar ouders er niet van om het huwelijk goed te keuren. „Mijn familie voelde dat God een plan had met hem, dat hij in de toekomst gebruikt zou worden voor het werk van de Heere”, zegt Saritha.
„Sommige families in de wijk werken al jaren tegen ons zonder dat we het wisten” - Saritha, vrouw van pastor Ramesh
In het begin kende Ramesh God niet persoonlijk, zegt ze. Maar na hun huwelijk verandert alles. „Hij begon de Bijbel te lezen”, herinnert Saritha zich. „Door het lezen openbaarde God Zichzelf aan hem. Hij begon te begrijpen Wie God is en wat Zijn karakter inhoudt. Vanaf dat moment begon hij zich te verootmoedigen en actief te helpen in de kerk. Zijn leven veranderde compleet.” Ramesh knikt instemmend. „Zonder die verandering zou ik dezelfde rebelse persoon zijn gebleven. Ik geloof dat ons huwelijk Gods plan was, niet het onze.”
Ondergrondse weerstand
Ramesh betaalde echter een prijs voor zijn bekering. Vrienden lieten hem in de steek. „Toen ik christen werd, keerden de meeste vrienden zich van me af”, vertelt hij. „Nu heb ik slechts twee of drie vrienden over; zij zijn ook christen.” Toch bracht zijn nieuwe geloof ook vreugde. Zijn vader, een alcoholist, kwam later ook tot geloof en liet zijn verslaving achter zich. „Dat was een groot moment van blijdschap in onze familie”, vertelt Ramesh met een glimlach.
Na zijn bekering voelt hij een last op zijn schouders om het Evangelie met anderen te delen, zegt Ramesh. Inmiddels werkt het voorgangersechtpaar al zeven jaar in de eigen wijk, waar veel hindoes wonen. De eerste jaren verliepen rustig, maar de afgelopen twee jaar sloeg de sfeer om. Ondergronds ontstond er weerstand van radicale, hindoeïstische groepen die de kerk wilden sluiten. „Sommige families hier werken ons al jaren tegen zonder dat we het wisten”, vertelt Saritha. „Hun doel is om de kerk te stoppen en het gebouw over te nemen voor hun eigen hindoe-evenementen.”
De tegenwerking neemt verschillende vormen aan. Zo gebruikten mensen tijdens een hindoefestival zonder toestemming de kerkzaal om er eten te koken en kwamen dronken mannen er alcohol drinken. Toen Ramesh hier iets van zei, werd hij bedreigd. Bij een ander incident haalden tegenstanders een jongeman uit de kerk over om drugs te gebruiken, waarna hij en zijn moeder zich tegen de kerk keerden.
De agressie neemt daarna steeds verder toe. Radicale groepen kalken hindoeleuzen op de kerkmuur. „Ze schreven slogans in het Sanskriet om te laten zien dat deze plek van hen was”, zegt Saritha bedroefd. De aanval op Ramesh, twee maanden voor het interview, was het dieptepunt.
Het blijkt een beproefde methode. Veel gemeenteleden hebben de kerk verlaten, uit angst om zelf ook doelwit te worden. „Ze zagen dat zelfs de pastor werd aangevallen. Ze dachten: als zij hem in elkaar slaan, kunnen ze ons ook iets aandoen”, legt Saritha uit. „We hadden ooit veertig leden, nu komen er nog maar tien tot vijftien mensen naar de dienst. Vorige week waren er zelfs maar drie mensen in de kerk.” Ook de kinderen van de familie –het echtpaar heeft twee zoons– worden niet gespaard. „Kinderen uit de buurt zeggen tegen onze kinderen: „Jullie kunnen niet met ons spelen, want jullie gaan naar de kerk.””
Diepe sporen
In de kerkzaal is te zien dat het aantal kerkgangers is teruggelopen. Aan de muur hangt een klein whiteboard met daarop aantekeningen van de zondagschool. Bovenaan staat de datum: 4 februari 2024 – de laatste keer dat er zondagschool werd gehouden. Sindsdien blijven de kinderen uit de buurt weg. „De mensen willen de kerk weg hebben”, zegt Ramesh. Langs een wand staan kasten vol spullen, waaronder een metalen frame met zo’n veertig kleine glaasjes, voor het Heilig Avondmaal. Het ligt al tijden onaangeroerd.
„Ik heb God zo vaak gevraagd: „Waarom gebeurt dit? We hebben toch trouw gewerkt in Uw Koninkrijk?” - Saritha, vrouw van pastor Ramesh
Het echtpaar is er kapot van en Saritha laat dat het meest blijken. „We hebben zo veel tijd en moeite gestoken in het opbouwen van deze kerk”, zegt ze, opnieuw met tranen in haar ogen. Ze stopt even met praten en probeert haar emoties in bedwang te houden. „Het is hartverscheurend om te zien hoe mensen wegblijven en hoe onze gemeenschap afbrokkelt. Ik heb God zo vaak gevraagd: „Waarom gebeurt dit? We hebben toch trouw gewerkt in Uw Koninkrijk?””
Het geweld heeft diepe sporen achtergelaten in het leven van Ramesh en Saritha. Gerechtigheid bleef uit: de daders werden al snel op borgtocht vrijgelaten. „De politie vertelde ons dat ze weinig meer kunnen doen. Alleen als Prassad was overleden, hadden ze verder kunnen ingrijpen”, beschrijft Saritha de wrange situatie. „Nu lopen deze mannen weer vrij rond, en kunnen we ieder moment opnieuw slachtoffer worden.”
De angst is hun constante metgezel. Uit veiligheidsoverwegingen wonen hun twee kinderen inmiddels bij de grootouders. „We hebben geprobeerd Ramesh en Saritha over te halen om ook bij ons te komen wonen”, vertelt Saritha’s vader, die samen met zijn vrouw bij het gesprek aangeschoven is. „Deze wijk is geen veilige plek om te leven.” Het maakt ook dat Ramesh en Saritha niet met hun werkelijke naam in de krant willen, uit angst voor nog meer tegenstand.
Verlangen
Desondanks zijn Ramesh en Saritha vastbesloten om te blijven. De sierlijke Bijbelteksten op de muur van de kerkzaal spreken opnieuw van een waarheid die het echtpaar diep doorleeft. Een van de verzen is afkomstig uit het Oude Testament, Leviticus 6 vers 13. „Het vuur zal geduriglijk op het altaar brandende gehouden worden; het zal niet uitgeblust worden.” Het is een boodschap die hun kracht geeft.
„Wat er ook gebeurt, we blijven hier. God heeft ons geroepen om dit werk te doen en we zullen gehoorzaam zijn. Zelfs als er meer aanvallen komen, blijven we hier om het goede nieuws van Christus te delen”, zegt Saritha. Ramesh knikt instemmend. „Dit zijn juist de mensen die het Evangelie nodig hebben”, zegt hij met overtuiging. „Ik was ooit zoals zij: vijandig tegenover christenen. Ik zie mezelf in hen en het is mijn verlangen dat zij gered worden.”
De echte namen van Ramesh en Saritha zijn bekend bij de redactie.