GG’ers schrijven niet meer in GGiN-blad Nabij Jou: ongunstig voor kerkelijke eenheid?
In de bladen Nabij en Nabij Jou mogen voortaan alleen nog auteurs van het eigen kerkverband schrijven, besloot de synode van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland (GGiN) dinsdag. Dat riep her en der vragen op. Betekent deze stap dat kerkelijke eenheid verder weg is dan ooit?
Om welke bladen gaat het?
Om Nabij en Nabij Jou, die sinds eind 2022 verschijnen . Nabij Jou is een jongerenblad met bijdragen over kerkelijke en maatschappelijke onderwerpen. Het verschijnt zes keer per jaar. Nabij is bedoeld voor opvoeders en verschijnt drie keer per jaar. In de bladen staan onder meer interviews en theologische bijdragen.
Wie schrijven bijdragen in de bladen?
Voornamelijk redactieleden en GGiN-ambtsdragers. Tot op heden leverden predikanten uit de Gereformeerde Gemeenten (GG) of de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland (OGGiN) af en toe een bijdrage. Dat konden ook theologische artikelen zijn. In de interviews kwamen eveneens mensen van buiten de GGiN aan bod.
Terwijl het gaat om officiële organen van de GGiN?
Dat is maar de vraag. Nabij en Nabij Jou werden destijds gelanceerd door twee partijen, die nog steeds gezamenlijk verantwoordelijk zijn. Een ervan is het Deputaatschap Opvoeding, Onderwijs en Catechese (DOOC), dat mandaat heeft van de generale synode van de GGiN. De synode zelf gaf geen opdracht tot de bladen, maar steunde het initiatief wel. Dat geeft de twee bladen een tamelijk kerkelijke uitstraling, wat versterkt wordt door het feit dat ze worden verspreid met De Wachter Sions, het weekblad van de GGiN.
De tweede initiatiefnemer en uitgever van de beide magazines is echter de VBSO, een besturenorganisatie voor onderwijs en opvoeding. Onder de leden van deze organisatie vallen behalve alle plaatselijke ggiN’s ook schoolbesturen van scholen die niet allemaal van de GGiN uitgaan. De VBSO valt dus niet een-op-een onder de GGiN. Ds. D.E. van de Kieft, voorzitter van het DOOC, zei daarom tijdens de synode dat de organen „geen kerkelijke bladen” zijn.
Wat was nu het discussiepunt dinsdag?
Sommige synodeleden hekelden dat Nabij en Nabij Jou, ondanks de kerkelijke uitstraling, toch bijdragen bevatten van predikanten uit andere kerken. Die voorgangers zijn immers niet door de GGiN erkend en zeker met de GG –waaruit de GGiN in 1953 door een scheuring ontstonden– liggen de verhoudingen gevoelig. Het besef van kerkelijke grenzen wordt door externe auteurs niet versterkt en dat vonden sommige afgevaardigden verwarrend voor de eigen jeugd.
Er bleven daarom twee opties over: zorg dat de kerkelijke uitstraling van Nabij (Jou) verdwijnt óf beschouw de twee bladen als kerkelijk en laat alleen GGiN-scribenten erin schrijven. De synode koos voor de laatste optie.
Die keuze leverde behalve steun ook veel onbegrip op in de fysieke en digitale wandelgangen: zijn de GGiN niet kerkistisch? Bovendien: is kerkelijke eenheid met de GG nu niet verder weg dan ooit?
En, is dat laatste het geval?
Een hartelijk gebaar van de GGiN richting aanpalende kerkverbanden is dit synodebesluit natuurlijk niet. Tegelijk zegt dit ene besluit niet dat de klok wat betreft kerkelijke toenadering jaren is teruggezet.
Allereerst: andere kerkelijke bladen werken min of meer op dezelfde manier. Zo schrijven in het GG-jongerenblad Daniël vrijwel alleen GG-scribenten. Of de vergelijking met Daniël opgaat, hangt ervan af of je Nabij en Nabij Jou als formeel kerkelijke organen wilt zien.
Daarnaast: op meerdere manieren vindt de laatste jaren toenadering plaats tussen de GG en de GGiN, niet alleen via Nabij (Jou). Zo komen op GGiN-jongerenavonden regelmatig sprekers uit de GG en andere kerkverbanden, werken plaatselijke gg’s en ggiN’s meer samen, betrekken de GGiN expertise uit de GG bij de opbouw van het zendings- en evangelisatiewerk en vindt er via informele routes kanselruil plaats. Bovendien spreken verschillende GG-predikanten soms expliciet hun verbondenheid uit met de GGiN. En juist de afgelopen weken stond in De Saambinder, het weekblad van de GG, een artikelenserie van G.R. van Leeuwen (GGiN).
Wie de scheuring van 1953 het liefst zo snel mogelijk ongedaan gemaakt ziet, juicht deze ”wolkjes als eens mans hand” toe, maar blijkens de synode van dinsdag kan niet elke GGiN’er dit tempo bijbenen. Dat geldt ook voor een kring van bezwaarden in de rechterflank van het kerkverband, die het verschil met de GG benadrukken en zich onder meer via internet laten horen.
Speelt het leerverschil uit 1953 in deze kwestie nog een rol?
Het is moeilijk om dat te zeggen. In de formele gesprekken tussen de GG en de GGiN speelt het oorspronkelijke leerverschil misschien nog wel een rol, maar dan in andere bewoordingen. Waar het verschil eerst ging over de term ”aanbod van genade”, richten de bezwaren van de GGiN tegen de GG zich de laatste jaren vooral op de plaats van de beloften in de prediking. Dat blijkt uit de uitgave ”Wet en Evangelie” uit 2019.
Daarnaast maakte ds. J. Roos (GGiN) vorig jaar in een lezing voor de classis Oost bezwaar tegen de wijze waarop ds. A. Moerkerken in het boek ”Zonder ons in ons” positief zou spreken over „missende mensen” zónder kennis van Christus. Ds. Roos acht die kennis juist wezenlijk.
Ten slotte zijn er in beide kerkverbanden in mindere of meerdere mate accentverschillen waarneembaar, waardoor het onderscheid tussen de GG en de GGiN plaatselijk erg verschilt. Soms is dat aanzienlijk, soms nihil.