De economische kloof tussen Amerika en de eurozone groeit
Ook na de verkiezing van Donald Trump blijft de Amerikaanse politiek diep verdeeld.
Democraten en Republikeinen gunnen elkaar nauwelijks het licht in de ogen en het sluiten van compromissen zal opnieuw moeilijk blijken. De Amerikaanse democratie is ontegenzeggelijk in verval. Een sombere historicus zou dan ook de vergelijking kunnen maken met het klassieke Rome, dat ten onder ging door het liederlijke gedrag van eigen leiders als Caligula en Nero.
Maar waar de Amerikaanse politiek al jaren geen schoonheidsprijs verdient, geldt dat wel voor de Amerikaanse economie. De Verenigde Staten zijn nog steeds heer en meester op het mondiale economische toneel en de vertrekkende president Biden laat bij het verlaten van het Witte Huis een ijzersterke economie achter.
Wie de VS vergelijkt met de eurozone ziet dan ook een groeiende kloof. Sinds januari 2020 groeide de Amerikaanse economie met ruim 11 procent, de eurozone kwam niet verder dan 5 procent. Na de coronapandemie heeft de Amerikaanse economie een sprint getrokken, terwijl de Europese economie er als een uitgeputte marathonloper achteraan hobbelt. Waar komt dit verschil vandaan?
Allereerst heeft de oorlog in Oekraïne de eurozone hard geraakt. De energieprijzen stegen hard, terwijl Amerika voor energie nagenoeg zelfvoorzienend is. Hogere energieprijzen hebben zelfs een positieve impact op de Amerikaanse economie, omdat de VS een netto-exporteur van olie en gas zijn.
Ook de manier waarop de overheid steun verleende tijdens de pandemie speelt een rol. In Nederland kregen bedrijven steun om hun werknemers in dienst te houden. In Amerika kregen werknemers zelf financiële steun en gold: je vliegt eruit. Tijdens de pandemie werden miljoenen mensen ontslagen, maar toen de pandemie voorbij was hadden deze mensen razendsnel een nieuwe baan. Het economische aanpassingsproces verliep hierdoor sneller.
Op de langere termijn wordt de economische groei vooral bepaald door de groei van de productiviteit. Ook hier scoren de VS aanzienlijk beter. Wie om zich heen kijkt, ziet dat veel grote innovaties van de afgelopen decennia uit Amerika komen. De productiviteit wordt sterk opgestuwd door grote techbedrijven als Apple, Microsoft, Amazon en Nvidia.
Maar ook culturele verschillen spelen een rol. Amerikanen zijn na een crisis veel sneller geneigd om geld uit te geven dan de sombere, spaarzame Europeanen. De Amerikaanse consument houdt van uitgeven. Tijdens dit Black Fridayweekend geven Amerikanen naar verwachting gemiddeld 650 dollar per persoon uit. En wie weleens in een Walmart of Macy’s geweest is, herkent de enorme consumptiecultuur in de VS. Zelfs de Amsterdamse Bijenkorf vlak voor Kerst steekt hier bleekjes bij af.
Desondanks zijn veel Amerikanen pessimistisch. De inflatieschok uit 2022 dreunt nog steeds na en de ongelijkheid is groot. Onder het Amerikaanse succesverhaal tiert een grote tweedeling. Met als resultaat een onvrede waar Donald Trump zijn presidentschap aan te danken heeft.
De auteur is econoom bij De Nederlandsche Bank. Hij schrijft op persoonlijke titel.
> rd.nl/grootgeld