Koningin Wilhelmina deed gewoon, maar werd nooit gewoon
Hoe gewoon mag een koning zijn? Niet té gewoon, blijkt uit het naoorlogse leven van koningin Wilhelmina.
De Duitse bezetting stuurde heel de samenleving in de war. In 1945 stond het bevrijde Nederland voor de vraag in hoeverre de naoorlogse maatschappij een kopie van de vooroorlogse moest zijn. Koningin Wilhelmina had tijdens haar ballingschap in Engeland alle tijd gehad om daarover na te denken. Bij terugkeer in haar vaderland zat ze vol vernieuwingsidealen, maar de praktijk bleek weerbarstig. Dat was niet alleen in de politiek zo, waar de oude partijen het weer voor het zeggen kregen, al dan niet in een aangepast jasje. Het gold ook de vorstin persoonlijk.
Wilhelmina wilde afrekenen met de vooroorlogse verdeeldheid en verstarring en de barrières slechten tussen haarzelf en haar volk. Maar hoe doe je dat, gewoon doen, als je nooit zo hebt geleefd? De koningin ging postzegels kopen, en niemand mocht mee. Ze stak schuin de straat over, negeerde een boze agent die „Hé, juffrouw, terug!” schreeuwde en werd bijna aangereden.
Ze ging naar een studentenbioscoop en bekeek een bloederige film. Die nam ze kennelijk nogal serieus, want ze merkte op dat het „vroeger toch wel gemakkelijk ging om iemand om hals te brengen”.
De koningin ging in een rijtjeshuis wonen. Ze stapte ook in een tram. Toen ze daar om een kaartje vroeg, herkenden de andere passagiers echter de stem die ze tijdens de oorlog illegaal uit de radio hadden horen klinken. Daarmee viel Wilhelmina’s plan om anoniem een rit te maken, in duigen. Een beetje boos stapte ze uit.
Majesteitelijk
Dr. Kees Bruin wijdt er in zijn nieuwe boekje ”Wilhelmina in de tram” milde woorden aan: „Haar eenvoud was een christelijk geïnspireerd ideaal waartoe ze zich verplicht achtte, maar dat niet in haar als vorstin gevormde aard lag. Volgens de meeste getuigen bleef ze bij alles wat ze deed majesteitelijk.” Wilhelmina’s gewoon-zijn duurde maar kort. Regering en volk waardeerden helemaal niet dat ze zo deed.
Van haar idealen kwam weinig terecht. Daardoor was de koningin uitgeblust. Een paar keer liet ze haar dochter als regentes de honneurs waarnemen. Toen ze 68 werd en een halve eeuw aan de macht was, trad ze teleurgesteld terug. Haar laatste veertien levensjaren sleet ze op Paleis Het Loo, omringd door pachters en personeel. Nog steeds genoot ze van gewoon-zijn. „Ie zit op mien ploatse”, zei een kerkgangster die haar niet herkende. En op de Apeldoornse Loolaan werd haar toegevoegd: „Hé, wief, rij toch rechts van de weg.”
Oecumene
Ze had nog een missie. Ze stortte zich volgens Bruin op godsdienstige eenwording. Het werd weer een teleurstelling: het ging niet snel genoeg. De oecumenische Avondmaalsdiensten die ze organiseerde, trokken steeds minder mensen.
Bruin beschrijft hoe Wilhelmina’s reputatie pieken en dalen kende. In de eerste naoorlogse decennia werd ze bejubeld als Moeder van het Verzet en „onze enige Man in Londen”. Later kwam meer in de schijnwerpers te staan dat haar plannen voor naoorlogs Nederland nou niet echt democratisch waren, dat haar samenwerking met de ministers in Londen te wensen overliet, dat ze in die tijd drugs gebruikte en dat ze te weinig aandacht besteedde aan het verschrikkelijke lot van haar Joodse onderdanen. „Grillig, driftig, onberekenbaar, hooghartig, excentriek”, vat de historicus samen, en daarmee had Wilhelmina nogal wat karaktereigenschappen die ook haar vader zijn toegedicht. „Ze blijft hoe dan ook een fascinerende figuur, in veel opzichten negentiende-eeuws, in haar overtuiging van God gezonden te zijn.”
Excentriek
De auteur pretendeert niet allerlei nieuwe feiten aan het daglicht te brengen. Het onderwerp intrigeerde hem en vervolgens heeft hij uit de veelheid aan literatuur relevante gegevens gefilterd, „vaak met verbazing”.
„De tegenstelling tussen verheven zijn en gewoon doen is voor royals steeds lastiger geworden” - Dr. Kees Bruin, auteur
Dit boek, stelt Bruin, „velt geen oordeel, maar geeft een scherp beeld van een excentrieke vorstin en haar omgang met de tegenstelling die voor royals steeds lastiger is geworden: tussen afstand houden van het volk en nabijheid zoeken, tussen verheven zijn en gewoon doen”. Te afstandelijk boven het volk staan wordt afgekeurd, maar een koningshuis moet anderzijds vooral ook niet alle waardigheid verliezen. Wilhelmina, overgrootmoeder van de huidige koning, zei „dat wanneer alle uitzonderlijke vormen, heel het protocolreliëf, zouden wegvallen, het Koningschap weleens zou kunnen verdwijnen, zomaar afvloeien”.
Wilhelmina in de tram. Kees Bruin
uitg. Verloren, 79 pag., € 15