Volwassenenonderwijs wordt onterecht te weinig serieus genomen
Als nakomertje wordt het volwassenenonderwijs onvoldoende serieus genomen. Ten onrechte want iedereen moet op een gegeven moment bij- of omgeschoold worden om het tempo van de ontwikkelingen van de samenleving bij te kunnen houden.
Volwasseneneducatie is een laatkomer in het onderwijsstelsel. Pas in 1996 werd de (sindsdien meerdere malen aangepaste) Wet Educatie en Beroepsonderwijs van kracht. Een onlangs gepresenteerd onderzoek naar de staat van de Nederlandse volwasseneneducatie toont een aantal fundamentele beperkingen aan.
Stiefkind
Het eerste verslag van de toestand van het Nederlandse volwassenenonderwijs is qua opzet te vergelijken met een rapport van de onderwijsinspectie. De bevindingen laten zien dat het volwassenenonderwijs vooral gericht is op verbetering van de Nederlandse taal, in mindere mate op rekenen, digitale vaardigheden en andere competenties.
De doelgroep van de volwasseneneducatie bestaat voornamelijk uit de 1,3 tot 2,5 miljoen laaggeletterden in Nederland. Ruim 6o procent van hen is vrouw. De meeste deelnemers zijn tussen de 25 en 55 jaar oud. Voor 81 procent is Nederlands de tweede taal; laaggeletterden met Nederlands als moedertaal blijken moeilijker te bereiken.
In vergelijking met andere Europese landen –België, Finland, Denemarken, Zweden– lijkt de Nederlandse volwasseneneducatie door de overheid als stiefkind te worden behandeld. Lage budgetten, ad-hocfinanciering, weinig visie, geringe professionalisering, veel vrijwilligers. En organisatorisch is het een en al fragmentatie, verkokering en tijdelijke regelingen.
Ook inhoudelijk is het volwassenenonderwijs beperkt. Persoonlijke ontwikkeling en beroepsoverstijgende competenties, zoals samenwerking of probleemoplossend vermogen, komen niet aan bod.
Reparatiewerk
Veel van wat er in het volwassenenonderwijs gebeurt, kun je als reparatiewerk beschouwen. Volwassenen krijgen er de gelegenheid om zich basisvaardigheden eigen te maken, die de meesten van ons tijdens hun schooljeugd hebben aangeleerd. Dat de doelgroep van het volwassenenonderwijs daar niet eerder aan toe is gekomen, heeft verschillende oorzaken. Bij de een schoot de kwaliteit van het basisonderwijs tekort, de ander groeide op in een land waar hij of zij niet of slechts kort naar school kon gaan.
Los van de reden, reparatiewerk is hard nodig om deze groep volwassenen de mogelijkheid te bieden om naar vermogen deel te nemen aan het maatschappelijke leven. Het rapport concludeert dat een organisatorische en professionele versterking van het onderwijs in basale vaardigheden daarvoor noodzakelijk is.
Toekomstgericht?
Een punt dat in het rapport nauwelijks ter sprake komt, is de functie die de volwasseneneducatie ter voorbereiding op het werk van de toekomst zou kunnen vervullen. Ik had verwacht dat het ook –of vooral– met dat doel zou worden ingezet. Immers, de arbeidsmarkt zal de komende tijd ten gevolge van digitalisering en automatisering ingrijpend veranderen. Bestaand werk zal door technologische innovaties een andere inhoud krijgen. Banen kunnen er zelfs door verdwijnen.
Dat kan voor heel verschillende beroepsgroepen grote gevolgen hebben: voor mensen aan de kassa, maar ook voor juristen, artsen en journalisten. In 2013 schreven Carl Benedikt Frey en Michael Osborne een geruchtmakend artikel over dit thema. De auteurs schatten dat 47 procent van de banen door automatisering dreigt te verdwijnen.
Een van de kernvragen die Frey en Osborne aan de orde stelden, was die naar het verschil tussen mens en computer. Wat kan de een dat de ander niet kan? En aansluitend daarop: hoe kunnen mensen zich voorbereiden op werk waarbij computers tekortschieten? Als je dit terugvertaalt naar volwassenenonderwijs: hoe kun je ook de kwetsbaren mee laten doen op de arbeidsmarkt en in de samenleving van de toekomst?
Lacunes
Bijscholing en omscholing zijn essentieel, zodat mensen van alle leeftijden en van elk onderwijsniveau de technologische en sociale veranderingen kunnen blijven bijbenen. Om de verschillen tussen laag- en hoogopgeleiden niet groter te laten worden, pleit het rapport vooral voor meer ontwikkelingsmogelijkheden voor de eerste groep.
Wat jongeren gedurende hun leerplicht in het reguliere onderwijs leren, vormt de basis voor hoe ze later in de wereld staan. Wat en hoeveel ze leren, is bepalend voor hun beroepscarrière en voor de kwaliteit van hun burgerschap.
Maatschappelijke, technologische, geopolitieke en klimatologische verschuivingen maken het voor iedereen noodzakelijk om zich te blijven ontwikkelen. In algemene zin, sociaal, emotioneel, beroepsmatig, digitaal. Je hebt in onze samenleving steeds meer vermogens nodig om je volwaardig op de arbeidsmarkt en in de bredere samenleving staande te kunnen houden. De kennis en vaardigheden waarmee je van school komt, vertonen vroeg of laat lacunes. Volwassenenonderwijs kan die leemte opvullen.
Uitbreiden
Volwassenenonderwijs geeft mensen kansen die ze in het reguliere onderwijs niet hebben gekregen. Het is belangrijk dat het volwassenenonderwijs deze reparatiefunctie blijft vervullen. Voorwaarde is wel dat dit op niveau gebeurt. Professioneler dus en minder zuinig van opzet.
Daarnaast is het noodzakelijk om het volwassenenonderwijs inhoudelijk uit te breiden en ook te laten inspelen op snelle technologische innovaties en ingrijpende maatschappelijke veranderingen. Het begrip ”eindonderwijs” hoort bij een minder dynamische wereld – bij een wereld die voorgoed voorbij is.
De auteur is socioloog. Dit artikel verscheen eerder op socialevraagstukken.nl.