„Schokkende toename” in geweld tegen christenen India
Het geweld tegen christenen in India stijgt explosief: in tien jaar tijd verzesvoudigde het aantal incidenten. De daders? Radicale hindoes die het Aziatische land willen omvormen tot een hindoestaat. „Ze voelen zich onaantastbaar.”
De klanken van het lied Amazing Grace vullen de straten in het hart van New Delhi. Zo’n 1500 bezorgde christenen uit heel India zijn op de laatste zaterdag van oktober samengekomen in de hoofdstad om te protesteren tegen aanhoudend geweld, intimidatie en vervolging. „Het is genade die ons veilig tot hier heeft gebracht”, zingen ze de woorden van John Newton. Gedurende vier uur wisselen gezang, gebeden en toespraken elkaar af.
„De Heere heeft ons gezegd dat er in de laatste dagen gevaarlijke tijden zullen aanbreken”, spreekt Michael Williams de menigte vanaf het podium toe. „Die tijden zijn nu aangebroken.” Hij is oprichter en voorzitter van United Christian Forum (UCF), een koepel van christelijke organisaties die opkomt voor Indiase christenen en een belangrijke kracht achter het protest is.
De demonstranten, een gemêleerd gezelschap van activisten, christenen en kerkleiders, luisteren aandachtig. Verschillende prominente kerkleiders, onder wie de aartsbisschop van Delhi, hebben zich bij het protest gevoegd. Ondanks de verschillen in kerkelijke achtergronden delen ze één duidelijke boodschap: het geweld tegen christenen in India móét stoppen. „Onze harten zijn bezwaard door het nieuws over afschuwelijke daden van geweld tegen onze broeders en zusters in het hele land”, klinkt het.
Vijandbeeld
Er is sprake van een „schokkende toename” van gewelddadige incidenten tegen christenen, stelt het UCF. Toen de organisatie in 2014 startte met het documenteren van deze agressie, telde het UCF zo’n 120 incidenten. Dat aantal is sindsdien –onder het bewind van premier Narendra Modi– drastisch toegenomen. In 2019 ging het al om ruim 300 gevallen. Vier jaar later waren de cijfers meer dan verdubbeld tot 779. En dat is, waarschuwt de organisatie, nog maar het topje van de ijsberg. Veel incidenten blijven onopgemerkt.
„De Heere heeft ons gezegd dat er in de laatste dagen gevaarlijke tijden zullen aanbreken; die tijden zijn nu aangebroken” - Michael Williams, voorzitter UCF
„Om maar meteen met de deur in huis te vallen: de omstandigheden voor christenen in India om hun geloof te belijden zijn niet goed”, zegt A.C. Michael in zijn kantoor in New Delhi. De rooms-katholieke bedrijfsmanager is woordvoerder van het UCF en coördineerde grotendeels de protestactie. „Elke dag worden er ergens in India ten minste twee christenen aangevallen.”
De aanleiding voor het geweld is veelal de beschuldiging dat christenen in India massaal hindoes proberen te verleiden. „Er is een propagandamachine in werking gesteld door radicale hindoegroepen die christenen en christelijke leiders vals beschuldigen van het met geweld bekeren van hindoes tot het christendom”, zegt Michael. „Deze retoriek wordt gebruikt om een vijandbeeld te creëren en geweld tegen christenen te rechtvaardigen.”
Een voorbeeld van de vaak absurde beschuldigingen van gedwongen bekeringen vond eind september plaats in Ghaziabad, vlak bij de Indiase hoofdstad. Michael: „Een christelijk gezin vierde de vijfde verjaardag van zijn kind en had een predikant uitgenodigd om een gebed uit te spreken. Dit onschuldige gebruik werd door extremisten bestempeld als een poging om hindoes te bekeren tot het christendom.”
Koeienurine
Volgens Michael zijn de beschuldigingen ongegrond. Hij wijst erop dat het percentage christenen in India sinds de onafhankelijkheid in 1947 nauwelijks is veranderd. Momenteel vormen de circa 30 miljoen christenen zo’n 2,3 procent van de bevolking, terwijl vier vijfde van de 1,4 miljard Indiërs hindoe is. „Als christenen werkelijk massaal hindoes zouden bekeren, dan zou India allang een christelijke staat zijn geworden, gezien het grote aantal christelijke scholen en instellingen”, zegt de woordvoerder. Grappend: „We doen blijkbaar toch iets verkeerd.”
De Indiër wijst erop dat het omgekeerde juist vaak voorkomt. Onder het mom van ”Ghar Wapsi” –wat zoiets betekent als: terugkeer naar huis– worden christenen gedwongen het hindoeïsme opnieuw te omarmen. Bij deze ceremonies worden deelnemers onderworpen aan rituelen, zoals het scheren van hun hoofd, het aanbrengen van een tikka (traditioneel stipje op het voorhoofd) en het besprenkelen met koeienurine, die als heilig wordt beschouwd. Deze terugkeer gaat vaak gepaard met intimidatie en geweld.
De ideologie die daarachter zit, is afkomstig van de Hindutva-beweging. Die wil India –nu nog een seculiere staat met een grondwet die vrijheid van godsdienst garandeert– omvormen tot een ”Hindu Rashtra”, een hindoestaat. In deze optiek kan een echte Indiër alleen een hindoe zijn en is er geen plaats voor religieuze minderheden, zoals christenen. Een van de belangrijkste vertegenwoordigers van deze ideologie is de hindoenationalistische groep Rashtriya Swayamsevak Sangh (RSS).
„Door christenen te beschuldigen van massale bekeringen, proberen deze groepen angst te zaaien onder hindoes”, aldus de woordvoerder. „Ze stellen dat het hindoeïsme bedreigd wordt en dat christenen actief proberen om hun aantallen te verminderen. Dit wordt vervolgens gebruikt om de hindoeïstische gemeenschap te verenigen.”
Kerstlunch
De radicale groep RSS heeft veel politieke invloed via de huidige regeringspartij Bharatiya Janata Party (BJP). Veel BJP-leiders hebben een verleden binnen de RSS, zo ook de huidige Indiase premier. De gedachte dat christenen massaal hindoes bekeren, wordt breed gedragen binnen de partij, die ook in diverse staten aan de macht is. Deze retoriek klinkt dan ook veelvuldig in campagnetoespraken. „Het is een politieke strategie om aan de macht te blijven. Ze creëren een valse vijand om stemmen te winnen”, zegt Michael.
„Het is alsof de regering het wel best vindt dat er elke dag christenen worden aangevallen” - A.C. Michael, woordvoerder UCF
Inmiddels hebben twaalf Indiase staten –veelal geleid door de BJP– antibekeringswetten ingevoerd, officieel bedoeld om gedwongen religieuze bekeringen tegen te gaan. In de praktijk leiden deze wetten tot een toename van intimidatie en geweld tegen christenen. Kerkleiders worden regelmatig vals beschuldigd of, nog erger, zwaar toegetakeld. Overtreders riskeren forse straffen, zoals celstraffen tot tien jaar en hoge boetes, wat onder christenen angst en onzekerheid zaait.
De rol van premier Modi is dubieus, vindt Michael. Het afgelopen jaar heeft hij enkele „grote gebaren” richting de christelijke gemeenschap gedaan. „Hij bezocht niet alleen een rooms-katholieke kerk op paaszondag, hij organiseerde ook een kerstlunch voor christenen. Dat was heel positief. Daarmee geeft de premier de boodschap af dat christenen er ook bij horen. Dat we naast elkaar kunnen bestaan, zelfs als we een ander geloof aanhangen.”
Desalniettemin is de vervolging drastisch toegenomen sinds premier Modi in 2014 aan de macht kwam. En uit alles blijkt dat het tegengaan van het geweld voor de regering-Modi geen prioriteit is, zegt Michael. Herhaalde petities aan premier zijn vruchteloos gebleven. „Voor de overheid stellen twee incidenten per dag op 1,4 miljard inwoners niet veel voor. Dat is de manier waarop ze rekenen. Maar bezien vanuit het oogpunt van de christelijke bevolking zijn twee incidenten wél veel. Het is alsof de regering het wel best vindt dat er elke dag christenen worden aangevallen.”