Kerk & religie

Advent: over een oud verlangen naar een beter land

30 November 2024 08:20Gewijzigd op 30 November 2024 09:05
De nacht is voorbij, het wordt dag, de zon gaat op.  beeld Getty Images/iStock

Door de eeuwen heen hebben mensen verlangd naar de komst van Christus. Ze verlangden in donkere eeuwen, in dagen van zonde en van oorlog, in tijden van verlies en pijn, naar de Verlosser. Ze bleven hopen op een betere wereld, die er zeker weten aankomt, ook al duurt het zo lang.

Vier eeuwen geleden verlangde een predikant, Joos van Laren, naar een beter vaderland – net als zijn vader, net als zijn opa. Soms heel letterlijk, maar ook geestelijk. Op tweede kerstdag 1631 preekte Joos van Laren jr. over Abraham, die al hoopte op Christus’ komst. Dit verhaal waaiert uit rondom die preek.

Als we Joos van Laren noemen, wie bedoelen we dan? Meestal een oudvader (1586-1653) wiens preken zo nu en dan nog gelezen worden. Maar deze Joos mag dan de enige Joos van Laren zijn van wie preken bewaard zijn gebleven, hij is zeker niet de enige met die naam geweest. Vele Van Larens heetten Joos. En vele Van Larens waren predikant – niet minder dan zestien in de zeventiende eeuw.

joos-eenmalig vignet.jpg
Van Laren 1586-1653. beeld RD

De familie komt uit Vlaanderen. Grootvader Joos is daar rond 1560 de protestantse godsdienst toegedaan en moet vanwege vervolgingen van plaats naar plaats vluchten. Zijn zoon, vader Joos, komt als jonge man in Ieper terecht en wordt daar na een korte theologische studie in 1584 tot predikant bevestigd. Amper twintig jaar is hij dan. Al na een maand wordt Ieper veroverd. Veel protestanten moeten vluchten. Vader Joos ook. Eerst naar Antwerpen, maar als vervolgens die stad wordt ingenomen zoekt hij de noordelijke Nederlanden op. Zo wordt hij in datzelfde jaar nog predikant te Arnemuiden. In 1586 wordt daar zoon Joos geboren – de Joos van de preken die nog steeds her en der in reformatorisch Nederland worden gelezen.

Joos jr. zal niet de enige predikant worden uit dit gezin; maar liefst zeven zonen van vader Joos hebben dit ambt bekleed.

Als revisor heeft Joos jr. een belangrijke rol gehad bij het tot stand komen van de Statenvertaling. In 1653 sterft hij. De laatste preek die hij heeft klaarliggen (over Exodus 20:24, het zou de eerste preek in de nieuwe Oostkerk zijn) is nooit door hem gehouden.

Ook van zijn zonen worden er drie predikant, onder wie de jong overleden David. Zoon Abraham wordt boekdrukker, en geeft in 1670 een bundel preken van zijn vader uit: ”Twee-en-vijftigh Predicatiën over bysondere Texten der H. Schrifture; gedaan binnen Vlissingen, op verscheyde voorvallende gelegentheden” (Vlissingen, 1670).

Op de titelpagina is een prachtig embleem afgedrukt, een tekening van een man met een staf in zijn hand. Hij staat bij een bassin dat volloopt met water. Om hem heen in een ovaal de woorden: ”Waer het te vooren drooch geweest is, daer sullen vivers zijn. Esaia 35.”

Het is het verlangen van vele Van Larens geweest.

Het verhaal gaat verder onder de afbeelding.

De hervormde kerk van Oudelande, waar Joos jr. stond van 1608-1610. beeld Christine Stam-van Gent
April 1584Verlangen naar een beter land (vader Joos)
Overal grimmige blikken, uit onbekende ogen. De soldaten van de vijand drommen samen rond de poort. Joos wil niet naar hen kijken, naar hun glimmende degens, hun musketten, de hellebaarden, de helmen, maar hij moet wel. Hij zou omlaag willen staren, naar de grond die hij zo dadelijk voor het laatst onder zijn voeten zal hebben, maar het is alsof een onzichtbare hand zijn kin omhoog drukt. Kijken, pijn voelen. Dan, tussen al die grimmige overwinnaars, naast iemand die een heiligenvaandel opsteekt, een gezicht dat hij herkent.

De trompetter.

Toen de boodschapper van het katholieke leger maanden geleden voor de stad verscheen, stond Joos op de muur, samen met andere verdedigers, die toen nog vol goede moed waren. Omdat ze geen idee hadden van wat wachtte, beseft Joos nu. Niet weten leidt tot dwaas optimisme, steeds weer. Of het nu gaat om je land of je ziel.

Hij denkt terug aan de trompetstoten waarmee de boodschapper de aandacht wilde trekken, dof en dreigend. Woord voor woord herinnert hij zich de op luide toon voorgelezen, vleiende taal die volgde. Waarom Ieper verdedigen, terwijl dat zinloos was? Waarom de koning van Spanje de rug blijven toekeren, terwijl de Prins van Oranje Vlaanderen aan de Franse Anjou had verkocht? Waarom geen vrede sluiten, in plaats van honger te lijden en te sterven voor een verloren zaak?

Zijn bevelhebber Alexander Farnese zou genadig zijn, beloofde de trompetter. Die wilde geen wraak. Wie het ware, katholieke geloof niet wilde belijden, zou geen haar worden gekrenkt. Al zouden de ketters wel moeten vertrekken, dat sprak vanzelf.

Definitieve scheiding

Hij werd uitgejoeld. Jonge mannen schreeuwden de boodschapper toe dat hij dichterbij moest komen. Dan zouden ze hem grijpen en aan de hoogste boom van Ieper laten bungelen. Wat dacht hij wel. God stond aan hun kant; er zou snel hulp vanuit Brugge komen.

En nu: nu staat hij tussen de andere soldaten, een brede glimlach op zijn gezicht. Vlak achter de strijders van Farnese verzamelen zich burgers, de katholieken, degenen die mogen blijven. Hun gezichten even smal en ingevallen als die van de hen die moeten vertrekken, hun lichamen even geteisterd door de honger. Maar hun blikken zijn in plaats van dof, hoopvol of, vaker, grimmig.

Joos herkent velen van hen. Er zijn buren bij, bestuurders en strijders die hebben gezworen hun stad nooit op te geven. Tot voor kort stonden ze zij aan zij, letterlijk, maar in dit vreselijke uur valt er een definitieve scheiding tussen de belijders van de oude leer en degenen die de waarheid hebben gevonden. Nu prijzen zijn roomse stadsgenoten de vijand en verzekeren ze die dat ze reikhalzend uitzagen naar bevrijding.

Als Joos naar hen kijkt, wenden sommigen hun blikken af; anderen lijken vol haat. Vertrouw nooit op mensen, die vallen altijd weer tegen.

Knipsel_84cd85ec6f.png
Gravure van de oude St. Maartenskerk in Arnemuiden gesloopt in 1857. Hier ging Joos van Laren sr. voor, en Joos jr. is er gedoopt. beeld Historische Vereniging Arnemuiden

De poort achter de honderden die gaan vertrekken, staat wijd open en in gedachten keert Joos er nog één keer door terug. Voorbij, voorbij, zijn jaren in Ieper, voorgoed voorbij. Soms brachten ze hem vreugde, vaak verdriet. Fel dringen zich herinneringen aan hem op. Hij heeft horen zeggen dat je, vlak voor je sterven, heel je leven aan je voorbij ziet trekken. Kan er iets dergelijks gebeuren als je van huis en haard wordt verdreven?

Het lijkt erop. Gedachten kronkelen in zijn hoofd, buitelen over elkaar, verwarren hem terwijl ze tegelijk iets, ja veel, duidelijk lijken te maken. Hij ziet zich weer in gebed verzonken, biddend of God hem de weg wilde wijzen. Hij voelt opnieuw hoe hij vanuit de hemel werd geroepen. Dien de Heere, als prediker van Zijn Woord. Zeventien jaar was hij. Er volgden gesprekken met grijze, waardige kerkenraadsleden, met zijn vader, soms met zijn moeder.

Zijn ouders. Rouwen lijkt op vallen, waarbij je niet weet waar je terechtkomt. Nog geen jaar geleden lagen ze elk aan een kant van hun smalle bed te sterven. Moeiteloos roept hij het rode, gevlekte gezicht van zijn moeder op en hoort hij haar steunen. De glanzende, paarse builen in haar nek. Het haar als een donkere, vochtige wirwar, haar kussen doorweekt van zweet.

De dood is overal.

Hij reist mee, beseft Joos. Hij gaat mee nu ze op reis moeten, nu ze zo veel moeten achterlaten. Hij zal ons vergezellen. Maar niet alleen hij, gelukkig is er de Ander.

Niet voor het eerst dwaalt zijn blik over de velen die Ieper samen met hem gaan verlaten. Natuurlijk blijft hij rusten op zijn Maeyken, die tussen andere jonge vrouwen staat, haar armen over elkaar. Deze dag is voor haar nog zwaarder dan voor hem. Ze houdt met heel haar hart van de stad die ze niet zal terugzien, van de smalle, kronkelende straten, de eeuwenoude huizen, de indrukwekkende kerken, de geuren uit de werkplaatsen en bakkerijen: van hout, linnen, brood en pasteien.

Hoe zal het met haar gaan nu ze vrijwel zonder bezittingen op de vlucht moeten? Kan ze de ontberingen die hun wachten verdragen?

En al die anderen. Velen kijken naar hem, merkt hij. En hij begrijpt het. Een volk in nood zoekt leidslieden, gidsen die hen door gevaarlijk land kunnen voeren.

Wijs ons de weg

Hij ziet wanhoop, woede en verdriet. Hij proeft onzekerheid en angst. Kinderen huilen, soms met hoge uithalen. Mannen schreeuwen hun machteloosheid uit tot de wolken die traag boven hen voorbijdrijven. Misschien wordt er zonder woorden gevloekt.

Duizend vragen blijven onuitgesproken. Waarom moet de zuivere godsdienst wijken voor de paapse dwaalleer? Hoe kan het dat God hun niet de overwinning heeft gegeven? Ziet Hij niet in gunst op hen neer? En: hoe zal het verder gaan?

Ze kijken naar hem. Mannen en vrouwen die vaak twee keer en soms zelfs drie keer zo oud zijn als hij, hun predikant. Wijs ons de weg, zeggen hun ogen.

Hij moet moed tonen, terwijl hij zich krachteloos voelt. Kan dat? Ja, dat kan.

God is dezelfde. Hij is sterker dan de dood. Traag loopt Joos in de richting van zijn mensen. Ze wenden zich naar hem, kijken verwachtend. „Vrees niet”, zegt hij, zacht en hees. Even later klinkt zijn stem krachtiger: „Vrees niet. Het gaat niet om de stad die we achterlaten. Het Koninkrijk van onze God is niet aards. Bij Hem zijn betere dingen te vinden. We zoeken niet het sterfelijke, maar het eeuwige leven. Vrees niet en houd moed.”

„Non est mortale quod opto”, gaat het door hem heen. Niet verlangen naar de dingen van deze wereld, maar naar de eeuwige toekomst.

„Niet verlangen naar de dingen van deze wereld, maar naar de eeuwige toekomst” - Joos van Laren sr.

Geloven de mensen hem? Sommigen lijken troost te putten uit zijn woorden. Verbeeldt hij het zich of rechten zich hier en daar ruggen en worden verstarde trekken op ingevallen gezichten zachter? Wie het ook gelooft, hij gelooft het. Hij weet. Het is alsof zijn voeten eensklaps lichter voelen, alsof de zwaarheid ook uit de rest van zijn lichaam wegtrekt, zoals koorts van het ene op het andere moment kan verdwijnen. De reis wordt moeizaam en vol gevaren, dat is zeker, maar er komt een einde aan.

Er komt een einde aan.

Het verhaal gaat verder onder de afbeelding.

Het begin van het voetpad langs de Arne, waarlangs Joos jr. liep als hij naar Middelburg ging. Dat begin is er nog, bij de tegenwoordige Roelse'sweg in Arnemuiden. Als je daar staat kun je de toren van Middelburg zien bij helder weer. beeld Christine Stam-van Gent
Arnemuiden, 1586Verlangen naar een betere wereld (zoon Joos)
Als hij elf jaar is loopt deze intelligente knaap dagelijks via het kronkelpad langs de Arne naar Middelburg, naar de Latijnse school. Later studeert hij in Leiden en Franeker, om in 1608 zijn eerste gemeenten als predikant te gaan dienen: Ellewoutsdijk en Oudelande.

Daarna volgen IJzendijke en Koudekerke. In 1618 overlijdt vader Joos. In plaats van de vaders zullen de zonen zijn: Joos jr. volgt zijn vader op als predikant van de Grote Kerk van Vlissingen.

Op zondag 26 december 1631 preekt hij daar ook. Was het koud die dag? Wie zaten er in voorname zetels vooraan, hun voeten op een stoof? Was Michiel de Ruyter erbij, de stoere zeeheld die dit jaar zijn eerste vrouw in het kraambed verloor en drie weken later zijn dochtertje? Kon het naamloze volk achterin alles horen? Hadden de kerkgangers weet van de uitbarsting van de Vesuvius, op 16 december 1631 in Zuid-Italië, waardoor zeker 4000 mensen de dood vonden?

We weten het niet. We weten alleen dat Joos van Laren jr. al zijn hoorders deze dag aanspreekt met „Zeer beminden in de Heere!” En dat hij de volgende tekst bepreekt: „Abraham, uw vader, heeft met verheuging verlangd, opdat Hij mijn dag zien zou; en hij heeft hem gezien en is verblijd geweest.”

Zeer beminden in de Heere!

God heeft de mensen Zijn eniggeboren Zoon gegeven. Nu is er geen ondankbaarheid op de wereld die God zo veel verdriet doet, dan dat de mensen met zo’n groot geschenk toch niet blij zijn.

De Zoon van God alleen kon voor de mensen aanbrengen: vergeving van de zonden, genezing van alle kwalen, verlossing van de dood, ja, het opnemen in de hemel.

Hij is de enige troost voor alle bekommerde harten. Hij is de enige hoop ter wereld in het stervensuur. Daarom is Hij een geschenk van groter waarde dan de gehele wereld.

„Hij is de enige troost voor alle bekommerde harten” - Joos van Laren jr.

Abraham verlangde zeer om de dag te zien dat Christus in het vlees verschijnen zou, zegt Joos in deze preek. De aartsvader zag zo veel ellende om zich heen, en voelde zich ook zelf zo ellendig, dat er niets anders was waarop hij zich nog kon verheugen.

Deze wens van Abraham is door God vervuld. Jezus Zelf zegt het: „En hij heeft hem gezien en is verblijd geweest.”

Hoe kan dat? Abraham leefde 2000 jaar voor Christus’ komst. Hij kan Hem niet met natuurlijke ogen gezien hebben. Misschien, zegt Joos, heeft Abraham een hemels visioen te zien gekregen waarin hij de heerlijkheid van Christus zag. Of de Heilige Geest heeft hem een bijzondere openbaring gegeven, waardoor hij helder de diepere betekenis zag van alles wat er met zijn zoon Izak gebeurde. Het offer, het lam dat de plaats innam van een mens…

Hoe dan ook – Abraham moet God gelóófd hebben. Met rotsvaste zekerheid. Anders had hij nooit zo blij, zo verheugd kunnen zijn.

De mens die van harte verlangt naar de Zoon van God tot zijn troost en zaligheid, die zal de vervulling van zijn wens van de Heere ontvangen.

Dat is de les. Wie verlangt, ontvangt. En tegelijkertijd is dat het knelpunt. Want… mensen verlangen niet. Niet naar het juiste. Joos benoemt waar ze wél naar verlangen: rijkdom, eer, hoge posities, feesten, heerlijke maaltijden. Dorst naar comfort, niet naar Christus.

Advent betekent komst

Joos van Laren geeft zijn hoorders daarom niet alleen een troostboodschap, hij verbindt er ook een vermaning aan. Abraham was rijk, hij had in dit leven alles zo’n beetje bereikt wat er te bereiken viel. Maar er bleef een leegte. Die honger kon niet door een mens, noch door bezit of status gestild worden. Hij verlangde de Heere Jezus te zien.

Advent betekent verwachten, wordt weleens gezegd. Dat klopt niet helemaal. Advent komt van ”adventus”, dat komst of aankomst betekent. Jezus Christus komt! Er is geen enkele onzekerheid: Hij komt, hoe dan ook.

De kunst om werkelijk advent te vieren betekent dan ook niet zozeer: met verwachting uitkijken. Maar dit: de zekerheid van Christus’ komst gelovig omhelzen. En dan zó dat je er nú al blij van wordt. Zo blij als een kind dat nog jarig moet worden maar al weet wat het krijgt: zijn diepste hartenwens. Het is nog ingepakt, het ligt nog buiten bereik, maar het kind weet wat het krijgen zal en twijfelt daar niet aan.

„Beproef u hieraan, o mens”, dringt Joos bij zijn hoorders aan. Leer met Abraham verlangen. Maar hoe? Misschien kan een latere preek van Joos daarbij helpen.

Geurige appel

Als die in 1649 zijn zoon David tot predikant bevestigt, preekt hij over het Woord van God, dat voor de een „eenen reuck des doodts ter doodt” is en voor de ander „eenen reuck des levens ten leven” (2 Kor. 2:16).

Hij vertelt dat mensen soms een geurige appel bij zich dragen, en die uit hun zak halen als ze op plaatsen komen waar het niet al te fris ruikt. Dan houden ze de appel onder hun neus, en verdrijft de zoete geur de stank.

Zo zou het Woord van God moeten functioneren, aldus ds. Van Laren. Als we dat niet voortdurend dicht bij ons houden, zodat we de lieflijke geur ervan ruiken, zal die andere geur –van dood en verderf– onze ziel aantasten.

Het interessante voorbeeld van de appel laat je door een sleutelgat in de zeventiende eeuw kijken. Minder welriekende geuren moeten overal gehangen hebben. Intens was de aanwezigheid van ziekte en dood. Verlies en verdriet vormden het refrein van een mensenleven.

Slechts drie maanden na zijn bevestiging overlijdt David. Het is niet voor het eerst dat Joos een dierbare verliest. Zijn eerste vrouw Magdaleenken stierf in het kraambed. Joos is maar een jaar met haar getrouwd geweest. Ze ligt al veertig jaar in het graf. Ook Sara, de moeder van David, heeft Joos al moeten begraven. En dan zijn er nog de jonggestorven kindjes.

Wat dat alles precies met hem gedaan heeft, zou je als 21e-eeuwer graag willen weten. Maar daar sprak noch schreef Joos over, zoals hij in de bevestigingspreek van zijn zoon ook geen enkel persoonlijk woord tot David richt. Maar één ding is zeker: hij heeft zich vastgeklampt aan het Woord van God. Bloemen, hoe fraai en geurig ook, vallen af. Ze laten nog geen spoor achter. Maar de appel van het Woord blijft, en verliest nooit zijn geur.

Die ‘appel’ hield Joos onder zijn neus als hij door moeite en verdriet ging. Als hij om zich heen keek, werd hij wellicht overweldigd door de gebrokenheid van dit bestaan. Maar hij keek verder. Hij zag wat hij nog niet zien kon, en verheugde zich daarin. Zoals Abraham. „Abraham, uw vader, heeft met verheuging verlangd, opdat Hij Mijn dag zien zou; en hij heeft hem gezien en is verblijd geweest.”

Een onuitsprekelijke vreugde

We weten niet wat we missen. Tenzij we die ‘appel’ steeds opnieuw tevoorschijn halen – en onder onze neus houden. Wat te denken van deze ‘appel’: „De Heere heeft meer dan dit (veel geld, een grote troepenmacht, alles waar een mens zijn vertrouwen op stelt), om u te geven” (2 Kronieken 25:9b). Wat als je deze tekst om te beginnen dagelijks uit je zak haalt om aan te ruiken?

Hoe het in de Grote Kerk van Vlissingen rook op 26 december 1631 zullen we ook nooit weten. Maar de woorden die Joos van Laren sprak gaven een bedwelmende geur. Wie deze woorden ook eeuwen later nog onder zijn neus houdt én ze gelooft, zal met Joos, en met al de heiligen uit alle eeuwen, verlangen naar een betere wereld, met een heerlijke Koning.

Dan zullen wij in Hem zulke schatten en zo’n onbegrijpelijke heerlijkheid zien, dat alle heerlijkheid van de wereld daarbij vergeleken maar stof en as is. Dan zullen onze harten ook geheel vervuld worden met een onuitsprekelijke vreugde. En geen vervolgingen of droefheid van deze wereld zullen onze blijdschap van ons kunnen wegnemen.

Hij komt eraan.

Download de preek ”Het kerstfeest van Abraham”

Via de Reveil-serie een preek van Joos van Laren, uit 1670.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer