Raúl Guanche (25) blijkt af te stammen van verloren gewaande Guanches
Na de verovering door de kroon van Castilië in 1496 werd de oorspronkelijke bevolking van de Canarische Eilanden weggevaagd. Of toch niet? De 25-jarige Raúl Guanche blijkt af te stammen van een van de laatste stamhoofden van de inheemse Guanchebevolking. „Het geeft je het gevoel dat je hier diepgeworteld bent.”
Raúl Guanche weet wat poseren is. De 25-jarige contentcreator kruist zijn armen over elkaar en richt zijn blik zelfverzekerd naar de horizon. Achter hem beukt de Atlantische Oceaan op de kust van Tenerife, naast hem een reusachtig standbeeld. Het is Pelinor, een van de laatste stamhoofden van de inheemse Guanchebevolking.
Pelinor staat hier op de oceaanboulevard van Candelaria niet in zijn eentje. Hij wordt vergezeld door zijn acht collega’s die tot aan de Spaanse verovering van de Canarische Eilanden elk over een deel van Tenerife heersten. Vereeuwigd in brons staan ze in een trotse rij naast elkaar, de laatsten der ”menceyes”, zoals de Guanches hun koningen noemden.
De bronzen giganten wekken de nieuwsgierigheid van groepjes toeristen. Ze zullen niet vermoeden dat de jongeman met het Mohikanenkapsel naast het beeld van Pelinor een rechtstreekse nazaat is van de laatste mencey van Adeje. Een kleine zes eeuwen later poseert Raúl met de man die twintig generaties terug zijn edelovergrootvader moet zijn geweest.
Raúls achternaam Guanche wees natuurlijk altijd al op een inheems familieverleden. Maar stamboomonderzoek door een plaatsgenoot wees uit dat Raúl afstamt van Pelinor. Die wetenschap laat hem niet onverschillig. „Het geeft je het gevoel dat je hier diepgeworteld bent”, zegt hij. „En dat je op een bepaalde manier deel uitmaakt van de geschiedenis.”
Misvatting
Maar waren de Guanches dan niet uitgestorven? Nee, zegt José Farrujia de la Rosa, professor aan de universiteit van La Laguna en specialist op het gebied van het inheemse verleden van de archipel. Het is een van de hardnekkige misverstanden rond de oorspronkelijke bevolking van de Canarische Eilanden. De gedachte dat de inheemse geschiedenis ophield op het moment dat de troepen van de Castiliaanse kroon de archipel in 1496 definitief onderwierpen, strookt niet met de feiten. Het is een misvatting die het gevolg is van wat Farrujia het „terminale vertoog” noemt.
„Het geeft je het gevoel dat je hier diepgeworteld bent” - Raúl Guanche, nazaat van inheems stamhoofd
„Dat vertoog vertelt wat verdwenen is, maar niet wat gebleven is”, legt de historicus en archeoloog uit. „Vanuit het perspectief van de veroveraar wordt beschreven hoe de kolonist een nieuw systeem invoert. Deze nieuwe orde komt centraal te staan, de inheemse beschaving wordt verontachtzaamd.” Farrujia benadrukt dat deze situatie niet uniek is voor de Canarische Eilanden. Ook in bijvoorbeeld Nieuw-Zeeland, Canada en Midden-Amerika wordt het inheemse verleden verzwegen en verhuld als gevolg van een „harde koloniale opstelling” van de nieuwe heersers.
Om de leemte te vullen schreef de professor ”Memoria Guanche”, Het geheugen van de Guanche. Het boek is zowel bedoeld voor gebruik op middelbare scholen als voor het grote publiek. In het werk ontvouwt Farrujia het proces waarbij inheemsen en kolonisten met elkaar in contact traden. „Dat is fundamenteel om de Canarische samenleving van de 21e eeuw te begrijpen”, zegt hij. „Onze werkelijkheid van nu heeft haar wortels in de vermenging tussen beide rassen en culturen. Dat feit is altijd genegeerd in de geschiedschrijving.”
De officiële geschiedenis spreekt van een inheemse periode die duurt tot aan de Castiliaanse verovering. Vanaf dat moment verdwijnt de oorspronkelijke bevolking uit beeld. Het voortbestaan van inheemse gebruiken en de manier waarop deze worden opgenomen in de samenleving van het nieuwe koloniale systeem, maken geen deel uit van de historische analyse.
En toch zijn er bronnen die bewijzen dat eeuwen na de ”conquista” de inheemse cultuur nog springlevend is. In een document uit de 18e eeuw klaagt een pastoor op La Gomera steen en been over het feit dat „de inboorlingen” van het eiland in perioden van droogte nog steeds offers brengen aan hun goden.
Het is niet bekend hoeveel Guanches er op Tenerife waren ten tijde van de conquista in 1496. De schattingen van hun aantal tijdens de eerste periode van de koloniale overheersing lopen uiteen van 15.000 tot 22.000. Zeker is dat hun aantal snel terugliep. „Aan de ene kant waren er veel razzia’s om slaven te maken voor de mediterrane slavenhandel”, zegt professor Farrujia. „En daarnaast viel de inheemse bevolking ten prooi aan besmettelijke ziekten die de indringers met zich meebrachten. Een ziekte als modorra, een vorm van griep, maakte erg veel slachtoffers.” Grofweg een kwart van de Guanches bezweek eraan.
Mummies
Ook Farrujia voelt zich „vanzelfsprekend” erfgenaam van de Guanches en hun cultuur. „Bioantropologisch onderzoek heeft de inheemse genetische erfenis op de eilanden in kaart gebracht”, zegt hij. Koploper is La Gomera, waar bij de helft van de huidige bevolking inheems bloed door de aderen stroomt. Op La Palma is dat 45 procent. Op de grote eilanden Gran Canaria en Tenerife is het percentage lager, onder meer door de instroom van veel arbeidskrachten van buiten de archipel die in de toeristenindustrie kwamen werken. Maar ook hier draagt nog altijd een aanzienlijk deel van de bevolking de genetische sporen van de oorspronkelijke bevolking: 27 procent op Gran Canaria (850.000 inwoners) en 24 procent op Tenerife (950.000 inwoners). „In de 21e eeuw leven op de Canarische Eilanden dus nog afstammelingen van de oorspronkelijke bevolking”, concludeert professor Farrujia. „Dat is het gevolg van een proces van rassenvermenging. Een inheemse genetische component leeft voort.”
„Als je een oorspronkelijke Canariër achter glas tentoonstelt, creëer je afstand met de Canariër van nu” - José Farrujia de la Rosa, specialist inheems verleden
Ook in veel namen is de inheemse invloed terug te zien. Plaatsnamen als Tacoronte, Tegueste, Anaga of Gáldar zijn afkomstig van de Guanches. Hetzelfde geldt voor persoonsnamen als Bentor, Tinizara, Badayco en Haridian. Ze verraden de Berberse oorsprong van de Guanches. Hun taal was verwant met het Tamazight, de taal van de Berbers in Noord-Afrika. In verschillende varianten werd het Tamazight gesproken van Egypte, Libië, Tunesië, Algerije en de Centrale Atlas in Marokko tot aan de Canarische Eilanden.
Het Tamazight stond in de Noord-Afrikaanse landen echter bloot aan sterke invloeden van buitenaf, onder meer door de Europese kolonisatie en de Arabische invasie. Op de Canarische archipel was dat anders, zegt professor Farrujia. „Door het geografische isolement bleef het Tamazight hier trouw aan het origineel. Veel Noord-Afrikaanse taalkundigen zeggen dan ook dat je voor het werkelijke, meest pure Tamazight naar Canarias zou moeten reizen. Het probleem is alleen dat het Tamazight van de Guanches bijna geheel verloren is gegaan door de Castiliaanse verovering en de kolonisatie. Alleen losse woorden zijn overgebleven.”
In het archeologisch museum in Santa Cruz de Tenerife is een zaaltje met gedempt licht. Het is de plek waar een aantal mummies tentoongesteld worden. Een hand, een voet, maar ook complete personen. Het zijn Guanches, sommige verbluffend goed geconserveerd. Zó goed dat het ongemakkelijk voelt om er van dichtbij naar te kijken, zelfs als buitenstaander. Hoe is dat voor de Canariërs met inheems bloed?
„Het is een interessante paradox”, zegt Farrujia. „Als je een oorspronkelijke Canariër achter glas tentoonstelt, creëer je afstand met de Canariër van nu. In de vitrine ligt jouw voorouder. Maar jij ziet hem als de ander, als een museumstuk.” Volgens de professor is dat een vorm van acculturatie, van aanpassing aan de cultuur van de ander – in dit geval de kolonisator. De mummie is het beeld van de ander, van wat jij niet meer bent.
Onverschillig
Toch erkent de Canarische wet op het culturele erfgoed sinds 2019 dat de stoffelijke resten van de oorspronkelijke bevolking met speciale gevoeligheid behandeld moeten worden. Ze kunnen niet behandeld worden als de materiële cultuur, als gereedschappen of potten. Als bij een archeologische opgraving menselijke resten gevonden worden, moeten ze na bestudering teruggelegd worden op de plek waar ze gevonden werden. Hun integriteit moet gerespecteerd worden.
Farrujia was initiatiefnemer van de wetswijziging. Vijf jaar later stelt hij met spijt vast dat deze tot nu toe zonder praktische gevolgen is gebleven. Op de Canarische Eilanden is er geen collectief van mensen die een beroep doen op de wet en de verwijdering uit het museum vragen van objecten die hun integriteit aantasten. Het heeft volgens Farrujia te maken met een zekere onverschilligheid onder de meeste Canariërs tegenover het inheemse verleden van hun archipel. Bovendien bestaan er geen volbloed-Guanches meer. Dat is een verschil met de Maori in Nieuw-Zeeland en de First Nations in Canada. Op basis van soortgelijke wetgeving slaagden zij erin menselijke resten van hun voorouders uit musea te laten halen en te begraven op plekken die voor de inheemse volkeren heilig zijn.
„De meeste Canariërs hebben een zekere onverschilligheid tegenover het inheemse verleden van hun archipel” - José Farrujia de la Rosa, specialist inheems verleden
In het Nationale Archeologisch Museum in Madrid ligt de mummie van de Barranco de Herques, volgens specialisten de best geconserveerde Guanchemummie ter wereld. De Canarische regioregering doet pogingen de mummie terug te halen om deze in Tenerife tentoon te stellen. „Ze willen dus repatriëring, maar geen herstel”, concludeert Farrujia. „Ze blijven de mummies zien als objecten van culturele consumptie. Terwijl we tegenwoordig toch een breed scala aan technieken hebben om de samenleving van de Guanches in een museum recht te doen zonder menselijke lichamen tentoon te stellen.”
Trots
Raúl Guanche heeft een verandering doorgemaakt, vertelt hij op een terras in Candelaria met uitzicht op Pelinor en de andere acht laatste koningen der Guanches. Met een achternaam als de zijne wist hij natuurlijk wel dat zijn familie een zekere band met de oorspronkelijke bevolking van het eiland moest hebben. Maar dat was iets vanzelfsprekends. Hij stond er verder niet bij stil. Tenslotte hadden zijn ouders en zijn grootvader ook nooit enige interesse getoond in hun achternaam. Dat veranderde toen bleek dat hij rechtstreeks van Pelinor afstamde.
Het vulde hem met trots, geeft hij toe. Sindsdien wil Raúl zo veel mogelijk weten over zijn inheemse verleden. „Je raakt nieuwsgierig naar de cultuur die we hier hadden”, zegt hij. „Het is onmogelijk om mijn verre voorouder te leren kennen. Maar ik wil zijn omgeving begrijpen, weten waar hij in geloofde, onder welke omstandigheden de generaties leefden die mij voorgingen. Als je hun context kent, kun je misschien begrijpen hoe zij hun werkelijkheid zagen. En dan ontdek je dat zij een rijke beschaving hadden, totaal verschillend van de Europese. Als je zo in de geschiedenis duikt, ga je vanzelf van dit land houden.”
En van de mensen natuurlijk. Soms, als hij op het Spaanse vasteland is, krijgt Raúl te horen: maar Guanches, die bestáán toch niet meer? Dan legt hij uit dat ze niet meer in geitenvellen rondlopen en niet meer de zonnegod Magec aanbidden, maar dat hun gewoonten nog eeuwenlang voortleefden. En hij zegt natuurlijk dat hijzelf een Guanche is: „Sommigen vinden dat schokkend, haha!”
Raúl heeft besloten dat hij zijn Mohikanenkapsel de rest van zijn leven blijft dragen. Het is een vorm van verzet. Tegen het minderwaardigheidscomplex dat maakt dat veel mensen in de wereld hun inheemse verleden verhullen. En tegen het gebruik van de termen inheems en indiaans als belediging. „Dat vind ik heel triest”, zegt hij. „Voor mij is dat een vorm van intellectuele armoede.”