Duitsland treedt terecht op tegen Iraans ‘spionagenest’ in Hamburg
Het Duitse ministerie van Binnenlandse Zaken heeft vorige week de sjiitische moskeeorganisatie Islamisches Zentrum Hamburg (IZH) verboden. „De vereniging heeft onder meer terreurorganisaties ondersteund”, zei minister van Binnenlandse Zaken Nancy Fraser (SPD) in een toelichting. Het centrum geldt als een buitenpost van Iran en onderhoudt nauwe banden met Hamas en Hezbollah, terreurorganisaties die door het moellahbewind in Teheran krachtig worden bevorderd. Fraser meldde dat er tevens huiszoekingen zijn gedaan bij 53 panden in acht Duitse deelstaten.
De sluiting van het IZH is alleen maar toe te juichen. Het centrum is geen normale moskee, maar een verlengstuk van het Iraanse regime in Duitsland, ja, feitelijk in Europa. Niet alleen Iraanse oppositieleden, maar ook diverse Duitse politici kritiseerden de regering die in Hamburg een ‘spionagenest’ van Teheran duldde.
Het IZH ontkende altijd in directe verbinding met Iran te staan en benadrukte zijn zuivere religieuze karakter. Toch was voor iedereen zichtbaar dat het centrum dicht bij het regime stond. Zo kwamen alle directeuren voort uit het Iraanse geestelijke establishment. Zij indoctrineerden de sjiieten uit Iran en andere moslimlanden met een ideologie die Israël haat en de westerse vrije en open maatschappij afwijst.
Onbegrijpelijk is dat Berlijn nu pas daadkrachtig optreedt tegen het IZH en Iran. Het debat over een verbod wordt al dertig jaar gevoerd. In 1993 plaatste de stad Hamburg het IZH al onder toezicht, omdat het mogelijk een rol had gespeeld bij een viervoudige moordaanslag een jaar daarvoor in Berlijn.
De Iraanse oppositie klaagde dat de Duitse autoriteiten bewust wegkeken om de goede handelsbetrekkingen niet te verstoren. Bondskanselier Helmut Kohl en zijn opvolgers zetten bij Iran, net als bij Rusland, in op ”Wandel durch Handel”, oftewel verandering van het regime door het voeren van handel. Het heeft met betrekking tot Moskou én Iran niet gewerkt. Intussen kregen degenen die kritiek uitten op het IZH te horen dat ze zich schuldig maakten aan anti-islamitisch racisme.
De houding van de Duitse regering veranderde in 2022 door het vrouwenprotest in Iran dat meedogenloos werd neergesabeld. Ook het gruwelijke bloedbad van de terreurorganisatie Hamas in Israël 7 oktober vorig jaar en de daaruit voortvloeiende anti-Israëlische protesten in steden als Berlijn lijken de ogen in Duitsland te hebben geopend voor het feit dat buitenlandse staten de vrijheid van godsdienst gebruiken voor hun politieke doeleinden.
Duitsland had eerder kunnen en moeten optreden. Tegelijk moet worden gezegd: beter laat dan nooit. Berlijn laat zien hoe een democratie zich met rechtsmiddelen kan weren in plaats van met terreur.
Het zou een goede zaak zijn als Duitsland wetswijzigingen doorvoert zodat religieuze verenigingen als het IZH niet langer direct of indirect vanuit het buitenland worden aangestuurd. Dan moet vooral worden gedacht aan Ditib, de Turks-islamitische organisatie in Duitsland die wordt gezien als een verlengstuk van de Turkse staat onder president Erdogan.