Verkiezingen VS
Deze Amerikaan trok zich terug als presidentskandidaat

Jezelf terugtrekken uit de verkiezingscampagne, kan dat? Die vraag is actueler dan ooit na het belabberde tv-debat van Joe Biden. President Lyndon Johnson deed het in 1968. Met uiteindelijk een teleurstellend resultaat voor de Democraten.

2 July 2024 12:46Gewijzigd op 2 July 2024 14:55
beeld RD
beeld RD

Veel mensen dachten dat het een 1 aprilgrap was. LBJ –zoals Johnson vaak werd genoemd– zei op de late zondagavond van 31 maart 1968 aan het slot van een televisietoespraak over de oorlog in Vietnam plotseling, dat hij niet langer kandidaat was voor de presidentsverkiezingen van dat jaar. „Ik zal niet streven naar de nominatie van mijn partij voor een nieuwe termijn als uw president, en ik zal deze ook niet aanvaarden.”

Die mededeling sloeg in als een bom. Zelfs zijn naaste familie was geschokt. Ja, LBJ had in kleine kring meer dan eens gemijmerd over de vraag wat het zou betekenen als hij zich terugtrok uit de campagne. Maar niemand geloofde dat hij dit echt ging doen. Ook zijn naaste medewerkers wisten van niets. Ze hadden vooraf de toespraak van veertig minuten meer dan eens op papier gelezen. Maar daar stond niet de cruciale zin in. Achteraf bleek dat LBJ naast de besproken versie ook nog een exemplaar voor zichzelf had, met de opzienbarende mededeling.

Commentatoren waren verbijsterd. Roger Mudd, die de toespraak live voor CBS versloeg, zei met stomheid te zijn geslagen. „Wat ik liever zou doen, is nu naar huis gaan en morgenochtend terugkomen en er dan over gaan praten.” Anderen geloofden het niet. Het was immers algemeen bekend hoeveel LBJ erom gaf president te zijn.

Moordenaar

LBJ’s besluit om zich terug te trekken, had alles te maken met de diepe maatschappelijk verdeeldheid, waarvan in 1968 in Amerika sprake was. Met name de oorlog in Vietnam leidde tot felle binnenlandse protesten. Johnson werd tijdens demonstraties gekwalificeerd als moordenaar. Ondanks dat hijzelf voortdurend twijfelde aan het nut van Amerikaanse deelname aan de oorlog in Vietnam, slaagde hij er niet in om het tij te keren. En dat terwijl veel Amerikanen de strijd een zinloze, geldverslindende operatie vonden, die het leven van duizenden Amerikaanse soldaten in gevaar bracht.

De oorlog was niet de enige bron van onrust in de samenleving. Er was meer waarover de Amerikanen verontrust waren. En de tragiek van LBJ is, dat hij het mikpunt van kritiek werd. Terwijl juist hij had gezorgd voor wetgeving op gebied van armoede en racisme, en voor een ziektekostenverzekering waarmee hij achtergestelde groepen tegemoet kwam. Sinds president Roosevelt was er geen president in de VS in geslaagd zo’n omvangrijk binnenlands hervormingsprogramma door te voeren.

Het probleem was dat met het doorvoeren van deze maatregelen, tegelijk de kiem van verdeeldheid werd gelegd. Volgens rechtse groepen had Johnson te veel te snel gedaan. Het systeem was volgens hen overbelast met grote overheidsprogramma’s die de individuele vrijheden vertrapten. Linkse groepen zagen hem daarentegen als de corrupte leugenaar die Amerika het desastreuze, bloedige moeras van Vietnam had ingezogen. Amerika was zo een verdeeld land geworden.

Rellen

In 1965 was de eerste gewelddadige uitbarsting van ontevredenheid. In Watts, een arme wijk in Los Angeles, braken rellen uit. Zij zouden de opmaat zijn tot veel meer geweld later in de jaren zestig. Niet omdat de plannen van Johnson niet goed waren of de uitvoering niet deugde, maar omdat de weerzin tegen het repressief systeem van rassendiscriminatie niet langer viel te onderdrukken. Johnson deed wat hij kon, en meer dan dat, maar zoals het vaak gaat: het leidde alleen maar tot de vraag om meer. En omdat LBJ die niet naar tevredenheid van achtergestelde groepen oploste, werd hij de kop van Jut. Dat is de tragiek van zijn presidentschap.

In de loop van 1967 stelde Johnson zich meer dan eens de vraag of hij zich wel opnieuw kandidaat moest stellen voor de verkiezingen van 1968. Toch besloot hij dat te doen. Maar toen hij als zittend president bij de voorverkiezingen in New Hampshire ternauwernood won van de tamelijk onbekende kandidaat Eugene McCarthy, wankelde zijn geloof in de mogelijkheid om de verkiezingen van november 1968 te winnen.

Die twijfel nam verder toe, toen Robert Kennedy –tot 1964 nota bene zijn eigen minister van Justitie– zich enkele dagen later achter McCarthy schaarde. Met Kennedy had LBJ een slechte verhouding, Hij besefte bovendien dat de minister bij de verkiezingen een grote bedreiging voor hem vormde. De naam Kennedy had in de VS immers nog steeds een magische aantrekkingskracht. Hoewel Johnson in veel staten de voorverkiezingen had gewonnen, koos hij er uiteindelijk toch voor om zich terug te trekken.

Moordaanslag

Dat was vierenhalve maand voor de conventie van zijn partij – langer dan de anderhalve maand die Biden nu nog scheidt van de Democratische Conventie. Er kon nog veel gebeuren. En er gebeurde veel. Nog geen week nadat Johnson zijn toespraak had gehouden werd dr. Martin Luther King jr ., de enorm populaire leider van de Afro-Amerikanen, in Memphis vermoord. Twee maanden later werd Robert Kennedy, die zich had geprofileerd als vredestichter, doodgeschoten door een Jordaniër. De moordaanslag vond plaats juist op de avond dat Kennedy de voorverkiezingen in Californië had gewonnen en daarmee, heel waarschijnlijk, de Democratische nominatie had binnengesleept. Het land zinderde van onrust.

Dat bleek ook in augustus in Chicago toen de Democratische Conventie werd gehouden. Hoewel de burgemeester van die stad demonstraties had verboden, kwamen tienduizenden mensen naar de metropool om te protesteren tegen de oorlog in toenmalig Indochina (het huidige Vietnam, Laos en Cambodja). Gevolg was dat er hevige rellen uitbraken. De politie van Chicago, waarvan bekend was dat ze doorgaans niet zachtzinnig optrad, greep hard in. Ook in andere steden waren er hevige onlusten. De zomer van 1968 was daardoor een bijzonder hete zomer.

De Democratische conventie nomineerde Hubert Humphrey, de vicepresident van LBJ als kandidaat. Johnson zelf was daar om verschillende redenen uiterst ongelukkig mee. Hij had een slechte verhouding met zijn directe vervanger en bovendien was Humphrey voorstander van voortzetting van de strijd in Vietnam. Johnson stak ook geen vinger uit om Humphrey op het schild te heffen. Sterker, hij sprak zelfs zijn voorkeur uit voor de Republikein Rockefeller. Toen die echter de Republikeinse nominatie verloor aan Nixon, bleek Johnson eigenlijk nog meer voor Nixon als zijn opvolger te voelen dan voor Humphrey. Het tekent de verdeeldheid binnen de Democratische Partij.

Tegen die achtergrond is het niet verwonderlijk dat de Democraten uiteindelijk verloren bij de presidentsverkiezingen van 1968. De terugtrekking van de impopulaire Johnson had de partij geen winst opgeleverd. Politicoloog Kerwin Swint van Kennesaw State University in Atlanta en specialist op gebied van politieke campagnes zegt daarover: „De les van 1968 is dat een partij die intern verdeeld is, de verkiezingen niet kan winnen. Het helpt dan ook niet als een impopulaire kandidaat zich terugtrekt.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer