„Als elke leerling juiste boek krijgt, schiet leesniveau omhoog"
Hoe krijgen we kinderen weer aan het lezen? Volgens juf Anne Steenhoff (27) hoeft dat niet ingewikkeld te zijn. Ze krikte het leesniveau van haar groep 8 binnen een halfjaar op met een simpele en effectieve methode: veel en vaak goede boeken lezen.
Goed zichtbaar, voor in haar lokaal op de Utrechtse basisschool Happy Kids, staat een rijtje van twintig boeken. Eén voor elke leerling uit haar klas. Steenhoffs leerlingen lezen iedere dag minstens een halfuur. Zelf leest ze dan ook een jeugdboek of roman. Want veel en vaak lezen is dé manier om goed te leren lezen, is haar overtuiging. En daarin ben je als leerkracht een voorbeeld.
Al in haar tijd op de pabo, vijf jaar geleden, schrok Steenhoff van het leesniveau dat ze aantrof in stageklassen. En van de manier waarop leerkrachten daarmee omgingen. „Op een van mijn stages zat ik tijdens het leeskwartier van mijn klas zelf ook te lezen. Mijn stagebegeleider tikte me op de vingers: Heb je niets beters te doen?”
Het was voor Steenhoff een cruciaal moment. „Toen ging ik kijken wat collega’s deden tijdens het leeskwartier. Mijn conclusie was dat ze allerlei nuttige dingen deden, maar dat er weinig betrokkenheid was bij het lezen.”
Toen Steenhoff vervolgens het niveau van de op school beschikbare boeken onder de loep nam, schrok ze. „Er stonden soms maar drie woorden op een pagina. En als ik collega’s vroeg waarom leerlingen déze boeken lazen, wisten ze het antwoord niet. In vergaderingen kwam bovendien keer op keer terug dat het zo slecht ging met de leesvaardigheid. Zo is het balletje gaan rollen.”
Het moet anders, wist Steenhoff. Dus gooide ze het roer drastisch om. Van haar schooldirectie kreeg ze drie jaar geleden alle ruimte om te experimenteren met het leesbeleid. Dus deed ze de helft van de boeken weg en verving ze door boeken van hogere kwaliteit. Ook stopte ze met begrijpend lezen en verlengde ze de leestijd naar minimaal een halfuur per dag. Met succes: binnen een halfjaar haalde haar volledige klas –„ook de dyslect op de laatste rij”– streefniveau 2F voor lezen, een niveau hoger dan het basisniveau.
Anderhalf jaar geleden schreef ze in NRC een opiniestuk over haar aanpak. Daarop werd ze door uitgeverij Das Mag benaderd voor het schrijven van een boek. Het resultaat, ”Een lui letterland”, verscheen in mei. In haar boek presenteert Steenhoff een stappenplan voor leerkrachten om hun klassen weer aan het lezen te krijgen. De belangrijkste tips: keur je aanbod, verleng de leestijd en verban begrijpend lezen. In het tweede en derde deel van haar boek geeft ze tips aan ouders (zie het kader Tips voor ouders, onderaan dit artikel) en beleidsmakers. Ook bevat het boek een lange lijst met boekentips voor kinderen van verschillende leeftijden.
Leeshaters
Steenhoffs boek opent somber: „We zijn het kwijt, onze liefde voor lezen. (…) Een maatschappij van leeshaters zijn we geworden. Van de huidige Nederlandse volwassenen haalt ruim 2,5 miljoen mensen het basisniveau niet –dat is 1 miljoen meer dan vijftien jaar geleden–, van onze huidige leerkrachten leest 40 procent nooit vrijwillig een boek en een derde van de jongeren loopt het risico om het onderwijs laaggeletterd te verlaten.”
Steenhoff maakt zich dan ook zorgen. Want lezen is een cruciale vaardigheid om in de maatschappij te functioneren. Niet alleen omdat je brieven van de overheid of de bijsluiter van een medicijn moet kunnen lezen, maar ook omdat lezen een van de weinige manieren is om empathie aan te leren. „Lezen is een perfecte manier om een ander te leren kennen die je anders nooit tegen zou komen, omdat hij of zij buiten jouw bubbel valt. Mensen die laaggeletterd zijn, zijn veel gevoeliger voor polarisatie. Als dat voor een derde van de mensen in de maatschappij geldt, vind ik dat heel eng”, licht ze toe.
In het maatschappelijke debat over het dalende leesniveau worden allerlei oorzaken genoemd, schrijft Steenhoff: een verkeerde manier van toetsen, een gebrek aan budget of een zwakke leerlingpopulatie. Maar docenten kijken te weinig naar zichzelf, schrijft Steenhoff: „Dat wij als docenten in de basis misschien te weinig kennis of kunde in huis hebben, hoorde ik nooit. Maar hier zit wel de crux.” De verantwoordelijkheid van leerkrachten voor het leesniveau van kinderen kan niet gauw overschat worden, denkt ze. Het is „net zo’n verantwoordelijke baan als hersenchirurg”.
Maar: we kunnen die verantwoordelijkheid niet alléén bij leerkrachten neerleggen, benadrukt ze. „Iedereen heeft wel een excuus: geen geld, geen tijd… We zien het als een taak voor de ander. En die ander is vaak de school. Maar we hebben ze allemaal nodig: ouders, ooms, tantes, de hele familie, beleidsmakers, mensen die bij de bibliotheek werken… Leerkrachten hebben het leesprobleem niet in hun eentje veroorzaakt, dus ze gaan het ook niet in hun eentje oplossen.”
Op school moet leesvaardigheid getraind worden. Maar leesplezier wordt vooral thuis overgedragen, weet Steenhoff. „Als je uit een gezin komt waar veel gelezen wordt, is de kans dat jij dat ook gaat doen, veel groter.” In christelijke gezinnen is de leescultuur nog meer vanzelfsprekend, denkt Steenhoff. „Omdat je vaste momenten hebt dat je samen uit de Bijbel leest. Plak aan dat leesmoment dan nog een kwartiertje vast”, lacht ze. „Lees dan ook eens een jeugdboek.”
Veredelde strips
Dan maakt het wel uit wélk boek je leest. De huidige top tien van kinderboeken is volgens Steenhoff namelijk „kwalitatief gezien een drama”. Wat is er mis met populaire boeken als ”Het leven van een loser” en ”Dagboek van een muts”? „In veel gevallen zijn het veredelde strips: veel plaatjes, weinig tekst. Ze gebruiken geen rijke taal. Maar het ergste: deze boeken worden qua onderwerp in de markt gezet voor kinderen van negen tot twaalf jaar, terwijl ze qua leesniveau niet verder komen dan groep vier of vijf. Dan lezen kinderen dus structureel onder hun niveau.”
Hoe weet je dan wat wel goede boeken zijn? „Daar is een simpel antwoord op”, zegt Steenhoff. „Sla ze eens open, leg ze naast elkaar.” Ze pakt er een boek bij en vouwt het open, de boekenlegger van een van de leerlingen rolt eruit. „Helaas heb ik geen voorbeeld van een slecht boek om ernaast te leggen”, lacht ze. „Die komen er hier niet in.”
De twee opengeslagen bladzijdes zijn gevuld met letters. „Wat zie je? Zo simpel is het. Als er maar drie zinnen op een bladzijde staan, of de zinnen lopen niet, dan weet je eigenlijk al genoeg. Je hoeft echt geen neerlandicus te zijn om dat te kunnen beoordelen.”
Vaak hoort Steenhoff: Als ze maar lezen, dan maakt het toch niet uit wát ze lezen? Daar heeft ze geen boodschap aan: „Zo werkt het natuurlijk niet. Je gaat ook niet zeven dagen per week met je kind naar de McDonald’s en zegt dan: Ze heeft toch gegeten? Natuurlijk is er niks mis mee om op de wc een Donald Duck te lezen. Maar dat moet niet het enige zijn.”
Ook de methode begrijpend lezen spaart Steenhoff niet in haar boek: het is „de grootste fout die ooit in Nederlands onderwijsland is gemaakt”. Wat is er mis mee? „Wat niet”, verzucht ze. „Er is nooit degelijk onderzoek gedaan naar deze methode. We hebben het overgenomen uit Amerika, naar aanleiding van een heel klein onderzoekje. We dachten: we gaan kinderen de structuur van een tekst aanleren, dan leren ze goed lezen. Maar ik denk dat nu het moment is om te concluderen dat het op die manier niet werkt. En dat het daarnaast het licht uit de ogen haalt, wat leesplezier betreft. Dus laten we er heel gauw mee stoppen.”
Het alternatief is eenvoudig: meer gaan lezen. „Leerlingen worden niet taalvaardig door begrijpend lezen, maar door gewoon goede boeken te lezen.”
Kleine veranderingen
Ondanks de soms felle toon is de teneur van Steenhoffs boek niet somber of sceptisch, maar hoopvol. Niet voor niets luidt de ondertitel: ”Maar zo krijgen we kinderen weer aan het lezen”. „Als ik sceptisch was geweest, had ik dit boek niet geschreven”, beaamt ze. „Kinderen van nu worden niet anders of dommer geboren. Alleen hun omgeving is veranderd.” En daar is iets aan te doen. Dat ondervond ze met haar eigen klas, en nu wil ze anderen aansporen het ook uit te proberen.
„Ik hoop dat de mensen die iets kunnen doen, zich door mijn boek aangesproken voelen om dat ook daadwerkelijk te gaan doen. Om simpele dingen toe te passen, zonder dat het een gigantische berg werk wordt. Kleine veranderingen waardoor het resultaat wel enorm verbetert.”
„„Als leerkracht ben je de schakel tussen wat er in je boekenkast staat en wie er in je klas zitten”” - Anne Steenhoff, schrijver ”Een lui letterland”
De uitdaging voor leerkrachten is om voor elke leerling –zelfs die ene die écht niet van lezen houdt– het juiste boek te vinden. „Dat is een kunst. Daarvoor moet je zelf ook veel kennis hebben van de boeken die er zijn, dus je moet zelf ook veel jeugdboeken lezen. Als leerkracht ben je de schakel tussen wat er in je kast staat en wie er in je klas zitten. Dat vraagt van je dat je veel leest, en dat je je verdiept in je leerlingen. Daar kun je het verschil maken.”
Steenhoffs methode werkt voor iedereen, is haar overtuiging. „Dan heb ik het niet over kinderen met een leerstoornis. Maar wel over kinderen met bijvoorbeeld dyslexie. Kijk, mijn aanpak is niet een soort recept naar niveau 3F. Zo werkt het niet, het uiteindelijke niveau is van veel meer afhankelijk. Maar iedere klas heeft hier baat bij. Waar je dan precies uitkomt, staat niet vast. Maar het werkt in ieder geval beter dan wat er nu wordt gedaan.”
Haar aanpak vereist moed, weet Steenhoff. „Het hele systeem moet op de schop. Het is eng om bepaalde structuren los te laten. Maar ik zou zeggen: probeer het eens een halfjaar. Als de leesresultaten na dat halfjaar gezakt zijn –ik weet bijna zeker van niet– mag je me bellen.”
Een lui letterland – Maar zo krijgen we kinderen weer aan het lezen, Anne Steenhoff; uitg. Das Mag; 105 blz.; € 22,50