Kerken hechten aan grondbezit
Tal van kerkelijke gemeenten in Nederland hebben landbouwgrond in bezit. De waarde daarvan neemt alsmaar toe. Beleggers staan soms in de rij om de grond over te nemen, maar krijgen bij de kerken vooralsnog weinig kans. „Ze doen niet gemakkelijk afstand van hun bezit.”
Recent werd bekend dat de gemiddelde verkoopprijs van een hectare landbouwgrond in tien jaar tijd is gestegen van circa 50.000 euro tot rond de 80.000 euro. Kerken hebben in Nederland tussen de 27.000 en 28.000 hectare landbouwgrond in bezit. Ter illustratie: dat is meer dan de grootste projectontwikkelaars gezamenlijk hebben.
Plannen om de woningnood op te lossen, uitbreiding van kassengebieden en de roep om meer natuur en biologische landbouw zetten dit waardevolle bezit onder druk. Daarbij komt dat veel gemeenten steeds meer moeite hebben om hun monumentale kerkgebouwen te onderhouden. Alleen met de verpachting van landbouwgrond is dat niet altijd mogelijk. De vraag wat er moet gebeuren met het grondbezit van kerken komt in het dichtbevolkte Nederland steeds vaker op tafel.
„Veel kerken met grond bezitten zo’n 10 hectare, maar er zijn er ook die wel 300 hectare in eigendom hebben” - Douwe Hiemstra, voorzitter werkgroep Kerk en Landbouw in Nederland
Sommige kerken zijn schatrijk, andere heel arm, zegt Douwe Hiemstra, voorzitter van de werkgroep Kerk en Landbouw in Nederland. Die spreiding is er ook wat het grondbezit betreft. „Veel kerken met grond bezitten zo’n 10 hectare, maar er zijn er ook die wel 300 hectare in eigendom hebben.”
Het aantal kerken met grond wordt geschat op circa 15 tot 25 procent van alle kerken.
Friesland
De werkgroep waarvan Hiemstra voorzitter is, was vroeger in heel Nederland actief. Nu bestaat hij alleen nog in Friesland. In deze provincie is nog altijd veel grond in handen van kerken. Drie op de vier Friese gemeenten van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) hebben landbouwgrond in eigendom: in totaal zo’n 10.000 hectare.
De werkgroep adviseert boeren over tal van vraagstukken en is verbonden met de Raad van Kerken Fryslân, de Rooms-Katholieke Kerk via het steunpunt Solidair Friesland en de classis Fryslân van de PKN. Vanuit het hele land wordt de werkgroep de laatste jaren bestookt met vragen om steun.
Hiemstra adviseert boeren, is ouderling in de gereformeerde kerk van Nijega en ook CDA-raadslid in de gemeente Smallingerland. Veel grondbezit dateert volgens hem uit het verleden, toen grondbezitters zonder opvolgers hun eigendommen na hun dood nalieten aan de kerk. „Dat is veel minder geworden.”
Ook melkquota leverden plaatselijke gemeenten tonnen op. „Als een boer stopte, was 50 procent van de opbrengst van het melkquotum voor de boer. De andere 50 procent was voor de kerk. En die hoefde er geen belasting over te betalen. Dat geld is vaak benut voor de aankoop van nieuwe landbouwgrond.”
De verschillen zijn groot. „Kijk maar hier in Nijega. De hervormde gemeente is heel klein, maar heeft nog steeds een fulltime predikant. Volgens de toekomstige richtlijnen van de PKN zou ze slechts in aanmerking komen voor een halve of zelfs een kwart predikantsplaats.”
Druk van buitenaf
Hiemstra heeft veelvuldig contact met de dienstenorganisatie van de PKN in Utrecht en houdt op verschillende plaatsen in het land lezingen over kerken en landbouw. Daarbij komt ook het grondbezit ter sprake. Hij onderschrijft de geluiden dat de druk van buitenaf steeds groter wordt. „Dat komt niet doordat we grond tekortkomen, maar vooral doordat we in Nederland te veel willen. Alles moet: natuur, woningbouw, infrastructuur en bedrijventerreinen.”
„Besef dat je door verkoop je bezit geleidelijk aan opeet” - Douwe Hiemstra, voorzitter werkgroep Kerk en Landbouw in Nederland
Als kerken hem om advies vragen over hun bezit, heeft hij maar één antwoord. „Tenzij het niet anders kan: niet verkopen. Dat kun je maar één keer doen. Natuurlijk kunnen zich situaties voordoen dat er niets anders opzit. Maar besef dan wel dat je door verkoop je bezit geleidelijk aan ‘opeet’. Je moet bereid zijn om grond te verkopen voor het oplossen van de woningnood, maar schaf voor dat geld dan weer andere grond aan.” Glimlachend: „Gebruik je boerenverstand.”
Her en der komt de duurzaamheidskwestie op tafel. PKN-gemeenten die aangesloten zijn bij het netwerk Groene Kerken bezaten in 2010 circa 4000 hectare landbouwgrond, maar een zeer beperkt deel van het totaal dus. Daarvan wordt driekwart beheerd door kerkrentmeesters en een kwart door de diaconie, zo blijkt uit een recent onderzoek van de Protestantse Theologische Universiteit (PthU).
Groene Kerk zijn betekent voor de deelnemers dat zij zich inzetten voor het verduurzamen van de kerkelijke gebouwen, zuinig omgaan met energie en zo mogelijk biologische producten gebruiken.
Hoewel de meeste eigenaren niet exact weten hoe de pachter de grond gebruikt, concludeert onderzoeker Thijs Tromp dat het overgrote deel van de grond op gangbare manier wordt gebruikt. Een klein deel van de pachters past biologische landbouw toe.
Ongeveer twee derde van de ondervraagden heeft (nog) niet nagedacht over de wenselijkheid en mogelijkheid om een bepaalde manier van het gebruik van de grond te stimuleren. De helft van deze groep staat daar wel voor open en heeft er ook ideeën over, maar stelt zich terughoudend op vanwege praktische bezwaren. Geen van de respondenten overweegt op korte termijn de grond te verkopen.
„Boeren willen over het algemeen best meewerken, maar er moet wel brood op de plank komen” - Douwe Hiemstra, voorzitter werkgroep Kerk en Landbouw in Nederland
Brood op de plank
Veel kerken zijn volgens Hiemstra in de praktijk al regelmatig betrokken bij discussies over het gebruik van landbouwgrond en duurzaamheid. „In mijn directe omgeving zijn er collectieven die met behulp van vergoedingen singels en houtwallen aanleggen, kruidenmengsels inzaaien en delen van slootkanten niet maaien. In dat geval blijft de pachtprijs gelijk.”
Hij kent de geluiden vanuit de Groene Kerken die de biodiversiteit op hun bezit sterk willen stimuleren. „Besef wel dat in dat geval de pachtprijs naar beneden moet. Boeren willen over het algemeen best meewerken, maar er moet wel brood op de plank komen.”
Hiemstra ziet in zijn algemeenheid dat het voor veel kerken steeds lastiger wordt om het grondbezit te managen. „Veel kerken hebben de kennis en kunde niet in huis.” Toch schat de Fries in dat allerlei begerige partijen vooralsnog met lege handen achterblijven. „Het grondbezit van de kerken neemt met hooguit enkele honderden hectares per jaar af.”
Hij wijst wel op een andere ontwikkeling: dat boeren zelf eigenaar van hun grond zijn, staat onder druk. Overname van het bedrijf door bijvoorbeeld een zoon is steeds moeilijker te financieren. Soms wordt de grond dan verkocht en pacht de boer die terug van de nieuwe eigenaar. „Op die manier valt veel grond in handen van grote beleggers. Het is maar de vraag in hoeverre die, zeker in de toekomst, rekening houden met de belangen van de betrokken agrariërs.”