Cultuur & boekenTaal

Gezellig, het blijft een bijzonder woord

Er zijn mensen die denken dat het Engels rijker is dan het Nederlands. Op een onlineforum stelde ene Victoria een aantal jaar geleden deze vraag: „Stoor je je ook zo vaak aan het feit dat de Nederlandse taal zo gevoelsarm is en weinig woorden kent zoals in het rijkere Engels?” Tientallen liefhebbers van het Nederlands klommen in de pen om Victoria duidelijk te maken dat ze zich stoorden aan haar vraag, en dat het door haar genoemde feit fictie is.

26 July 2024 14:37
Eetkamer. beeld Unsplash
Eetkamer. beeld Unsplash

Of dat ook echt zo is, of het Nederlands inderdaad rijker is dan het Engels, dat durf ik niet te zeggen. Maar hoe het ook zij, er is op z’n minst één woord waarmee het Nederlands het Engels voorbijstreeft. En dat is: gezellig. Daarvoor hebben Engelsen geen allesomvattende vertaling. Andere talen ook niet, trouwens. En het Nederlands kent ook geen synoniem van ”gezellig” dat alle aspecten ervan insluit. Aangenaam, huiselijk, vriendschappelijk en plezierig klinken wel gezellig, maar bestrijken niet het hele veld van de gezelligheid.

Mijn idee van de betekenis van ”gezellig” was altijd nogal oppervlakkig. Die bleef hangen in de sfeer van knapperende haardvuren en geanimeerde gesprekken. Tot ik onlangs een hertaald boek van Alexander Comrie las en het woord in een voetnoot aantrof. Die noot hoorde bij de zin: ”Deze liefde is bijzonder gesteld op de omgang met de Heere.” In voetnoot 255 stond wat er in de oorspronkelijke versie van de tekst staat, namelijk: De liefde is zeer gezellig.

„Voor het eerst zag ik in ”gezellig” het woordje ”gezel””

Voor het eerst zag ik in ”gezellig” het woordje ”gezel”, metgezel, vriend. Dan moet ”gezellig” dus betekenen: metgezellig, vriendschappelijk, bijzonder gesteld zijn op de omgang met elkaar.

De Dikke Van Dale denkt er ook zo over. Het woordenboek noemt als oorspronkelijke betekenis van ”gezellig”: gemeenzaam omgaand met, vertrouwd. Het zegt ook dat ”gezellig” afstamt van ”gezel”. En bij dat woord staat: ”van ge- + zaal, Middelnederlands sale [woning, eetzaal], oorspronkelijk dus: iem. die in dezelfde zaal is gezeten”.

En zo zwierven mijn gedachten naar de vraag die Petrus en Johannes namens Jezus moesten stellen aan de huisvader van het huis waar de mens met de waterkruik naar binnen ging: „Waar is de eetzaal, waar Ik het pascha met Mijn discipelen eten zal?” Met die vraag drukte Hij dus al uit hoe „grotelijks” Hij verlangde naar de gemeenzame omgang met Zijn jongeren.

De werkelijke betekenis van díé gezelligheid is natuurlijk helemaal niet in woorden te vatten.

Redacteur Chris Klaasse bespreekt een taalkwestie. Reageren? chris@rd.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl
Meer over
Taal
RDMagazine

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer