Veel mensen gaan maar wat graag mee in vernieuwingen en veranderingen. Voorzichtige wijsheid, noemen ze dit meebewegen met de geest van de tijd. Of is er vaak eerder sprake van verraad aan een oude wereld van tradities en beproefde ideeën?
Wat je geregeld hoort, is de opmerking dat alles moet veranderen om hetzelfde te blijven. Iemand kan dat zomaar tijdens een gesprek uit zijn mond laten vallen, op een verjaardagsfeestje of tijdens een vergadering. Degene die de uitspraak doet, kan er vaak behoorlijk diepzinnig bij kijken. En laten we wel zijn: het riekt ook naar een zekere diepzinnigheid, deze paradox. Om hetzelfde te blijven zou iets niet moeten veranderen, zou een eenvoudig mens denken. Maar nee, het is anders: juist door te veranderen blijven dingen hetzelfde.
Het gezegde wordt vaak geuit door iemand die bepaalde vernieuwingen wil verdedigen, en alle bezwaren daartegen met deze woorden beleefd van tafel veegt. Kom, kom, het zal wel meevallen, zegt hij. We moeten een beetje met onze tijd meegaan, we kunnen het niet allemaal houden zoals het is, de omstandigheden vragen dat we een beetje meedoen, en als we nu een beetje voorzichtig meebewegen, dan zal het allemaal niet zo’n vaart lopen. Dat is pas voorzichtige wijsheid. Door hier en daar een concessie te doen, kunnen we uiteindelijk gewoon doorgaan. U kent deze redenering. U hebt haar ongetwijfeld al vaak gehoord.
Zelf geloof ik er helemaal niks van. Ik wil het bekende gezegde hier niet weerleggen door er een nog diepzinniger uitspraak tegenover te plaatsen, opgetekend door de dichter J.C. Bloem: „Alle verandering is een verslechtering, zelfs een verbetering.” Met die uitspraak ben ik het overigens wel eens, omdat iedere verandering, zelfs een zogenaamde verbetering, altijd gepaard gaat met onherstelbaar verlies.
De roman ”De tijgerkat” is een meesterwerk dat je niet dan tot je grote schade ongelezen laat
Ik wil de waarheid van de uitspraak over die veranderingen die nodig zouden zijn om ervoor te zorgen dat alles hetzelfde blijft, eens bezien in het oorspronkelijke verband waarin ze voor het eerst zijn geuit. De uitspraak is gemunt door de Italiaanse schrijver Giuseppe Tomasi di Lampedusa (1896-1957). Zijn postuum verschenen roman ”De tijgerkat” (1958) is een meesterwerk, een boek dat je niet dan tot je grote schade ongelezen laat. Het boek speelt in Italië, in de tweede helft van de negentiende eeuw, toen Italië van een lappendeken aan staatjes één nationale staat werd. Er was een radicale vleugel, onder leiding van Mazzini, die van die nieuwe staat een republiek wilde maken. Er waren anderen (geleid door Garibaldi), die de oude verhoudingen, waarin de kerk, de koning en de adel het voor het zeggen hadden gehad, wilden veranderen in een land met een constitutionele monarchie onder Victor Emmanuel.
Voor de oude adel, hun levensstijl, hun tradities en herinneringen, hun beproefde ideeën en gebruiken, betekende deze revolutie natuurlijk een grote verandering. En daar gaat de discussie in dit boek over. De oude, charmante prins van Salina, Don Fabrizio, slaat op zijn Sicilië alle onrust met waardige distantie gade. Maar zijn neefje Tancredi, dat hij adoreert, sluit zich aan bij de revolutionairen van Garibaldi. De status quo, met al die vaak door buitenlandse vorstenhuizen geregeerde staatjes, kan niet blijven bestaan. En de verandering zal uiteindelijk niet radicaal zijn: er zal een nieuwe koning komen en de oude adel zal in de liberale eenheidsstaat zijn rol blijven spelen, zij het een andere. „Alles moet veranderen om hetzelfde te blijven.” Het is Tancredi die het zegt.
Fabrizio steunt hem aanvankelijk, en bemiddelt zelfs bij het huwelijk tussen Tancredi en de mooie dochter van een rijke, recent omhooggevallen burger-koopman. Tancredi schaakt en rekent, past zich aan, want hij wil vooruit in de nieuwe wereld. Zijn opportunisme gaat zo ver dat hij op een gegeven moment weer de partij van de koning kiest – tegen de oorspronkelijke revolutie waarvan hij zo’n vurig soldaat was geweest. Want hij wil uiteindelijk ambassadeur worden.
De woorden zijn niet meer dan een soort van smoes om een karakterloze capitulatie te onderbouwen
Maar Fabrizio haakt af: het nieuwe geld en de wansmaak die ermee gepaard gaat, stoten hem af. Het karakterloze opportunisme van de kleine, nieuwe mens, van hen die met hun tijd meegaan om zichzelf in een mooie positie te manoeuvreren, stuit hem tegen zijn borst van adellijke onafhankelijkheid en zelfstandigheid. Wanneer het nieuwe regime hem een zetel in de senaat aanbiedt, bedankt hij vriendelijk maar beslist. De wereld van de tijgerkat (die zijn wapenschild siert) en van de leeuw zal plaats maken voor die van de jakhalzen en de hyena’s. Het oude, matte goud dat zichzelf schroomvallig verborg, was ingeruild voor de opzichtige verguldsels waar de nieuwe mens mee pronkt. Heel die revolutie was uiteindelijk een komedie, „met hier en daar een bloedspat op een clownspak”.
„Ik behoor tot een ongelukkige generatie, tussen de oude en de nieuwe tijd in, en ben in geen van beide op mijn gemak”, is Fabrizio’s conclusie. Net doen alsof dat niet zo was, zou onfatsoenlijk zijn.
Wie nu de uitspraak van Tancredi citeert, moet dus weten dat de woorden in het boek waarin ze zijn gemunt, niet zo heel veel meer zijn dan een soort van smoes om een karakterloze capitulatie te onderbouwen. De woorden getuigen niet van wijsheid en voorzichtigheid, maar eerder van een wereldwijze handigheid, die bereid is het schone, ware en goede van een oude wereld op te geven in ruil voor het klatergoud van een wereld die uiteindelijk niets te bieden heeft. Voor de Fabrizio’s van deze wereld is er maar één woord om die meegaandheid te typeren: verraad.
De auteur is historicus en publicist, en doceert kerkgeschiedenis aan het Hersteld Hervormd Seminarium.