De moord op de Amerikaanse politicus Robert F. Kennedy, dinsdag een halve eeuw geleden, moet opnieuw worden onderzocht. Niet alleen mensen die geloven in samenzweringstheorieën maar ook zijn eigen zoon, Robert F. jr., eisen heropening van het gerechtelijk onderzoek.
Twijfels of Sirhan Sirhan, een Palestijnse christen, werkelijk zijn vader doodschoot, had Robert F. jr. al jaren. Maar na het lezen van de politierapporten over de moord en het autopsieonderzoek stond het voor hem nagenoeg vast dat Sirhan Sirhan het niet kon zijn of dat hij –op zijn minst– niet de enige kon zijn. Om dit bevestigd te krijgen, zocht Kennedy jr. de man op in zijn cel, waar hij een levenslange gevangenisstraf uitzit. Door dit bezoek namen zijn bedenkingen alleen maar toe.
„Ik wil niet zonder meer zeggen dat hij onschuldig is, Het gaat mij erom te voorkomen dat de verkeerde man vastzit. Mijn vader was minister van Justitie. Hij zou het onverteerbaar vinden als een onschuldige zijn jaren in een cel versleet.”
Robert Kennedy was in 1968 bijna net zo populair als zijn broer John F. Kennedy, die op 22 november 1963 in de Texaanse stad Dallas werd doodgeschoten. Min of meer tegen zijn zin was Robert, in de familiekring Bobby genoemd, in 1961 minister van Justitie geworden in het kabinet van zijn broer. Hij had die post aanvaard omdat zijn vader dat van hem verlangde. Toen in 1964 Lyndon B. Johnson, de vicepresident van John F., zich kandidaat stelde voor de Democratische partij besloot Robert niet mee te dingen naar het presidentschap. Hij werd senator voor de staat New York.
Vier jaar later zag Johnson ervan af om opnieuw een gooi naar het presidentschap te doen. De kwestie van de burgerrechten en vooral de oorlog in Vietnam braken hem op. Daarop stelde Robert zich kandidaat. Hij beloofde een snel einde aan de oorlog in Zuidoost-Azië en zich in te spannen voor het beëindigen van de binnenlandse verdeeldheid. Zijn boodschap was dat alle Amerikanen, dus ook het bedrijfsleven, de wetenschap en de kerken, moesten bijdragen aan een beter leven voor alle Amerikanen.
Twee kernwoorden stonden centraal in zijn boodschap: vergiffenis en eenheid. Daar smachten alle Amerikanen naar, vooral na de spanningen in voorgaande jaren tussen blank en zwart. Dat sloeg aan. Bovendien had Robert zijn familienaam als voordeel.
Tijdens zijn strijd om de Democratische nominatie werden veel, vooral zwarte Amerikanen niet moe de „heldendaad” in Indianapolis van Robert Kennedy te herhalen. Die had hij op zijn naam geschreven toen op 4 april 1968 Martin Luther King werd doodgeschoten en Robert Kennedy desondanks niet aarzelde om op de avond van die dag in het hart van downtown Indianapolis een toespraak te houden.
De politie had hem gezegd dat ze niet voor de veiligheid van Robert Kennedy kon instaan. De toespraak die de Democraat daar voor duizenden bijeengekomen meest zwarte burgers hield, is –naar het oordeel van veel deskundigen– een van de beste politieke speeches in de geschiedenis.
Op 5 juni ging het echter mis. Een schutter, volgens de rechter Sirhan Sirhan, doodde Kennedy. Toch is lang nog niet iedereen ervan overtuigd dat deze Palestijnse immigrant werkelijk de dader is. Sirhan Sirhan zelf zegt zich niets te herinneren. Een geraadpleegde psychiater denkt dat de man onder hypnose was toen hij de moord pleegde.
Maar dat is niet het enige. Er zijn vragen over de rol van de FBI en de CIA. Waarom adviseerde de FBI-agent Kennedy om via de keuken van de ene zaal naar de andere te gaan? En hoe kon Sirhan Sirhan weten dat de politicus die route zou kiezen? Bovendien, en dat is voor Robert jr. reden om een nieuw onderzoek te vragen, zijn er meerdere kogelinslagen gevonden. Was er dan toch een tweede schutter?
Merkwaardig is ook dat Jim Braden op die dramatische avond aanwezig was in het hotel in Los Angeles. Hij werd vijf jaar eerder, kort na de moord op president Kennedy in Dallas, aangehouden omdat men hem verdacht van de moord. Later werd hij vrijgelaten. Maar waarom was hij nu weer bij de plaats van het onheil?
De jonge Kennedy wil de onderste steen boven hebben. „Er zijn dertien kogels geteld. Die kunnen nooit allemaal uit het wapen van Sirhan Sirhan gekomen zijn. Daarmee schiet je maximaal acht kogels af. Daar komt nog bij dat mijn vader ook in zijn rug is geschoten. Dat kan de man die nu is veroordeeld nooit hebben gedaan. Die kwam van voren. Kortom, ik heb tal van vragen.”
Presidentskandidaat in keuken vermoord
Op 5 juni 1968 hield Robert Kennedy ’s avonds laat een toespraak in de balzaal van het Ambassador Hotel in Los Angeles omdat hij de voorverkiezingen in de staat Californië had gewonnen. Daarna zou hij nog een twee toespraak moeten houden, maar eerst wilde hij de journalisten te woord staan. De FBI-agent die hem moest beveiligen wees hem een snelle route van de ene zaal naar de andere: via de keuken. Daar stond Sirhan Sirhan, achter een ijsmachine. Op het moment dat Robert Kennedy dicht bij hem was, sprong hij tevoorschijn en schoot hem, vermoedelijk, neer.
Sirhan Sirhan werd vrijwel direct gearresteerd. Na onderzoek werd hij schuldig bevonden. De rechter veroordeelde hem tot levenslang; een straf die hij nog steeds uitzit.
Voor justitie was het belangrijkste bewijs dat deze christen-Palestijn in zijn dagboek opmerkingen had gemaakt waaruit bleek dat hij een hartgrondige afkeer had van Robert Kennedy, die naar zijn oordeel te veel pro-Israël was. Daarnaast had Sirhan Sirhan recent een vuurwapen gekocht, waaruit volgens het politierapport de dodelijke kogel afkomstig was.