Taal: De genitief in het huwelijksformulier
Een RD-lezer vroeg zich tijdens trouwdiensten meermaals af wat het verschil is tussen ”der” en ”des”. Hij hoorde die lidwoorden tijdens het voorlezen van de volgende frase uit het huwelijksformulier: „Opdat hij heerschappij zou hebben over de dieren der aarde, over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels.” Waar komt het verschil in die lidwoorden precies vandaan?
”Der” en ”des” zijn tweedenaamvalsvormen van het lidwoord ”de”. Naamvallen zitten in het systeem van de meeste Indo-Europese talen, een taalfamilie met zo’n 400 leden – alle Slavische, Romaanse en Germaanse talen zijn er bijvoorbeeld onderdeel van. In het Nederlands gebruiken we ze vooral in vaste uitdrukkingen en in verheven taal, zoals in de Statenvertaling van de Bijbel.
Een naamval geeft de functie aan van een woord in een zin. De derde naamval (ook wel: datief) wordt gebruikt bij meewerkend voorwerpen. In ”den vaderland getrouwe” staat ”getrouw” in de derdenaamvalsvorm. In hedendaags Nederland is dat: (ge)trouw aan het vaderland.
De tweede naamval (ook wel: genitief) laat zien dat er sprake is van een bezit of ontstaan. In ”de heer des huizes” staat ”des huizes” genoteerd als genitief: de heer van het huis. En ”der aarde” en ”der zee” en ”des hemels” vallen dus ook in die categorie.
Hoe de tweede naamval eruitziet, hangt af van het woordgeslacht en of er sprake is van een enkelvoud of meervoud. Alle meervouden krijgen het lidwoord ”der”: de overste der trawanten, het feest der ongezuurde broden, het getal der tichelstenen.
Vrouwelijke enkelvouden krijgen hetzelfde lidwoord: de hand der vrouw, het werk der stelling, het kleed der weduwe. Het onbepaalde lidwoord ”een” krijgt hierbij ook een ”r” aan het einde: het hart ener vrouw, de lengte ener stelling, de gelofte ener weduwe.
Mannelijke en onzijdige enkelvouden krijgen de lidwoorden ”des” of ”eens”, waarbij aan het zelfstandig naamwoord ook een ”s” wordt geplakt: de sluizen des hemels, de fonteinen des afgronds, de hand eens mans.
Het geslacht van veel woorden vervaagde in de loop der jaren. Steeds vaker bestempelen we woorden als mannelijk én vrouwelijk – dan staat er in het woordenboek ”(m/v)” achter. Maar in 1566, toen het huwelijksformulier werd opgesteld, waren de meeste woorden nog mannelijk óf vrouwelijk. ”Aarde” en ”zee” zijn tegenwoordig m/v, maar waren in 1566 uitsluitend vrouwelijk. Daarom staat er: ”de dieren der aarde” en ”de vissen der zee”. Hemel was én is mannelijk, dus: ”de vogelen des hemels”.
Redacteur Chris Klaasse bespreekt een taalkwestie.
Reageren? chris@rd.nl