Binnenlandhet gesprek
CDA'er Rick Brink: „Ik zou me geen raad weten als ik plots zou kunnen lopen”

Nederland maakte in 2019 kennis met Rick Brink als officieuze minister van Gehandicaptenzaken. Na het uitdienen van zijn termijn maakt de CDA’er zich nog altijd hard voor een samenleving waarin mensen met een beperking volledig meetellen. Zijn geloof in God geeft hem kracht. „Ik vertrouw op Hem dat het hoe dan ook goedkomt.”

beeld Carel Schutte
beeld Carel Schutte

Het is lunchtijd en dat is te merken in de gedeelde bedrijfskantine. In het pand aan de rand van Zwolle, waarin meerdere bedrijven gevestigd zijn, heeft Brink zijn eigen adviesbureau. Het is er een kakofonie van door elkaar pratende mensen, lachsalvo’s en rinkelend servies. „Ik heb zin in een cappuccino”, zegt hij. „Laten we die eerst halen voordat we naar mijn kantoor gaan.”

Behendig slalomt Brink, die vanwege een brozebottenziekte in een rolstoel zit, zich door de mensenmassa heen richting het koffieautomaat. Op een welhaast elegante wijze kantelt hij zijn hoofd om de uitstekende bladeren van een plant, die tot in het gangpad reiken, te ontwijken. De kantine kent voor hem geen geheimen meer. Eenmaal in zijn kantoor nipt Brink aan zijn koffie. „Zo, we kunnen beginnen.”

Sinds drie jaar hebt u uw eigen adviesbureau. Hoe bevalt dat?

„Heel goed. Ik zit het lekkerst in mijn vel als ik de dingen doe die ik wil en kan doen. Daar heb ik met mijn eenmanszaak volop de ruimte voor. Na mijn periode als minister van Gehandicaptenzaken, van 2019 tot 2021, wilde ik mij blijven inzetten voor een maatschappij waarin mensen met een beperking voluit mee kunnen doen. Dat zie ik als mijn missie. Met mijn bureau adviseer ik overheden en instellingen om toegankelijker te worden voor mensen met een beperking.”

U bent behoorlijk in de weer met diverse nevenactiviteiten, waaronder het geven van lezingen. Houdt u wel vrije tijd over?

„Ik houd niet bij hoeveel uur per week ik met werk bezig ben, maar het zal meer zijn dan een gemiddelde werkweek. Dat vind ik niet erg, zolang ik er maar energie van krijg. Zo ben ik sinds 2021 directeur belangenbehartiging bij Stichting Studeren & Werken Op Maat. Daar begeleiden we hoogopgeleide jongeren onder meer naar een passende baan of stage. Op woensdag ben ik als fractievoorzitter van de Overijsselse CDA-fractie in het provinciehuis in Zwolle te vinden. Daarnaast spreek ik inderdaad regelmatig op bijeenkomsten en congressen. Vaak deel ik dan mijn ervaringen over hoe het is om te leven met een beperking. Vanavond heb ik weer zo’n lezing, hier in Zwolle. Dat is leuk om te doen, maar zo maak ik wel lange dagen.”

20026901.JPG
beeld Carel Schutte

En wie wachten er op u als u na een lange werkdag thuiskomt?

„Ik heb lang samen met mijn ouders in een kangoeroewoning in Hardenberg gewoond. Maar een jaar of drie jaar geleden vond ik dat het tijd was om volledig op mezelf te gaan wonen. Mijn ouders, die inmiddels rond de zeventig zijn, hebben tenslotte ook niet het eeuwige leven op deze aarde. Daarbij wilde ik ook graag dat zij nog met eigen ogen kunnen zien dat het mij goed afgaat om volledig zelfstandig mijn leven te leiden. Dat is gelukt, want binnen drie maanden had ik een appartement gekocht in Hardenberg, slechts een kilometer van mijn ouders vandaan.”

Over uw ouders gesproken, uit wat voor soort gezin komt u?

„Een heel warm gezin. Mijn vader werkte in een transportbedrijf dat mijn opa eerder was begonnen. Gelukkig was hij nooit ver van huis. Mijn moeder verkeerde in de gelukkige omstandigheid dat ze veel bij mij en mijn drie jaar oudere zus thuis kon zijn. Dat ging toen nog veel makkelijker dan tegenwoordig. Ze is een betrokken vrouw. Ze paste weleens op andere kinderen en was voorleesmoeder op school.”

20026925.JPG
beeld Carel Schutte

Hoe zijn uw ouders met uw handicap omgegaan?

„Tijdens de zwangerschap had mijn moeder al het gevoel dat er iets niet in de haak was. Toen ik werd geboren, zagen ze een mannetje met een groot hoofd en kromme armpjes en beentjes. Een paar weken later werd de diagnose osteogenesis imperfecta, een brozebottenziekte, gesteld. Dat is een aangeboren aandoening waarbij botten vaak en snel breken.

Wat er ook gebeurt, we willen hoe dan ook voor Rick zorgen, zeiden mijn ouders in het ziekenhuis. Dat hebben ze ook waargemaakt. Als kind ben ik minstens vijftien keer geopereerd. Dokters hebben meerdere keren pinnen en schroeven in mijn botten moeten zetten om ze recht te krijgen. Mijn ouders zullen heus weleens in de piepzak hebben gezeten, maar daar heb ik nooit wat van gemerkt. Ze bleven altijd optimistisch en hadden alles voor mij over.”

Hoe was het om op te groeien met een beperking?

„Vooral als kleuter en puber brak ik vaak mijn botten. Toen ik zeventien was, brak ik spontaan mijn arm toen ik me ’s nachts omdraaide in bed. En ik zat vanwege mijn aandoening van kinds af aan in een elektrische rolstoel.

Ondanks mijn beperking hebben mijn ouders er zich altijd voor ingezet dat ik een normaal leven kon leiden. Dankzij hun inspanningen kwam ik op een reguliere basisschool op christelijke grondslag terecht, die praktisch grensde aan onze achtertuin. Opgroeien met ‘normale’ kinderen is van cruciaal belang geweest voor mijn ontwikkeling.”

20026915.JPG
beeld Carel Schutte

Hoe reageerden uw klasgenootjes op die jongen in die rolstoel?

„Kinderen zijn ongelofelijk creatief. We bedachten altijd wel iets waardoor ik met spelletjes mee kon doen. Als mijn vriendjes gingen voetballen, was ik scheidsrechter. En als we oorlogje speelden, kwam ik in mijn tank: mijn rolstoel.

Mijn klasgenootjes van toen zitten nu in de fase dat ze zelf jonge kinderen hebben. Onlangs sprak ik een van hen. Die zei tegen mij: „Rick, omdat ik toen bij jou in de klas zat, kan ik nu aan mijn eigen kinderen vertellen dat mensen met een beperking heel normaal zijn.” Dat vind ik mooi om te horen.”

Had u daarom zo’n gelukkige schooltijd, omdat u kon vergeten dat u een beperking hebt?

„Precies. Een treffend voorbeeld is dat ik tijdens de sinterklaasviering op school verkleed als Zwarte Piet naar school ging. Ik zei: „Het was geweldig, mama, niemand herkende me!” Dat was natuurlijk niet zo, maar dat toonde wel aan dat ik mijn beperking toen al volledig had omarmd.”

20026926.JPG
beeld Carel Schutte

Toch zullen er ook wel momenten zijn geweest dat u buiten de boot viel.

„Die waren er zeker. Ik kan me bijvoorbeeld nog herinneren dat mijn klasgenootjes tijdens een warme zomerdag gingen zwemmen. Een vriendje dat bij me zou komen spelen belde toen op dat hij toch liever ging zwemmen. Dat deed wel even zeer. Mijn moeder liet toen de badkuip vollopen zodat ik thuis in het water kon liggen. Heel lief van haar, maar ik was natuurlijk het liefst met mijn vriendjes van de duikplank gesprongen. Gelukkig kwam dit niet vaak voor, wat dat betreft had ik het op de middelbare school moeilijker.”

Liep u toen meer tegen de rauwheid van het leven aan?

„Ik ben een sociaal persoon en begeef me daarom graag onder de mensen. Dat is het aard van het beestje. Als je dan ook nog eens met mensen omgaat die geen beperking hebben, past je karakter op den duur niet meer binnen de begrensdheid van een rolstoel. Als mijn vrienden ’s avonds wat gingen drinken, kon ik soms niet mee bijvoorbeeld. Dan lag ik al in bed.

Als puber begon ik ook naar meisjes te kijken, maar die keken natuurlijk niet terug. Wat dat betreft is de puberteit sowieso een ingewikkelde levensfase. Toch heeft de middelbareschooltijd mij veel gebracht: de vrienden van toen zijn nog steeds mijn beste vrienden. De groep bestaat uit acht jongens. We spreken nog regelmatig af.”

Hoe heeft uw beperking uw karakter gevormd?

„Dan denk ik vooral aan mijn doorzettingsvermogen. Mijn vrienden noemen me daarom ook weleens een terriër. Als Rick ergens zijn tanden inzet, zeggen ze vaak lachend, laat hij echt niet meer los. Zeker als niet alles vanzelf gaat in het leven, leer je dat wel.

Door ongemakkelijke situaties die ze meemaken, kunnen veel gehandicapten behoorlijk ad rem reageren. Dat geldt voor mij ook. Een keer gaf een man mij –terwijl ik al volwassen was– een aai over de bol, zoals je dat bij een kind doet. Dat was niet leuk, maar toch reageerde ik daar gevat op, met een vleugje humor. Humor helpt mij om dingen te relativeren. Zo blijft het voor jezelf en voor de mensen in je omgeving veel aangenamer. Ik wil wel een leuk mens blijven.”

20026914.JPG
beeld Carel Schutte

U komt uit een christelijk gezin. Wat hebt u als kind van het geloof meegekregen?

„Het geloof was thuis heel belangrijk. We baden en dankten tijdens de maaltijd en lazen aan het eind uit de Bijbel. Iedere zondag gingen we naar de kerk. Dat gold vroeger voor bijna heel Hardenberg. Op zondag zag het op straat zwart van de kerkgangers. In de hervormde dorpskerk hadden we een gereserveerde kerkbank, waar ik zo met mijn rolstoel naast kon.”

Zowel thuis als op school bent u opgegroeid met verhalen uit de Bijbel. Welk verhaal maakte op u als kind de meeste indruk?

„Het verhaal van de vier mannen die hun verlamde vriend door het dak aan de voeten van Jezus brengen, heeft me altijd aangesproken. Dat zouden mijn vriendjes ook graag voor mij gedaan hebben. De loyaliteit van die vier vrienden vind ik nog steeds heel mooi.”

Wilde u als jongetje ook niet door Jezus genezen worden?

„Op jonge leeftijd zou ik dat best hebben gewild. Maar ik had zeker geen moeite met die verhalen. Vaak stellen mensen mij de vraag of ik –als zoiets zou bestaan– een pilletje zou nemen waardoor ik volledig gezond zou worden. Dan antwoord ik steevast dat ik dat niet zou doen. Ik zou me geen raad weten als ik plots zou kunnen lopen. Ik ben enorm gewend aan het leven dat ik nu heb. Ik zie mijn beperking als een mooie uitdaging om het leven te volbrengen.”

Heeft u vroeger nooit geworsteld met het geloof, juist vanwege uw beperking?

„Als kind niet eens zo veel. Ik kreeg wel meer vragen toen ik verder in de puberteit zat en als jongvolwassene. Waarom zit ik in een rolstoel en een ander niet? Dat vond ik superingewikkeld. Nadat ik op mijn achttiende een jaar belijdeniscatechisatie had gevolgd, was ik er nog niet klaar voor om belijdenis te doen. Ik heb toen goede gesprekken gehad met verschillende mensen in mijn omgeving, onder wie onze predikant. Dat heeft geholpen. Een jaar later kon ik wél belijdenis doen en dus ja zeggen tegen God. Dat ja van toen is tot op de dag van vandaag nog steeds van kracht, want ik geloof nog steeds.”

20026941.JPG
beeld Carel Schutte

Want wat betekent het geloof nu voor u?

„Mijn ouders leerden me dat er altijd Iemand boven is Die alles regisseert, op Wie je bij iedere tegenslag mag vertrouwen. Toen ik een jaar of twintig was, zat ik met beide armen in het gips. Ik voelde me een mummie. Daar zat ik dan thuis, ik kon niets. Toen zei mijn moeder dat ik op God mocht vertrouwen dat het goed zou komen. Dat gaf mij weer de moed om het vol te houden. Ik geloof nog steeds in een God Die de regie houdt.”

Als kind ging u dus wekelijks naar de kerk. Doet u dat nu nog steeds?

„Ik ben nog steeds lid van de kerk waarin ik ben opgegroeid. De zondagse diensten bezoek ik niet meer zo frequent, eens per twee maanden ongeveer. Maar het geloof is voor mij vooral een manier van leven. Ik zoek het beste voor iedereen, ben eerlijk en probeer naar iedereen om te zien. Dat doe ik 24 uur per dag.”

U bent een actieve CDA’er. Bent u door de partij gevraagd of u zich wilde kandideren voor de Tweede Kamerverkiezingen van november vorig jaar?

„De partij heeft mij inderdaad gepolst, maar ik heb gezegd dat ik nu geen interesse heb. De provincie is nu de plek waar ik politiek actief wil zijn. Maar als de partij over vier jaar nog eens belt, ga ik daar zeker over nadenken. Ik blijf tenslotte een politiek dier. In 2020 ben ik ook in de race geweest voor een plekje op de landelijke lijst. Toen gebeurden er echter wat dingen die mij hebben doen besluiten om af te zien van de plek. Daarom vind ik het ook fijn dat er schoon schip is gemaakt binnen het CDA; het is tijd voor nieuwe mensen. Ik ben dan ook blij met Henri Bontenbal als nieuwe partijleider. Hij doet het goed.”

20026916.JPG
beeld Carel Schutte

U was van 2019 tot 2021 de eerste minister van Gehandicaptenzaken, een functie bij de omroep KRO-NCRV. Hoe kijkt u daarop terug?

„Dat was een bizarre tijd. Ik mocht een keer aanschuiven bij de ministerraadsvergadering. Er waren bewindspersonen die mij belden om naar mijn mening te vragen. Toen de minister-president van Ecuador in Nederland was, stond hij erop mij te ontmoeten. Politici en mensen uit binnen- en buitenland dachten soms dat ik een echte minister was, maar het ging feitelijk om een officieuze benoeming. Toch heb ik zo veel kunnen bereiken. Mede door mijn inspanningen heeft de helft van de Nederlandse gemeenten nu bijvoorbeeld een speeltuin die toegankelijk is voor kinderen met een beperking. Zo maak je werk van een inclusieve samenleving.”

De Gay Pride zegt ook een inclusieve samenleving te willen bevorderen. Toch wimpelde u een verzoek om in Amsterdam mee te varen af.

„Dat klopt. Ik ben wel drie keer gevraagd om mee te varen in een speciale boot, met andere mensen met een beperking. Van mij mag iedereen zichzelf zijn en doen waar hij of zij zin in heeft, maar moet het nou allemaal zó extravagant? In ieder geval: ík voel me daar niet senang bij. Ik ben meer van de school ”doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg”. Daarom voel ik me niet thuis op zo’n hysterisch feest.”

Naar verluidt bent u ook echt een familiemens. U bent dol op uw twee neefjes en nichtje. Hoe is oom Rick?

„Ik probeer ze minstens één keer per week te zien, ook al lukt dat niet altijd. Ik ga dan met ze gamen of buiten met ze ravotten. Dat vinden ze erg leuk. Ik probeer ze daarnaast te supporten bij sportwedstrijden, want het zijn fanatieke sporters. Ik vind het belangrijk dat ze, ook als ze ouder zijn, altijd bij oom Rick terechtkunnen met hun vragen of problemen. Ik vind niets gek.”

Droomt u niet van een eigen gezin?

„Dat vind ik best wel ingewikkeld. Kijk, nu heb ik geen partner. Maar als ik die zou hebben, weet ik niet zo goed of ik kinderen zou moeten willen. Ik heb mezelf een keer laten onderzoeken, daaruit bleek dat mijn aandoening heel erg erfelijk is. Dus ja, wil je dat voor je kind? Dat is iets waar je met z’n tweeën uit moet komen. Maar als er ooit een kindje zou komen, en het heeft dezelfde aandoening als ik, dan krijgt het in ieder geval een vader die hem of haar goed wegwijs kan maken.”

20026917.JPG
beeld Carel Schutte

Bijna een jaar geleden kreeg u een ernstig auto-ongeluk. De dokter noemde het een wonder dat u het er levend van afbracht.

„Dat was erg schrikken. Ik klapte met een snelheid van 80 kilometer per uur op de auto voor me in een kop-staartbotsing op de A28. Ik brak toen mijn knie en voet. Vanwege mijn aandoening ben ik erg kwetsbaar in het verkeer. Het had ook mijn einde kunnen betekenen. Inderdaad, de dokter sprak van een wonder. Dat was ook zo’n moment dat ik echt heb gemerkt dat ik door Iemand boven werd beschermd.”

Je zou dus kunnen zeggen dat de dood altijd dicht bij u is.

„Dat zou je wel kunnen zeggen, ja. Na het ongeluk vond ik het moeilijk om weer de weg op te gaan. Ik heb weer een tijdje rijlessen gehad om over die drempel heen te komen. Nu rijd ik weer het hele land door. Kijk, als ik mezelf voortaan de hele dag in huis opsluit, is de kans groter dat ik een hoge leeftijd bereik. Maar word ik daar ook gelukkig van? Ik ben geen stilzitter…”

Dus mensen met uw aandoening kunnen wel net zo oud worden als ‘normale’ mensen?

„Osteogenesis imperfecta is geen progressieve ziekte, zoals bij de spierziekte ALS. Die mensen kunnen steeds minder naarmate de tijd vordert. Dat is bij mij gelukkig niet het geval. Ik hoop dus dat ik nog flink wat jaren te gaan heb.”

Stel, op een dag bent u dik in de tachtig. Wanneer zou u spreken van een welbesteed leven?

„Dat vind ik moeilijk te zeggen. Misschien komt er ooit een vrouw in mijn leven of word ik zelfs vader; dan zou ik die vraag heel anders beantwoorden dan als je het me nu vraagt. In ieder geval vind ik het belangrijk dat ik mijn steentje heb kunnen bijdragen aan een samenleving waarin mensen met een beperking vooral worden beoordeeld op wat ze wél kunnen. Want laten we eerlijk zijn, iedereen heeft wel een beperking.”

20026912.JPG
beeld Carel Schutte

En als het moment van sterven dan toch plots daar is, wat gebeurt er dan?

„Dan hoop ik dat de God Die mijn leven regisseert dat ook in het slothoofdstuk van mijn leven doet en dat ik bij Hem in de hemel mag komen. Ik vertrouw erop dat Hij dat zal doen.”

Loopt u daar nog tegen de begrenzingen van uw rolstoel aan?

„Dat weet ik niet. Ik vind het belangrijker dat ik daar de mensen tref van wie ik houd. Maar als ik daar nog steeds dit lijf zou hebben en in deze rolstoel zou zitten, zou ik dat goed vinden. Dat kan ik in Gods handen leggen. Ik vertrouw erop dat Hij het goede zal doen. Dat is voor mij de essentie van het geloof: het komt hoe dan ook goed.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer