Bij gebruik AI in onderwijs moet oefening samengaan met bezinning
Artificial intelligence (AI) zorgt voor reuring in de onderwijstent. Media publiceren erover, leraren praten erover, beleidsmakers zijn ongerust. Leerlingen gaan intussen vrolijk verder met het gebruik ervan.
Er kan van alles met artificial intelligence (AI) ofwel kunstmatige intelligentie (KI). Vader Jan is boos op de pleinwacht die zijn zoon heeft geslagen. AI maakt in een mum van tijd een boze maar beleefde brief aan de directeur. Leraar Piet laat AI meerkeuzevragen maken over zijn les. Leerling Joris schrijft met AI een gedicht in de stijl van Shakespeare. Korneel produceert met AI een raptekst over Gomarus en Arminius die theologisch aardig klopt. Sommige leraren denken dat ze kunstproducten van echt kunnen onderscheiden. Dat is echter lang niet altijd zo en het gaat in elk geval steeds moeilijker worden.
Technologische hulpmiddelen kunnen het onderwijs zó beïnvloeden dat vergeten wordt dat het ooit anders ging. De verplichte invoering van het schoolbord, in 1830, heeft ervoor gezorgd dat de tafeltjes met de neuzen naar voren staan en alle leerlingen ook. Nu ervaart iedereen dat als gewoon. De komst van de boekdrukkunst zorgde ervoor dat studenten zelf boeken kregen om te lezen. Lang niet alle docenten op de universiteiten waren enthousiast. Studenten zouden vast allerlei verkeerde denkbeelden gaan vormen. Inmiddels zouden we willen dat leerlingen en studenten méér zouden lezen in plaats van minder. Iets dergelijks kan met AI ook gebeuren, hoe onvoorstelbaar dat nu misschien ook is.
Project ”Ik”
De uitdaging waar we voor staan, laat zich in twee vragen samenvatten: Hoe kunnen we met AI het goede bevorderen en hoe kunnen we met AI het kwade tegengaan? Bij het goede horen wellicht dingen als meer kunnen doen in minder tijd en AI laten doen wat het beter kan dan mensen. Bij het goede horen zeker waarde(n)volle zaken als het geven om anderen, ergens (samen) voor verantwoordelijk willen zijn, goed werk willen leveren, tot diepgaande kennis komen en wijsheid verwerven, aandacht en rust. Dat gaat ook nu niet vanzelf, en AI maakt het ingewikkelder.
Bij het kwade horen steeds verder gaande individualisering en gerichtheid op ”project Ik”, verlies van betekenis, gemakzucht, vormen van bedrog en bedrogen worden. Deze bedreigende kant van AI vindt aansluiting bij de maatschappij en ons zondige ik en kan (en zal) ook gemakkelijk gebruikt worden door de Bedrieger. Naast dat ouders en de overheid een bepaalde taak hebben, vraagt dit het nodige van leraren in het ontwerpen en geven van hun lessen.
Daarbij spelen in elk geval vier zaken een rol: de doelen die we nastreven, de situatie die we aantreffen bij de start van een les, de keuze van inhoud, werkvormen en materialen bij het inrichten van onze les, en hoe we evalueren. In aansluiting op wat ik schreef in hoofdstuk 8 van de christelijke schoolpedagogiek ”Gidsen” (2021) vallen er enkele toespitsingen te maken.
Normaal
Doelen lopen uiteen van idealen tot concrete lesdoelen. Het grote ideaal, vorming tot een christelijk burger, moet hetzelfde blijven. Op het niveau van de leerdoelen komen er dingen bij. Hoe beslis je wanneer je AI wel of niet gebruikt? Waar kan Joris aan zien dat het AI-gedicht inderdaad iets van Shakespeare weg heeft? Moet Korneel zo’n raptekst wel willen laten maken? Kan vader Jan niet beter de telefoon pakken?
Het belangrijkste criterium is niet zozeer of iets door mensen gemaakt is of niet en of dat te onderscheiden valt. Ook nu is er veel dat door of met technologie gedaan wordt en dat is vaak een zegen. Het gaat er veel meer om of de waarheid bevorderd wordt, evenals het inzicht in het vak en het onderwerp waar het in die lessen om gaat. Daartoe is het verantwoord leren omgaan met AI cruciaal en dat zou in lesdoelen terug te vinden moeten zijn.
Als leraar houd je rekening met de situatie aan het begin. Hoe staan leerlingen erin en wat weten en kunnen ze al? De komst van AI zorgt ervoor dat informatie niet alleen sneller gevonden kan worden, maar ook geproduceerd kan worden in een behoorlijk hoogwaardige vorm. Leerlingen zullen daar standaard gebruik van gaan maken en dat normaal gaan vinden, net als wijzelf vermoedelijk en de rest van de maatschappij.
Meer gesprek
Omdat de beginsituatie verandert en de doelen deels verder toegespitst worden op AI, zullen ook de werkvormen en de leermiddelen anders ingezet moeten worden. Opdrachten die nu bedoeld zijn om het analytisch of evaluatief vermogen van leerlingen te vergroten, zullen bijvoorbeeld moeten veranderen. Te denken valt aan meer gesprek vooraf en achteraf: over de doelen, de betekenissen, de vormgeving, over betrouwbaarheid en aannames. Ook een tekst die je op internet vindt, kan met AI gemaakt zijn.
Laat leerlingen kennismaken met een stukje uit de werkelijkheid dat iets belangrijks zegt over je vak en laat hen daar vervolgens een eigen vlog over maken. Laat hen bij een (zelfgeschreven?) opdracht een presentatie opnemen. En er zijn trucs, zoals materiaal gebruiken dat (nog) niet op internet te vinden is. Soms zijn die trucs meer fijnslijperij dan dat ze het leren bevorderen, zoals bepaalde woorden op bepaalde posities gebruiken. AI kan ook goede dingen doen, zoals het verbeteren van teksten die leerlingen schrijven, waar je hen vervolgens op kunt laten reflecteren.
Toetsdeskundigheid
De vierde kwestie bij het geven van lessen is hoe je evalueert in hoeverre er geleerd is. Sommigen pleiten voor meer mondelinge toetsen. Dat vraagt echter veel tijd en om die deugdelijk te laten zijn ook veel toetsdeskundigheid. Zolang voldaan is aan de voorwaarde dat je kunt nagaan of leerlingen zelf iets geproduceerd hebben, verandert er op dit punt weinig. Dat geldt zowel voor feedback als voor het vaststellen van een score.
Echt contact
Wanneer deze poging tot bezinning op wat AI voor het onderwijs betekent, wordt samengevat, lijkt het erop dat AI ons noopt om lesdoelen aan te scherpen en rekening te houden met andere bekwaamheden van leerlingen, door individuele, gezamenlijke en klassikale werkvormen anders te kiezen. De lesstof en de manier van evalueren en toetsen behoeven niet direct wijziging, mits aan het voorgaande voldaan is. De uitdaging lijkt te zitten in meer letterlijke zichtbaarheid van leerlingen en wat ze doen. Echt contact dus en interactie in werkelijke ontmoetingen tussen leraar, leerling en de ons omringende werkelijkheid.
Belangrijk is om in de huidige fase van het bestaan van AI gezamenlijke bezinning en praktisch oefenen hand in hand te laten gaan in het onderwijs. We moeten ons noch door beloften laten inpakken, noch door bedreigingen uit het veld laten slaan, maar onder een open hemel werken zolang het dag is.
Dr. ir. P.M. Murre is lector ”schoolvakken en didactiek vanuit christelijk perspectief” bij Driestar educatief.