Bij Frank Westerman worden mensen dwaalgasten in het rijk van de dieren
Van de majestueuze ijsbeer tot de nederige paling – verhalen over zeven diersoorten vormen het onderwerp van Frank Westermans nieuwe boek. Maar kún je een verhaal wel vertellen vanuit dierlijk gezichtspunt alleen? Ook de schrijver vraagt het zich af.
Voor wie nog nooit een boek van Frank Westerman gelezen heeft, is ”Zeven dieren bijten terug” waarschijnlijk even wennen. Zo veel informatie, zo veel verhalen door elkaar. De schrijver beweegt zich meanderend door een oceaan van wetenswaardigheden uit heden en verleden, en wat hij precies met al die verhalen wil is op het eerste gezicht niet meteen duidelijk.
Van de Hollandse zeelieden die in 1596 op Nova Zembla oog in oog komen te staan met ijsberen schakelt het verhaal via de narwaltanden in de Londense Fishmongers Hall over op het Amsterdamse palingoproer, de raadselachtige verdwijning en wederopstanding van de rotgans en de rendieren die conflicten veroorzaken aan de Russische grens.
Pas als je je als lezer aan Westermans associatieve, anekdotische manier van vertellen overgeeft, wordt ”Zeven dieren bijten terug” een bijzondere leeservaring – zoals eerdere titels van zijn hand. Niet voor niets heeft Westerman veel erkenning gekregen voor zijn mooie, literair geschreven boeken over bijna vergeten geschiedenissen. Het bekendst werd hij met ”De graanrepubliek” (1999), zijn boek over de geschiedenis van de Nederlandse landbouw en het bijbehorende beleid, geïllustreerd via het verhaal van de opkomst en ondergang van de Groninger graanbaronnen. Maar ook met andere titels, zoals ”Ingenieurs van de ziel”, ”El negro en ik” en ”Stikvallei”, veroverde hij een breed lezerspubliek.
Voor dit nieuwe boek heeft hij zich laten inspireren door het oude, middeleeuwse genre van het bestiarium, de voorloper van de dierenencyclopedie. Denk aan ”Der naturen bloeme” van Jacob van Maerlant. Die vergelijking snijdt hout, want ook zo’n middeleeuwse schrijver somt dier voor dier alle wetenswaardigheden op die hij in andere boeken is tegengekomen. Compleet met fabelachtige onwaarschijnlijkheden en stichtelijke of morele toepassingen. Alles gewoon naast elkaar gepresenteerd. Als lezer moet je zelf maar zien wat je ermee doet.
Datzelfde gevoel bekruipt je soms ook als lezer van ”Zeven dieren bijten terug”. Het historische verhaal van de tocht van Willem Barentsz en de overwintering op Nova Zembla in 1596-1597 vormt een dunne rode draad in het boek, een verhaal over mensen die als ‘dwaalgasten’ –eenzame vogels die buiten hun eigen territorium zijn geraakt– het witte, winterse rijk betreden waar rendieren, ijsberen en rotganzen de toon aangeven. Maar verder gaat Westermans boek vooral over de dieren zelf, dieren met wie Barentsz en de zijnen zich geconfronteerd zagen: de narwal, de lemming, de paling, de rotgans, de ijsbeer, het rendier en de koningskrab.
Het geeft aan wat de schrijver doen wil: de geschiedenis vanuit een ander perspectief vertellen, vanuit het gezichtspunt van de dieren. Maar omdat dieren nu eenmaal zélf hun geschiedenis niet te boek stellen, is de schrijver alsnog aangewezen op alle verhalen die over deze zeven diersoorten onder de mensen de ronde doen.
Zo behandelt hij in het hoofdstuk over de rotgans eerst de oorsprong van het ganzenbord, dan de ontmoeting van Willem Barentsz en de zijnen met een menigte rotganzen, om vervolgens over te schakelen op de verdwijning en verschijning van rotganzen in Nederland. Alles komt langs: de familienamen op Wieringen, een gesprek over ganzen met de Nederlandse landbouwattaché in Moskou, de verdwenen zeewierveldjes in de Waddenzee, de activistische vogelaars, de ganzen die de Texelse landbouwgronden kaalvreten nadat ze zijn teruggelokt, de boze boeren en uiteindelijk de boosdoener achter de schermen: Jozef Stalin, die de goelaggevangenen in hun kampen op ganzenvangst stuurde.
Onder en achter al die kleine en grotere verhalen schuilen intussen de vragen die Westerman in dit hoofdstuk stellen wil: Is de natuur maakbaar? Kun je als mens nieuwe natuur scheppen? Sterker: moet je dat wíllen? Tussen de regels door suggereert hij zelfs dat die behoefte van de hedendaagse mens –de natuur beschermen en sturen– ten diepste een religieuze behoefte is: „De kerken liepen leeg, maar de Vereniging tot Behoud van de Waddenzee groeide begin jaren zeventig met achtduizend leden per maand. Alsof het communicerende vaten betrof: terwijl het geloof in God zienderogen slonk, nam de aanbidding van de Natuur een hoge vlucht.”
Maar verder gaat Westerman niet. Hij signaleert slechts: „De aarde lijdt onder kaalslag en roofbouw die je vanuit de ruimte kunt zien. Massa’s mensen zijn aan het rennen, velen verdrinken in zee.” En de lezer moet dan zelf verder denken, in het spoor dat de schrijver suggereert. Met zijn fraai vertelde verhalen raakt hij steeds opnieuw aan de grote filosofische en ethische kwesties van onze tijd, maar duidelijke antwoorden komen er niet altijd. Moeten de dieren en de levenloze natuur (rivieren, landschappen) zélf een stem hebben als het gaat om de toekomst van de aarde? Is de mens met zijn verwoestende aanwezigheid niet de grootste plaag voor de planeet? Hoe kunnen we de explosieve bevolkingsgroei remmen?
Met het verhaal over de dood van zijn vader –in het hoofdstuk over de lemmingen, die zich in jaren van explosieve groei massaal van de rotsen zouden storten– betrekt hij zelfs het debat over ”voltooid leven” erbij. Zulke vragen stellen zonder ze ethisch in te kaderen is overigens een risicovol pad, vind ik. Maar dat is wat Westerman doet. Hij lijkt in veel opzichten een agnost: hij kiest geen duidelijke standpunten, hij vertelt slechts verhalen.
Het doet denken aan wat de schrijver, bijna twintig jaar geleden, in een interview met deze krant zei: „Mijn boeken gaan over zaken die me niet onverschillig laten, die ik wezenlijk vind, en ik wil graag dat mensen daardoor aan het denken gezet worden. Maar hoe moet ik zeggen waar ze uit moeten komen als ik dat zelf ook niet precies weet?”
Toch schemert er bij sommige kwesties wel een begin van een antwoord door, hier en daar. Nee, de paling hoeft geen zeggenschap te krijgen over zijn eigen lot. En nee, je hoeft als mens de natuur niet de hele tijd bij te sturen en te redden – met de ijsberen gaat het verrassend genoeg veel beter dan iedereen voorspelde. En nee, de natuur is niet maakbaar, evenmin als het leven zelf. Maar je moet je, als mens, wél afvragen hoe je de verwoestende invloed van mensen op hun omgeving kunt afremmen. Met die laatste, centrale vraag, laat Westerman zijn lezers achter.
Zeven dieren bijten terug, Frank Westerman; uitg. Querido Fosfor; 296 blz.; € 24,99