De traditie kan ons bidden verrijken
Bidden: dat doen we allemaal, mag ik hopen. Meerdere keren per dag. Bij het opstaan, rond de maaltijden, voor het slapengaan. Bij vergadering, dagopening, weeksluiting, huisbezoek. We bidden wat af! En telkens opnieuw kiezen we woorden om onze gedachten te vertolken, om onze dank te uiten, om de noden van onszelf en anderen de hemel kenbaar te maken.
Natuurlijk, we kennen onze vaste gebedsteksten. Kinderen leren we het ”Ik ga slapen, ik ben moe”. Ouderen gebruiken bij de maaltijd de woorden van het Onze Vader, de teksten van de Bedezang voor het eten (”O Vader, Die al ’t leven voedt”) en de Dankzang na het eten (”O HEER, wij danken U van harte”), of het oude dankgebed ”Menschlievende God! Uw Naam zij geloofd en gedankt…”.
Velen van ons echter kiezen eigen woorden, het zogenoemde vrije gebed. Keer op keer zoeken we naar taal om onze beden vorm te geven. Prachtig natuurlijk, om de dank voor wat God gaf en de noden die we Hem klagen willen in hedendaagse bewoordingen uit te drukken. Maar wie van ons zal zeggen dat hij dat goed kan? En wie betrapt zich er nooit op dat het toch vaak dezelfde frasen en zinswendingen zijn die uit je mond komen, waarbij het gehalte aan zinnen die met ”Wilt U” beginnen ook nog eens heel hoog is?
Dat kan anders. Het mag ook anders. Onze eigen gereformeerde traditie wijst ons de weg. Wie achter in zijn psalmboek kijkt, ziet een hele reeks ”Christelijke gebeden” staan: voor de kerkdienst, voor thuis, voor het pastoraat. En wie zich in de achtergrond van die collectie verdiept, ontdekt dat er in de reformatietijd nog veel meer gebedsteksten werden gemaakt. Reformatoren als Luther, Calvijn, Datheen: ze waren er druk mee om materiaal te vervaardigen waarmee de gewone man thuis en de dienaar op de kansel konden bidden. En als je die teksten leest, ontdek je dat ze vaak veel meer diepgang –ootmoed enerzijds, vrijmoedigheid anderzijds– hebben dan de gebeden die wij menigmaal al improviserend uitspreken.
We hebben een rijke traditie. We moeten haar alleen nog afstoffen
Waarom doen we hier zo weinig mee? Waarom kiezen we niet vaker voor de weloverwogen vertolkingen die ons als op een presenteerblaadje worden aangereikt? En dat geldt breder dan genoemde collectie. Ook menig psalm –berijmd, onberijmd– of klassiek lied kan ons gebedstaal aanreiken. Een gezang als ”Blijf bij mij, Heer” als persoonlijke dagsluiting, of het verwante lutherse avondgebed (”HEER, blijf bij ons, want het is avond en de nacht zal komen”) om een verenigingsavond mee te besluiten: menigeen ervaart dat als zeer waardevol.
We hebben een rijke traditie. We moeten haar alleen nog afstoffen.