Woede over weelde Assad: marmer, Ferrari’s en dure modemerken
Het lijkt een vast patroon. Zodra dictators van het toneel zijn verdwenen, richt de woede van de bevolking zich op de symbolen van de verdreven machthebbers. Syrië vormt daarop geen uitzondering.
Binnen twee weken was het gedaan met het regime van de Syrische president Bashar al-Assad. Opstandelingen begonnen hun opmars vanuit de noordwestelijke provincie Idlib. Toen de ene na de andere stad viel en het regeringsleger met de staart tussen de benen afdroop, stootten ze in één keer door naar Damascus.
Terwijl Assad in allerijl zijn biezen pakte en naar Moskou vertrok, drongen de eerste rebellen en burgers al het presidentieel paleis in de Syrische hoofdstad binnen. Het complex lag jarenlang ongenaakbaar op een berg, maar vormde nu een makkelijke prooi.
Dat de Syrische dictator zich decennialang schaamteloos had verrijkt, was natuurlijk algemeen bekend. Maar toch stonden de indringers even met hun ogen te knipperen toen ze de weelde in ogenschouw namen. Marmeren vloeren, kroonluchters en kostbare kunstwerken. Voor de garderobe van mevrouw en dochter Assad zou een gemiddeld modehuis in Parijs zich niet hoeven schamen, met merken als Louis Vuitton en Dior. Niet voor niets werd het totale vermogen van de presidentiële familie op bijna 2 miljard euro geschat.
De ondergrondse parkeergarages herbergden een fortuin op zich. De felrode Ferrari’s, een stel Aston Martins, een Lamborghini en een Lexus-terreinwagen moeten een forse aanslag op de Syrische schatkist hebben gepleegd. Voor Assad is het vergane glorie. Voor de bevolking het zoveelste bewijs van een foute leider.