Koken voor relatief onbekenden –of mensen die van zichzelf zeggen dat ze lastige eters zijn– is een ietwat hachelijke onderneming. Welke ingrediënten moet je mijden? Wat zouden ze juist wel lekker vinden? En wat zou voor hen onder de definitie van normaal voedsel vallen?
De ervaring heeft me geleerd dat je in dergelijke situaties beter geen vis op tafel kunt zetten. Al te specifieke smaken (olijven, blauwschimmelkaas) of mogelijk enge ingrediënten (pompoen, vlees met een bot erin) kun je voor de zekerheid ook beter uit de weg gaan.
Voor een paar tieners maakte ik op basis van dergelijke overwegingen ooit een keer lasagne. Die viel zo in de smaak dat deze versie van dit van origine Italiaanse gerecht bij hen thuis mythische proporties heeft aangenomen. Terwijl er eigenlijk niet zo veel bijzonders aan is: de meeste ingrediënten heb ik gewoonlijk standaard in huis.
Misschien is het geheim ervan wel dat je er de tijd voor moet nemen. De tomatensaus –met veel groente, hoe fijner gesneden, hoe beter– staat lekker lang te pruttelen. Ook de bechamelsaus wordt smakelijker als hij de tijd krijgt om te garen. Zo’n schaal lasagne kun je gerust ruim van tevoren klaarmaken. En de lasagne snijdt gemakkelijker als hij na het bakken tien minuten de tijd krijgt om wat af te koelen.