Van der Woud schetst ingrijpende veranderingen in een weergaloze halve eeuw
In de tweede helft van de negentiende eeuw voltrokken zich in Nederland diepingrijpende veranderingen. Aan de basis van hiervan stond de Grondwet van 1848, die de burgerlijke vrijheden waarborgde waarbij de overheid ten dienste van de burger geroepen was.
Van grote betekenis was ook de Gemeentewet (1851), die tegenover rijksoverheid en provinciale overheid de autonomie van de gemeente vastlegde en haar grote verantwoordelijkheden voor welvaart en welzijn van haar inwoners gaf; veel waarde werd hierbij gehecht aan onderhoud en ontwikkeling van de openbare ruimte, materiële wederopbouw van veelal vervallen dorpen en steden. Overheden waren verantwoordelijk voor het algemeen belang. Dit algemeen belang –een zo groot mogelijke stoffelijke en geestelijke welvaart voor zo veel mogelijk mensen– was de motor van de metamorfose van de Nederlandse samenleving in de negentiende eeuw.
In ”De steden, de mensen. Nederland 1850-1900” geeft historicus Auke van der Woud, auteur van veelgeprezen werken als ”Koninkrijk vol sloppen. Achterbuurten en vuil in de negentiende eeuw” (2010) en ”Het landschap, de mensen. Nederland 1850-1940” (2020), de indrukwekkende veranderingen in deze halve eeuw in grote hoofdlijnen weer. Een nieuwe en verbeterde infrastructuur, bijvoorbeeld door de aanleg van voor zeeschepen toegankelijke waterwegen als het Noordzeekanaal en de Nieuwe Waterweg, de bouw van enorme havens bij Rotterdam, de aanboring van nieuwe energiebronnen als gas en elektriciteit, de aanleg van waterleiding in de grote steden, overal gonsde het van activiteit, was er grote vooruitgang te zien.
Dit wordt met name duidelijk in de twee uitvoerige hoofdstukken over ”Schoon water” en ”Energietransitie”, waarin ook veel boeiends is te vinden over het gewone dagelijks leven van die tijd (waarbij de moderne lezer zich zal verbijsteren over de geringe lichamelijke hygiëne) en we kennismaken met het beginnend gebruik van gas en elektriciteit. Hoe met deze laatste energiebron werd omgegaan, hoe deze vernieuwing werd beleefd, wordt uitgelegd in twee paragrafen met de fraaie titels: ”Elektriciteit: beweegkracht, licht en heilige vrees” en ”Het witste, schoonste, mooiste licht”.
Optimisme
In zijn bijdrage aan het sterk optimistisch getoonzette gedenkboek ”Eene halve eeuw” (1898), waarin vooraanstaande deskundigen de onherkenbare veranderingen op hun vakgebied lieten zien, somde hoogleraar vaderlandse geschiedenis P.J. Blok de veranderingen in deze weergaloze halve eeuw op: „De bevolking was verdubbeld, naar 5 miljoen. De steden hadden geen muren en poorten meer, veel oude gebouwen en oude stadsdelen waren gesloopt, ruime straten waren ervoor in de plaats gekomen. Rivieren hadden een nieuwe bedding gekregen, grote waterwegen waren gegraven, zelfs de meest afgelegen gehuchten waren met wegen voor het verkeer bereikbaar geworden. Er waren spoor- en tramwegen gekomen, snelle verbindingen over zee met alle continenten, er waren telefoons, gasverlichting had van de nacht een dag gemaakt.”
De metamorfose, zo moet het ook voor vele oudere tijdgenoten van Blok zijn geweest, had zich echter niet beperkte tot het louter materiële vlak. „Machtig was ook”, zo schreef Blok, „de beweging der geesten in deze halve eeuw geweest, het onderwijs had tot in de diepste lagen van de bevolking voor een ontzaglijke uitbreiding van kennis gezorgd, de pers bloeide en de boekenmarkt werd meer dan ooit overstroomd met gewrochten van de geest.”
De onmiskenbare vooruitgang waarnaar de liberalen, de toonaangevende maatschappelijke en politieke stroming van toen, hadden gestreefd was ondenkbaar geweest zonder initiatieven van begaafde en ondernemende burgers, maar kan toch niet alléén worden toegeschreven aan het vrije spel van de maatschappelijke krachten. Van even grote betekenis was een daadkrachtige overheid die na 1850 steeds meer invloed op de inrichting van de samenleving en het dagelijks leven van haar burgers had gekregen. De bewijzen hiervoor zijn niet moeilijk te leveren, ze staan namelijk, zo schrijft Van der Woud, op straat. Overal werden nieuwe overheidsgebouwen gesticht: kadasterkantoren, gerechtsgebouwen voor het kantongerecht, de arrondissementsrechtbank en het hof van justitie, de grote gevangenissen, post-, telegraaf- en telefoonkantoren, belastingkantoren, gymnasia, hogere burgerscholen en lagere scholen, het Rijksmuseum, het Algemeen Rijksarchief, ministeries, academische ziekenhuizen, en verder nog een geweldige hoeveelheid openbare werken. Kortom: de overheid was overal aanwezig, was er verre van een nachtwakerstaat te zijn die zich tot het allernoodzakelijkste beperkte.
Beeldvorming
Tot de interessantste bladzijden van dit boek behoort de beschrijving van de grote invloed op de beeldvorming van de negentiende eeuw van ”Kapitaal en Arbeid” (1902) van de bevlogen en bewogen marxiste Henriette Roland Holst – die zich in haar latere levensjaren overigens zou ontwikkelen tot religieus socialiste en ook mag nog worden opgemerkt dat zij tot onze grote dichteressen behoort. Zij schetst een beeld waarin de bourgeoisie (in haar visie de naam van de vijand) en de overheid slechts door eigenbelang werden gedreven en zich totaal niet bekommerden om de grote massa die in de grootste ellende leefde.
Deze beeldvorming, een illustratie van het adagium dat elke generatie, en we mogen eraan toevoegen elke beweging, haar eigen geschiedenis schrijft, vindt de auteur in strijd met de historische waarheid: „Het beeld van de negentiende-eeuwse liberale bourgeois dat Roland Holst en haar volgelingen creëerden, moet een retorische truc zijn geweest om het werk van sociaal geëngageerde liberalen te verdonkeremanen en de overwinning van de klassenstrijd naar zichzelf toe te trekken. Historisch onderzoek heeft vooraanstaande liberale ondernemers beschreven die in hun omgeving belangrijke initiatieven namen om de leef- en werkomstandigheden van de arbeidersbevolking te verbeteren. Ruimschoots is aangetoond dat de eerste Nederlandse sociale wetgeving het werk van liberale politici was.”
Historisch onderzoek is geroepen tot waarheid. Dit overzichtelijk opgezet en levendig geschreven boek geeft een goed beeld van de metamorfose van ons land in de negentiende eeuw en werpt een ander en meer evenwichtig licht op een tijdvak waarvan in de collectieve herinnering veelal een weinig gunstig beeld bestaat.
De steden, de mensen. Nederland 1850-1900; Auke van der Woud; uitg. Prometheus; 451 blz.; € 39,99