De beoogde belastingkortingen voor familiebedrijven bij bedrijfsopvolging zijn waarschijnlijk in strijd met Europese regels voor staatssteun. Demissionair staatssecretaris Marnix van Rij (Fiscaliteit) vindt dat de Tweede Kamer ze moet terugdraaien.
Dat blijkt uit een brief die Van Rij donderdag naar de Kamer gestuurd heeft. De bewuste fiscale tegemoetkomingen zouden in 2025 ingaan.
Het gaat om verruiming van respectievelijk de bedrijfsopvolgingsregeling voor de schenk- en erfbelasting (BOR) en de doorschuifregeling aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting (DSR ab). Het komt erop neer dat ook kinderen of andere verwanten die maar een heel klein belang in een bedrijf hebben, van deze regelingen kunnen profiteren. Voorwaarde is wel dat de familie samen ten minste 25 procent van de onderneming bezit.
Dankzij de BOR en de DSR ab kan een familiebedrijf door de volgende generatie worden voortgezet zonder dat er misschien veel geld uit het bedrijf moet worden gehaald om belastingen te betalen. De regelingen voorkomen op die manier dat de continuïteit van een bedrijf in gevaar komt.
Staatssecretaris Van Rij heeft een advocatenkantoor naar de verruimingen laten kijken. Dat komt tot de conclusie dat deze bevoordeling van familiebedrijven in vergelijking met andere bedrijven „vanuit staatsrechtelijk perspectief kwetsbaar is”. Dat zou betekenen dat de Europese Commissie die waarschijnlijk afkeurt.
Gelijkheidsbeginsel
Daarnaast heeft Van Rij zijn eigen ambtenaren gevraagd of de voorkeursbehandeling strijdig is met het gelijkheidsbeginsel uit de Grondwet. Volgens de ambtenaren is dat voor een deel van de beoogde belastingkortingen waarschijnlijk het geval.
Ook de Belastingdienst is kritisch. Die vreest dat de verruiming van de vrijstelling van schenk- en erfbelasting moeilijk uit te voeren is. De regels zouden moeilijk te handhaven zijn en er is kans op fraude.
De bewindsman concludeert dat de verruimingen onhoudbaar zijn. Wel is hij nog bereid om informeel bij de Europese Commissie te peilen of die ook vindt dat er sprake is van staatssteun. Van de landsadvocaat wil hij horen hoe die aankijkt tegen mogelijke schending van het gelijkheidsbeginsel.
Verbaasd
Albert Jan Thomassen, directeur van de vereniging van familiebedrijven FBNed, vindt het vreemd dat Van Rij nu met deze brief komt. Hij wijst erop dat de verruimingen door het parlement zijn aangenomen. Dat die bij de Europese Commissie onhoudbaar zouden zijn, verbaast hem. „Ook in andere lidstaten gelden voor familiebedrijven vergelijkbare regelingen.”
Wat de handhaafbaarheid betreft, zegt Thomassen: „De bewijslast ligt bij de indiener, niet bij de Belastingdienst. Die moet wel de kennis hebben om het bewijs te beoordelen, maar dat is geen reden om de regelingen tot niet uitvoerbaar te bestempelen.”
Stefan Tax, lobbyist voor grote familiebedrijven, zegt dat het wel of niet gebruik mogen maken van de BOR het bestaansrecht van „oer-Hollandse familiebedrijven raakt. Het is juist oneerlijk als die worden uitgesloten.” Ook hij verwijst naar andere Europese landen „die überhaupt geen schenk- en erfbelasting hebben”.