De wereldklok tikt naar twaalven
„Daarom verwachten wij dien groten dag met een groot verlangen”, klinkt het aan het einde van artikel 37 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, als een machtig slotakkoord. Over die grote dag gaat het in de jongste bundel van Adriaan van Belzen.
Opnieuw reisde Van Belzen (1975) Nederland door om predikanten te interviewen. Inmiddels zagen heel wat interviewbundels van zijn hand het licht, overigens niet alleen met predikanten; ook met christelijke musici, of SGP’ers (naar aanleiding van het honderdjarig bestaan van de partij).
Voor zijn boek ”Verwachten wij die grote dag…?!” sprak de auteur, die in Barneveld woont, zeventien predikanten. In zijn keuze is hij, zoals hij in zijn Woord vooraf aangeeft, „iets verder gegaan” dan de kerkgenootschappen waartoe hij zich „doorgaans” beperkt.
Voor wie, in het bestek van 276 bladzijden, een indruk wil krijgen van hoe predikanten in de (brede) gereformeerde gezindte aankijken tegen „die grote dag”, wat daaraan voorafgaat en wat erop volgt, bevat Van Belzens boek veel lezenswaardigs, veel om over na te denken. Over de tekenen der tijden, over onvervulde beloften (voor het Joodse volk onder andere), over de situatie waarin de kerk zich op dit moment bevindt, over hemel en hel, over de vraag of mensen elkaar straks zullen herkennen.
Doemdagklok
Hoe laat het is op de wereldklok? Het antwoord van ds. A. Kort, predikant van de oud gereformeerde gemeente in Nederland in Krimpen aan den IJssel: „In de hal heb ik een stilstaande klok hangen met de wijzers op vijf voor twaalf, om er zo elke keer aan herinnerd te worden dat het einde nabij is. Met datzelfde doel hangt er ook een plaat van de brede en smalle weg aan de muur van de keuken (…) Zeker als je zo druk bent met aardse dingen, is het belangrijk niet te vergeten dat we op reis zijn naar de eeuwigheid en het einde van de wereld nadert.”
„Hoe laat het op de wereldklok is, weet alleen de Heere”, zegt ds. P. D. J. Buijs, christelijk gereformeerd predikant in Nunspeet. Toch: „Het is heel opmerkelijk dat op de zogenoemde ”Doemdagklok” die door wetenschappers gehanteerd wordt, de wijzers op twee voor twaalf staan. Zij betrekken daarin drie factoren: de vluchtelingenproblematiek, de klimaatcrisis en de wapenwedloop. Wij hoeven ons daardoor niet te laten leiden, maar het geeft op zijn minst te denken dat de wereld zelf haar einde ziet naderen. Zou het misschien tot beschaming gezegd moeten worden dat de kinderen van deze wereld in dit opzicht verstandiger zijn dan (sommige) kinderen van het licht, omdat ze beter doorhebben dan veel christenen dat het met de wereld op een eind loopt?”
Verwarrend
Veel om over na te denken dus. Toch krijgt deze bundel, ook omdat dezelfde thema’s steeds terugkomen, gaandeweg wel iets vermoeiends – maar misschien moet je ’m niet in één keer willen lezen. Iets verwarrends heeft hij, her en der, echter ook. Waar de ene predikant ervan overtuigd is dat de hel zich in het binnenste van de aarde bevindt („Zie Numeri 16 en Openbaring 20:10”), weerspreekt een volgende dat („Wij kunnen de plaats van de hel (…) niet bepalen. Die kan net zo goed ergens in het heelal zijn.”). Zal de hel een plaats zijn waar God eeuwig gevloekt wordt? Ja, zegt de ene geïnterviewde; Nee, een andere. En: wie, of wat, moeten we nu verstaan onder de antichrist? Nog iets: wijzen de meeste predikanten die Van Belzen sprak een letterlijk duizendjarig vrederijk af, iemand als ds. C. van Velzen uit Blaricum (die voorgaat in „allerlei kerken en gemeenten, variërend van Gereformeerde Bond tot Baptisten en Evangelische gemeenten”) gelooft daar wel in: „De tegenargumenten met betrekking tot het duizendjarig rijk hebben mij nooit overtuigd.”
Een énkele keer –bijvoorbeeld rond vaccinatie– laat Van Belzen in zijn vraagstelling doorschemeren waar hij zelf staat, maar over het algemeen noteert hij slechts de antwoorden. Zo ook die van prof. dr. W. J. op ’t Hof, voorganger van de vrije hervormde gemeente in Driedorp, die vrijwel geen goed woord meer over heeft voor de „vrome gereformeerde gezindte”, het Reformatorisch Dagblad en de SGP. Onwillekeurig vraag je je af: zijn er dan helemáál geen goede dingen meer in Juda? En krijgen mensen in de „‘zware’ reformatorische kerkverbanden” écht geen voedsel meer?
Appel
Ook Van Belzen zelf heeft zich tijdens zijn project „meermalen afgevraagd wat de meerwaarde is van een boek als dit”, laat hij in zijn Woord vooraf weten. „Behalve mijn persoonlijke drijfveren om met de christelijke toekomstverwachting bezig te zijn, kon het boek in mijn optiek niet veel meer waarde hebben dan het etaleren (of uitvergroten, zoals sommigen zeggen) van standpunten en visies op de toekomst, waardoor de lezer door de bomen het bos niet meer ziet.” Terecht wijst hij er echter op dat er van de bundel ook een „dringend appèl” uit gaat. „Als ik in de periode dat ik aan dit boek werkte, het onderwerp ter sprake bracht, viel het me meer dan eens op dat er (in tegenstelling tot eerdere projecten) niet of nauwelijks op doorgevraagd werd. Het is goed mogelijk dat de personen die ik sprak, niet representatief zijn om een inhoudelijke reactie te kunnen verwachten, maar in het algemeen geldt, dat het hier en nu hoge prioriteit heeft en de dingen van de eeuwigheid bijzaak zijn of zelfs nooit ter sprake komen. Vaak alleen als de dood dichtbij komt en men het betrekkelijke van het aardse leven ervaart worden ze (al dan niet voor korte tijd) relevant.” De vraag die Van Belzen in de titel van zijn boek opwerpt, is dan ook van levensbelang: ”Verwachten wij die grote dag…?!”
Of, om het met dr. J. H. Bavinck te zeggen, op de laatste bladzijde van zijn nog altijd indrukwekkende werk ”En voort wentelen de eeuwen” (1952): „Gods Woord zegt ons, dat door de vergankelijke dingen heen eenmaal zich aan onze ogen vertonen zal, datgene wat eeuwig vast staat: de grootheid en de heerlijkheid van Hem die op de troon zit, en van Jezus Christus, de getrouwe Getuige. Indien dat waar is –en het is waar– dan is er maar één ding meer belangrijk: „Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten” (Ef. 5:14).”
Boekgegevens
”Verwachten wij die grote dag…?! Bezinning op de christelijke toekomstverwachting”, Adriaan van Belzen; uitg. Lucas Boeken; 276 blz.; € 22,50