OpinieOpinie
Onderwijs heeft leraren nodig die van een vak houden en er veel over weten

Op 25 juni nam een markant onderwijsbestuurder afscheid, dr. Richard Toes. Het RD plaatste een interview met dit boegbeeld van de Driestar-Wartburgscholengroep (22-6). Graag wil ik enkele zaken die hij noemt onderstrepen, nuanceren en in perspectief plaatsen.

Piet Murre
„Een sollicitant voor Frans die geen literair werk gelezen heeft, is onthutsend. Hoe kan zo iemand ooit een rolmodel zijn?” beeld iStock
„Een sollicitant voor Frans die geen literair werk gelezen heeft, is onthutsend. Hoe kan zo iemand ooit een rolmodel zijn?” beeld iStock

Een constante in het werk van Toes is zijn aandacht voor dikke docenten: leraren die van een vak houden, er veel over weten en breed lezen. Een leraar is niet zomaar een regisseur en coach, een kleurloze facilitator. Hij heeft zélf een belangrijke inbreng en gaat over de inhoud. Het belang van passie voor en kennis van een vak deel ik volledig. Dat geldt alle soorten van onderwijs. Met hun kennis kunnen leraren onbekende werelden openen. Ze kunnen vragen stellen die leerlingen zichzelf niet automatisch stellen – en een route in hun les plannen die daar ook echt iets mee doet. Ze zíjn er gelukkig, zulke docenten. En ze floreren in goede potgrond, in een school waar rust heerst, met niet te veel schoolplannen en ”beleid”.

Pedagogische driehoek

Van de pedagogische driehoek maakt behalve de docent en de vakinhoud ook de leerling deel uit. Die komt er wat bekaaid af in Toes’ betoog en moet vooral zitten en luisteren, lijkt het. De driehoek heeft zijn wortels in Aristoteles en is het onderwijsdomein binnen gehaald door Cicero en Quintillianus. Als we bij Driestar educatief in het boek ”Gidsen” (2021) een deel van ons verhaal eraan ophangen, is dat dan ook een teruggrijpen dat veel verder gaat dan prof. J.D. Imelman. Belangrijker is echter dat de drie punten van de driehoek in balans moeten zijn. De vakinhoud, bijvoorbeeld, is een uitsnede van de werkelijkheid Gods. Wat uit de geschapen werkelijkheid zou bij de leerlingen gebracht moeten worden die op een bepaald moment onze school bevolken? Het nadenken over de inhoud zou een interessant agendapunt kunnen zijn.

Ook zullen leerlingen actief moeten zijn of daartoe uitgelokt moeten worden, wil het tot leren en verwerken en vormen komen. Herman Bavinck, die waarlijk niet van adhesie met ”de eeuw van het kind” beschuldigd kan worden, zegt „[om] het kind zelf innerlijk te vormen, moet er van den kant van het kind altijd eenige werkzaamheid bijkomen (…) het kind [mag] bij het onderwijs nooit volstrekt passief zijn of als zoodanig worden behandeld”. Om die actieve leerhouding te bewerkstelligen, moet een leraar doorgaans veel meer doen dan slechts een verhaal afsteken voor ijverig knikkende (of knikkebollende) leerlingen.

Literatuur

Toes pleit voor docenten die lezen. Terecht. Het voorbeeld van de sollicitant voor Frans die geen literair werk gelezen heeft, is onthutsend. Hoe kan zo iemand ooit een rolmodel zijn? Hoe kan zo iemand ooit leerlingen iets meegeven van, ik noem maar wat, enkele gedachten van Pascal? Ik prijs me gelukkig dat literatuur altijd een prominente rol heeft gespeeld in de lerarenopleidingen voor de talen van Driestar educatief. Deze opleidingen worden ook hoog gewaardeerd; in de recente Nationale Studenten Enquête stond de opleiding Engels op alle punten bovenaan. En wat betreft het lezen van leerlingen, studenten en docenten, mijn collega dr. Janneke de Jong, die na de zomer hoopt aan te treden als lector geletterdheid, zal daar zeker werk van maken. Vakinhoud heeft bij ons bij alle opleidingen altijd hoog in het vaandel gestaan en dat moet ook zo blijven.

Daar zit dan nog wel een punt van aandacht, want de kennis van die vakinhoud moet na een opleiding up-to-date blijven. Die betreft óók de vakdidactiek en is breder dan het lezen van boeken, hoe waardevol dat ook is. Up-to-date blijven vraagt tijd, rust, interesse, investeren en lessen aanpassen. Als dat bij moderne vreemde talen meer zou gebeuren, zou de overdosis grammatica eindelijk eens geëlimineerd worden. Algemene didactische modellen en werkwijzen hebben hun waarde, maar veel vakken hebben een eigen wijze van kennis verwerven en onderwijzen: de vakdidactiek. Er ontstaan soms nieuwe inzichten en het is goed om met enige regelmaat iets vakdidactisch te lezen. Dat verkleint het risico op veel leservaring maar weinig expertise. Ik haast me erbij te zeggen dat daar dan wel de mentale ruimte en agendatijd voor moet zijn.

Als derde noemde ik dat kennis van vakinhoud verder gaat dan boekenkennis. Het gaat vooral over de werkelijkheid. Daarom horen internationale studietrips naar landen voor de talen en voor aardrijkskunde erbij, bijvoorbeeld. Maar ook voor beroepsgerichte vakken. Ik ken een timmerman die ontzettend veel weet van oude gebouwen. Hij las daar ook over, trouwens. Bovendien kon hij ook goed kijken in een stad en naar een gebouw. Dan is het een genot om van hem een lesje te leren.

Meer doen met minder

Toes’ aandacht voor dikke docenten verdient opvolging. Niet door docenten over de hekel te halen of hun murw te beuken met een overdosis aan verwachtingen. Evenmin door slaafs een methode te volgen. Maar door te onderscheiden wat er werkelijk toe doet en vervolgens meer te doen met minder.  Dat heeft alles te maken met recht doen aan hen en aan het inleiden van leerlingen in de werkelijkheid Gods. Mooi om met de zomer in het vooruitzicht nog eens over te mijmeren.

Dr. ir. P.M. Murre is lector ”schoolvakken en didactiek vanuit christelijk perspectief” bij Driestar educatief.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer